ECLI:NL:RBNNE:2018:1230

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
6 april 2018
Zaaknummer
157401
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en gezag in een echtscheidingszaak met minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de hoofdverblijfplaats en het gezag van hun minderjarige kind. De moeder had zonder toestemming van de vader met het kind van 13 jaar verhuisd naar Friesland. De vader verzocht om het eenhoofdig gezag en om het kind weer bij hem te laten wonen, omdat hij zich zorgen maakte over de opvoedingssituatie bij de moeder. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om het gezag te wijzigen afgewezen, maar heeft het verzoek om de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vader te vestigen toegewezen. De rechtbank heeft hierbij de wens van het kind zwaar laten meewegen, waarbij het kind aangaf dat hij terug wilde naar zijn oude school en vrienden in zijn vertrouwde omgeving.

De rechtbank overwoog dat het gezamenlijk gezag in stand moest blijven, omdat beide ouders een belangrijke rol in het leven van het kind spelen en er geen onaanvaardbaar risico was dat het kind klem zou raken tussen de ouders. Wat betreft de hoofdverblijfplaats, heeft de rechtbank de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de opvoedsituatie bij de moeder meegewogen. Het kind had in een kinderverhoor duidelijk gemaakt dat hij zich niet thuis voelde in Friesland en dat hij graag terug wilde naar zijn oude woonplaats. De rechtbank concludeerde dat het in het belang van het kind was om zijn hoofdverblijfplaats bij de vader te vestigen, zodat hij snel kon verhuizen en ingeschreven kon worden op een school in de buurt.

De omgangsregeling tussen de vrouw en het kind werd vastgesteld op een weekend per veertien dagen, evenals de helft van de schoolvakanties en bijzondere feestdagen. De rechtbank verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zodat het kind niet langer in onzekerheid zou verkeren over zijn hoofdverblijf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/157401 / FA RK 17-1400

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 3 januari 2018

inzake

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. T.G.M. van den Broeke, kantoorhoudende te Renkum,
tegen

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.J. de Boer, kantoorhoudende te Leeuwarden.

De procesgang

Het procesverloop blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 oktober 2017, van de man;
- het verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig voorwaardelijk verzoek, van de vrouw.
De zaak is behandeld ter zitting van 21 december 2017. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door mr. Van den Broeke;
- de vrouw, bijgestaan door mr. De Boer;
- W. Kelderhuis, namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting de minderjarige [naam] gehoord.
De vrouw heeft de rechtbank op 21 december 2017 om 22.29 uur een e-mailbericht met bijlagen gestuurd. Dit e-mailbericht wordt buiten beschouwing gelaten nu dit bericht na de mondelinge behandeling ter zitting is ingezonden.

De feiten

Partijen zijn gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van:
- [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Partijen zijn belast met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] . Partijen zijn in 2011 gescheiden. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.

Het verzoek

De man heeft verzocht:
- te bepalen dat de man voortaan bij uitsluiting van de vrouw zal worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
- de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem d.d. [datum] , in die
zin te wijzigen dat [minderjarige] hoofdverblijfplaats bij de man zal hebben.
De vrouw heeft voorwaardelijk, voor het geval het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man wordt bepaald, verzocht, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- een omgangsregeling tussen de vrouw en [minderjarige] vast te stellen van drie van de vier weekenden per maand, alsmede de helft van de vakantie en de bijzondere feestdagen en moederdag.

