ECLI:NL:RBNNE:2018:1235

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
6 april 2018
Zaaknummer
C/18/181081 / PR RK 17/444
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 16 maart 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker, die in persoon procedeerde, had mr. T.F. Bruinenberg gewraakt in een aanhangig geschil met de Belastingdienst/Toeslagen. Tijdens de zitting op 12 december 2017 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek ingediend, maar mr. Bruinenberg heeft in een brief van 20 december 2017 laten weten dat hij niet in het wrakingsverzoek berust. Het wrakingsverzoek werd op 9 maart 2018 behandeld door de wrakingskamer, bestaande uit voorzitter mr. P.J. Duinkerken en leden mrs. Th.A. Wiersma en M. Sanna. Verzoeker heeft zijn verzoek toegelicht, maar mr. Bruinenberg en de Belastingdienst/Toeslagen waren niet ter zitting aanwezig.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. Verzoeker heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die deze vrees objectief gerechtvaardigd maken.

De rechtbank concludeert dat de bezwaren van verzoeker niet specifiek genoeg zijn en dat zijn wantrouwen jegens de rechtspraak in het algemeen geen grond kan zijn voor de wraking van mr. Bruinenberg. Uiteindelijk wijst de rechtbank het wrakingsverzoek af en bepaalt dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 maart 2018.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/18/181081 / PR RK 17/444
Datum beslissing: 16 maart 2018
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam 1],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna [verzoeker] te noemen,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1.
Ter gelegenheid van de zitting van 12 december 2017 heeft verzoeker mr. T.F. Bruinenberg (hierna: mr. Bruinenberg), rechter in deze rechtbank, gewraakt in een aanhangig geschil tussen de Belastingdienst/Toeslagen en verzoeker (zaaknummer: LEE AWB 16/4977 ZORG TS).
1.2.
Bij brief van 20 december 2017 heeft mr. Bruinenberg kenbaar gemaakt dat hij niet in het wrakingsverzoek berust.
1.3.
Op 9 maart 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, en mrs. Th.A Wiersma en M. Sanna, leden.
1.4.
[verzoeker] is ter zitting verschenen en heeft, aan de hand van zijn pleitnotitie, zijn verzoek toegelicht. Mr. Bruinenberg en de Belastingdienst/Toeslagen zijn met kennisgeving niet ter zitting verschenen.
1.5.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 8:15 e.v. Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
2.3.
[verzoeker] legt in de eerste plaats aan zijn verzoek ten grondslag dat mr. Bruinenberg de burgerrechten van [verzoeker] heeft teruggevorderd en deze niet voor de zitting van 12 december 2017 aan hem heeft teruggegeven. Uit de door [verzoeker] gegeven toelichting is het de rechtbank echter niet gebleken in welk opzicht mr. Bruinenberg in dat verband tekort zou zijn geschoten. [verzoeker] heeft geen concrete feiten en/of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat mr. Bruinenberg, in verband met die burgerrechten, vooringenomen is of er zich zwaarwegende aanwijzingen voordoen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.
2.4.
De overige bezwaren die [verzoeker] opwerpt hebben betrekking op de rechtspraak in zijn algemeen. De rechtbank overweegt dat de in artikel 8:15 Awb genoemde feiten en omstandigheden betrekking dienen te hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. De grondslag van de wraking moet dan ook de betrokken rechter betreffen. De door [verzoeker] opgeworpen bezwaren die getuigen van zijn wantrouwen tegen de rechtspraak in zijn algemeen, kunnen dan ook geen grond opleveren voor de wraking van mr. Bruinenberg.
2.5.
Een en ander in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de slotsom dat het wrakingsverzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. Bruinenberg af;
3.2.
bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer LEE AWB 16/4977 ZORG TS) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoeker] , mr. Bruinenberg en aan [naam 2], gemachtigde van de Belastingdienst/Toeslagen,
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mrs. Th.A. Wiersma en M. Sanna, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2018.
typ: 29815