ECLI:NL:RBNNE:2018:1219

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
18/940027-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en andere strafbare feiten door verdachte met een motorvoertuig

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling. De verdachte reed op 31 mei 2017 met een BMW krachtig en met hoge toeren achteruit, terwijl twee politieambtenaren zich in de nabijheid bevonden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijke opzet, wat betekent dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij de politieambtenaren zou verwonden. Naast de poging tot zware mishandeling werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het opzettelijk beschadigen van een politiedienstvoertuig, schuldheling en het medeplegen van voorbereiding van opzettelijk brand stichten, wat gevaar voor goederen en levensgevaar met zich meebracht. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk was aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank koppelde aan het voorwaardelijke deel algemene en bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/940027-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
7 september 2017, 28 november 2017 en 20 maart 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.W.J.H.A Neijndorff, advocaat te
's-Hertogenbosch. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr.
D. ten Boer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op of omstreeks 31 mei 2017 te of nabij Rolde, (althans) in de
gemeente Aa en Hunze, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer politieambtena(a)r(en) (respectievelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
geheten) van het leven te beroven, met dat opzet met een door verdachte bestuurd motorvoertuig plotseling en onverhoeds snel accelererend achteruit is gereden, - juist op het moment dat één van die politieambtena(a)r(en) ( [slachtoffer 1] geheten) zich in, in elk geval in de onmiddellijke nabijheid van, het geopende bijrijdersportier van de door verdachte bestuurde motorvoertuig bevond en alleen door (zeer) snel achteruit te springen die open deur van dat voertuig kon ontwijken en/of - juist op het moment dat die (andere) politieambtenaar ( [slachtoffer 2] ) uit het door die politieambtenaren gebezigde politiedienstvoertuig wilde stappen en door (weer) in dat dienstvoertuig te springen/duiken kon voorkomen dat hij door het dichtslaande (auto)portier van die dienstauto werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 31 mei 2017, te of nabij Rolde, (althans) in de gemeente Aa en Hunze, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer
persoon/personen, (te weten een of meer politieambtena(a)r(en),
respectievelijk genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met het door hem bestuurde motorvoertuig plotseling en
onverhoeds snel accelererend achteruit is gereden,
- juist op het moment dat één van die politieambtena(a)r(en) ( [slachtoffer 1] geheten) zich in, in elk geval in de onmiddellijke nabijheid van, het geopende bijrijdersportier van het door verdachte bestuurde motorvoertuig bevond en alleen door (zeer) snel achteruit te springen dat/die open portier/deur van dat voertuig kon ontwijken en/of
- juist op het moment dat die (andere) politieambtenaar ( [slachtoffer 2] geheten) uit het door die politieambtenaren gebezigde politiedienstvoertuig wilde stappen, door (weer) in dat dienstvoertuig te springen/duiken kon voorkomen dat hij door het dichtslaande (auto)portier van die dienstauto werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
verdachte op of omstreeks 31 mei 2017, te of nabij Rolde, (althans) in de gemeente Aa en Hunze, opzettelijk en wederrechtelijk een politiedienstvoertuig, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan de (landelijke eenheid van de)
Politie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
verdachte op of omstreeks 31 mei 2017, te Arnhem en/of Apeldoorn en/of Rolde en/of Appingedam, in elk geval in
Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed, te weten een (personen)auto (van het merk BMW, type M3 en voorzien
van het kenteken [kenteken] , heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 31 mei 2017 te Apeldoorn, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (van het merk BMW, type M3 en voorzien van het kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die (personen)auto
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming of (een)
valse sleutel(s);
4.
verdachte op of omstreeks 31 mei 2017 te Appingedam en/of elders in
Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in
elk geval alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, opzettelijk brand te
stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, waardoor gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen te duchten was (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek
van Strafrecht), opzettelijk (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen), te weten (onder meer)
één of meer (gevulde) gasfles(sen) en/of één of meer jerrycan(s) gevuld met
benzine en/of één of meer hoofdlamp(en) en/of één of meer regenpak(ken) en/of
één of meer bivakmuts(en) en/of een stopwatch en/of een breekijzer en/of een
ontstekingsmechanisme (een zogenaamde zaklamptaser) of een (personen)auto (van het merk BMW, type M-3), in elk geval een vervoermiddel, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde en vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er aan de zijde van verdachte geen sprake is geweest van (voorwaardelijke) opzet op de dood. Ook ten aanzien van de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel ontbreekt het (voorwaardelijke) opzet.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij in paniek "per ongeluk" de automaat van de BMW in zijn achteruit schakelde in plaats van in zijn vooruit.
Bovendien ontbreekt zowel ten aanzien van verbalisant [slachtoffer 1] als ten aanzien van verbalisant [slachtoffer 2] de aanmerkelijke kans op de dood en/of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarmee ontbreekt ook de bewuste aanvaarding van een dergelijk gevolg aan de zijde van verdachte.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde bepleit de raadsman tevens vrijspraak. Hij heeft daartoe aangevoerd dat, gelet op hetgeen ten aanzien feit 1 is bepleit, niet kan worden gezegd dat verdachte de aanmerkelijke kans op vernieling/beschadiging/onbruikbaar maken van het dienstvoertuig bewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit de raadsman eveneens vrijspraak. Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat hij niet wist en ook niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de BMW van diefstal afkomstig was. Daarnaast ontbreekt het bewijs dat verdachte deze BMW heeft gestolen.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, poging tot zware mishandeling, wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Met betrekking tot het opzet van verdachte overweegt de rechtbank het volgende. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel opzet is voldoende dat verdachte voorwaardelijk opzet had op een bepaald gevolg. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank leidt uit het strafdossier de volgende feiten en omstandigheden af.