De standpunten van partijen

De man heeft aangevoerd dat de vrouw in de zomer van 2016 met [minderjarige] , zonder zijn toestemming, naar Friesland is verhuisd. De man heeft dit gemeld bij Veilig Thuis. Veilig Thuis heeft naar aanleiding daarvan onderzoek gedaan en geconcludeerd dat er weliswaar zorgen zijn over de opvoedingssituatie, maar dat die zorgen niet acuut zijn. Het gebiedsteam heeft de zaak vervolgens overgenomen. Tegen het gebiedsteam heeft [minderjarige] toen gezegd dat hij het naar zijn zin heeft in Friesland. [minderjarige] ging volgens de man uit van een tijdelijke woonsituatie in Friesland. De vrouw zou tegen [minderjarige] hebben gezegd dat zij voor de duur van een jaar in Friesland zouden blijven wonen. De man heeft gesteld dat de situatie inmiddels is verslechterd en dat [minderjarige] nu duidelijk aangeeft dat hij niet langer bij zijn moeder wil blijven wonen. Dit zou [minderjarige] ook aan de maatschappelijk werker van het gebiedsteam hebben aangegeven. De man heeft daarbij al jaren twijfels over de psychische gesteldheid van de vrouw. De man is van mening dat het in het belang van [minderjarige] is, dat hij met uitsluiting van de vrouw belast wordt met het gezag over [minderjarige] en dat [minderjarige] weer bij hem in [woonplaats] komt wonen. Een omgangsregeling van een weekend per veertien dagen bij de vrouw is, gelet ook op de lange reis, voldoende.
De vrouw stelt voorop dat de man zijn verzoeken niet dan wel nauwelijks heeft onderbouwd. De vrouw ziet geen reden voor eenhoofdig gezag van de man. Zij verzet zich eveneens tegen een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . De vrouw heeft gesteld dat zij altijd de zorgtaken voor [minderjarige] heeft uitgevoerd. Volgens de vrouw kampt [minderjarige] ongetwijfeld met een loyaliteitsconflict. Het is niet aan [minderjarige] om te bepalen waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Het moet niet zo zijn dat op basis van een impulsieve actie van de tiener die [minderjarige] is een op zich goedlopende zorgregeling zonder onderbouwing overhoop wordt gehaald. Voorts vindt de vrouw de school in [woonplaats] , [naam] , beslist geen geschikte school voor [minderjarige] . De vrouw is juist met [minderjarige] vanwege deze school verhuisd naar Friesland. Zij heeft nare ervaringen met de betreffende school waar zij in het verleden ook heeft gewerkt, zij vindt het een slechte school en vindt het type onderwijs (Montessori) niet goed passen bij [minderjarige] . Volgens de vrouw heeft [minderjarige] nog wat meer tijd nodig om te wennen aan zijn leven in Friesland. Zij stelt dat dat misschien nog wel anderhalf jaar duurt. De vrouw heeft aangegeven dat de communicatie tussen haar en de man verbeterd kan worden. Zij is bereid zich hiervoor in te zetten onder begeleiding van het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding.
De Raad heeft ter zitting ernstige zorgen over de opvoedsituatie bij de vrouw geuit. De Raad geeft aan dat [minderjarige] momenteel ernstig in de knel zit. Volgens de Raad heeft de vrouw voortdurend hoogoplopende conflicten met allerlei instanties.
Ook is het schoolverzuim van [minderjarige] verontrustend; de leerplichtambtenaar is reeds betrokken. Vanuit de school van [minderjarige] worden ook problemen in de communicatie met de moeder ervaren.
De Raad heeft naar aanleiding van een melding van Veilig Thuis besloten een beschermingsonderzoek te starten. Veilig Thuis gaat er van uit dat hulpverlening in het vrijwillig kader niet zal werken. De Raad heeft er bij partijen op aangedrongen om niet tegen over elkaar te staan, maar samen te gaan kijken wat het beste is voor [minderjarige] . Ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige] heeft de Raad aangegeven dat [minderjarige] een duidelijk beeld heeft gegeven. De Raad vindt een gezagswijziging op dit moment een brug te ver.

De beoordeling

Gezag
Het uitgangspunt van de wetgever is dat het in het belang van het kind is dat het gezag gezamenlijk door de ouders uitgeoefend wordt en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag is belast. Dit is vooral het geval, indien (communicatie)problemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is. Partijen zijn in redelijke mate in staat om te communiceren over [minderjarige] . Bovendien acht de rechtbank partijen in staat hun onderlinge communicatie te verbeteren zo nodig met behulp van ouderschapsmediation hetgeen de vrouw heeft voorgesteld. Zowel de man als de vrouw spelen een grote rol in het leven van [minderjarige] en dit dient zo te blijven. De rechtbank is van oordeel dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven.
Hoofdverblijf
De rechtbank overweegt ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige] het volgende. Hetgeen [minderjarige] in het kinderverhoor heeft verteld in combinatie met de door de Raad verwoorde ernstige zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder heeft de rechtbank zwaar laten meewegen in haar oordeel. [minderjarige] heeft in het kinderverhoor benadrukt dat hij heel blij is met zijn ouders, dat beide ouders goed voor hem zorgen en vooral ook dat hij geen van beide ouders kwijt wil raken. Hij heeft zich verder heel duidelijk uitgesproken over zijn wens om weer terug te keren naar [woonplaats] , waar niet alleen zijn vader woont, maar waar ook zijn vrienden wonen, waar hij zijn voetbalteam heeft en waar de omgeving vertrouwd voor hem is. In Friesland voelt hij zich niet thuis. Hij heeft na anderhalf jaar nog geen nieuwe vrienden gemaakt en is niet in een ander team gaan voetballen. Bovendien mist hij zijn vader. Ook wil hij graag naar [naam] , de school waar ook zijn vrienden naartoe gaan. Over de verhuizing naar Friesland vertelt hij dat dat voor hem traumatisch is geweest. [minderjarige] lijkt met zijn duidelijke uitspraken over het door hem gewenste hoofdverblijf bij de vader geen keuze te maken voor wonen bij de vader maar voor een terugkeer naar zijn oude vertrouwde woonomgeving in [woonplaats] . De kinderrechter houdt er wel rekening mee dat het voor hem gemakkelijker is om te kiezen voor een woonplaats dan voor een ouder en dat loyaliteitsproblematiek hem daarbij parten speelt. Daarnaast overweegt de rechtbank dat [minderjarige] niet kiest voor wonen bij een ouder met uitsluiting van de andere ouder. Hij wil met beide ouders een goed contact hebben en voelt zich kennelijk ook vrij in het uiten van die terechte wens. Dat geeft de rechtbank mede reden om zijn wens over zijn hoofdverblijf te zien als een oprechte wens die niet, althans niet voornamelijk, lijkt te zijn ingegeven door loyaliteitsproblematiek.
Daarbij overweegt de rechtbank ook dat de vrouw erkent dat [minderjarige] nog niet gewend is in Friesland. Zij denkt dat het in totaal wel drie jaar, en dus nu nog anderhalf jaar, kan duren voordat [minderjarige] gewend is in Friesland en nieuwe vrienden heeft gemaakt.
Zij heeft geprobeerd [minderjarige] te helpen in dat proces, maar zij stuitte daarin bij [minderjarige] op weerstand. Zo wilde hij zich bijvoorbeeld niet aansluiten bij een nieuwe voetbalvereniging. De rechtbank stelt als onbetwist feit vast dat [minderjarige] zich in zijn nieuwe woonomgeving nog niet thuis voelt. Verbetering hiervan binnen afzienbare termijn valt naar de inschatting van de rechtbank niet te verwachten gelet op het feit dat gewenning en verzoening met de situatie in Friesland binnen anderhalf jaar na de verhuizing uit [woonplaats] bij [minderjarige] nog niet tot stand gekomen is.
Voorts weegt de rechtbank mee dat de Raad ter zitting op basis van informatie van onder meer Veilig Thuis ernstige zorgen heeft geuit over de opvoedingssituatie van [minderjarige] . De Raad benoemt daarbij de conflicten van de vrouw met instanties en de school van [minderjarige] , het schoolverzuim van [minderjarige] en de wijze waarop [minderjarige] te maken krijgt met de gevolgen van keuzes van de vrouw die zijn ingegeven door de conflicten van de vrouw. Zo is de vrouw verhuisd naar Friesland om een plaatsing van [minderjarige] op [naam] te voorkomen. Die beslissing heeft in ieder geval voor [minderjarige] de wereld op zijn kop gezet.
Voorts overweegt de rechtbank dat, in tegenstelling tot de situatie bij de vrouw, niet is gesteld of gebleken dat de man [minderjarige] geen goede opvoedingssituatie kan bieden.
Op grond van al het vorenstaande zal de rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige] wijzigen en vaststellen bij de man. De rechtbank heeft ter zitting deze beslissing al aangekondigd, aangezien zij het in het belang van [minderjarige] acht dat hij niet langer in onzekerheid verkeert over zijn hoofdverblijf, dat hij spoedig kan verhuizen en snel ingeschreven kan worden op een school in (de buurt van) zijn nieuwe woonplaats.
Omgang
De rechtbank zal voor wat betreft de omgang tussen [minderjarige] en de vrouw aansluiten bij de omgangsregeling die nu geldt met de man, te weten een weekend per veertien dagen alsmede enkele bijzondere feestdagen en een verdeling van de vakanties als na te melden in het dictum. Meer weekenden per maand zoals de vrouw wenst, acht de rechtbank niet in het belang van [minderjarige] gelet op het belang van [minderjarige] gezien ook zijn leeftijd om zijn vrije tijd te besteden aan onder meer voetbal en vrienden in [woonplaats] en gelet op de inspanning voor [minderjarige] om te reizen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat partijen in de omgekeerde situatie, waarin [minderjarige] omgang had met de man, deze omgangsregeling in het belang van [minderjarige] hebben geacht.
Uitvoerbaar bij voorraad
De man heeft niet verzocht de beslissing op de door hem gedane verzoeken uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Toch zal de rechtbank daartoe, voor wat betreft de beslissing over het hoofdverblijf, overgaan nu het belang van [minderjarige] dat naar het oordeel van de rechtbank vergt.

De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige [naam] geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats] , voortaan zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man;
bepaalt voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de minderjarige als volgt bij de vrouw zal verblijven:
- een weekend per veertien dagen;
- de helft van de schoolvakanties en feestdagen, alsmede op moederdag en op de verjaardag van de vrouw, als die in een weekend valt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. A. de Jong, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 3 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 31