Verdachte zat als bestuurder in de stilstaande personenauto BMW, type M3 voorzien van het kenteken [kenteken] . Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben hun dienstvoertuig een halve meter recht achter de BMW stilgezet. [slachtoffer 1] is direct uitgestapt en naar het portier van de BMW aan de bijrijderszijde gelopen. [slachtoffer 1] trok het portier open en riep tegen verdachte achter het stuur: "Politie, politie stoppen." [slachtoffer 1] zag direct hierna dat verdachte met zijn rechterhand de versnellingspook vastpakte, hoorde dat de motor van de BMW hoog in de toeren ging en dat de BMW, terwijl [slachtoffer 1] zich nog in het geopende bijrijdersportier bevond, krachtig achteruit reed. Hij sprong opzij, maar werd geraakt aan zijn schouder door het portier van de BMW. Verbalisant [slachtoffer 2] stond op dat moment met zijn rechterbeen nog in de deuropening van het dienstvoertuig, [slachtoffer 2] is weer in het dienstvoertuig gesprongen net voor de deur van het dienstvoertuig door de botsing hard dichtklapte.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen ten gevolge van het handelen van verdachte. Immers, het in volle vaart achteruitrijden met een BMW met dit vermogen, terwijl een persoon in het geopende bijrijdersportier staat en een andere persoon juist uit het politiedienstvoertuig wilde stappen, terwijl dit dienstvoertuig zich een halve meter achter de BMW bevindt, is een geschikt middel om iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Naar algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk dat die personen in zo’n geval met kracht worden geraakt, hard ten val komen en daardoor ernstig letsel oplopen. Verdachte wordt geacht daarvan op de hoogte te zijn.
De gedragingen van verdachte kunnen dan ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht te zijn geweest, in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De verklaring van verdachte dat hij de auto waarin hij reed (BMW, type M3) uit paniek per ongeluk in zijn achteruit ("reverse”) in plaats van in de vooruit ("drive") schakelde doet hieraan - wat er ook zij van de geloofwaardigheid van die verklaring - niet af. Verdachte heeft er immers welbewust voor gekozen te gaan rijden in een voor hem onbekende auto, met een automatische versnellingsbak, waar hij gewend is te rijden met een handgeschakelde versnellingsbak. Op het moment dat hij vreesde voor zijn aanhouding heeft hij er vervolgens voor gekozen vol gas te geven, terwijl één politieagent zich tussen het geopende bijrijdersportier en de auto bevond en de andere politieagent juist bezig was uit het politiedienstvoertuig te stappen om naar verdachte toe te lopen. Onder deze omstandigheden heeft verdachte met zijn handelswijze welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zou raken en dat zij daarbij ernstig letsel zouden kunnen oplopen.
Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. De rechtbank acht gelet op vorenstaande het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat uit de inhoud van het dossier volgt dat het politiedienstvoertuig schade heeft opgelopen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank eveneens het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, te weten dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk het politiedienstvoertuig heeft beschadigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onder 3 primair ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de inhoud van het dossier staat vast dat verdachte de personenauto van het merk BMW, type M3 voorzien van het kenteken [kenteken] , voorhanden heeft gehad. Voorts is de rechtbank van oordeel dat aangenomen kan worden dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, nu het een luxe auto betreft die verdachte onder bedenkelijke omstandigheden voorhanden heeft gekregen. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij door twee jongens in de leeftijd van circa 25 jaar bij zijn woning is opgehaald, met een voertuig dat verdachte zelf heeft betiteld als “een oude rammelbak”. Vervolgens hebben die twee jongens, met dat voertuig, verdachte naar de BMW gebracht, die ergens bij de gemeentegrens Arnhem-Velp aan de zijkant van de weg stond. Deze jongens hadden verdachte, zo heeft hij bij de politie en voorts ter terechtzitting verklaard, eerder gevraagd behulpzaam te zijn bij criminele activiteiten. Deze jongens gaven verdachte de opdracht om de BMW te vervoeren van A naar B. Verdachte zou hiervoor een bedrag van € 2.000,- ontvangen. Ter voorkoming van vastlegging van de BMW op bewakingscamera's mocht verdachte onderweg niet bij een benzinestation tanken. Onder deze omstandigheden heeft verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de BMW van diefstal afkomstig was.
De rechtbank overweegt omtrent het onder 4 ten laste gelegde als volgt. Gelet op de verklaring van verdachte met betrekking tot de door hem - in opdracht van de twee jongens - aangeschafte goederen, de tijdens de doorzoeking van de rechter-commissaris in de slaapkamer van verdachte aangetroffen goederen, die verdachte namens de jongens bewaarde, en de in de BMW aangetroffen goederen acht de rechtbank tevens het medeplegen van voorbereiding van opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 20 maart 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
"Ik reed de BMW achteruit tegen het politiedienstvoertuig aan."
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juni 2017, opgenomen op p. 44 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2017140980 d.d. 17 juli 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
"Ik was op 31 mei 2017 samen met [slachtoffer 1] bezig met het opsporen van een gestolen auto BMW. In Rolde troffen wij het voertuig stilstaand aan en ik stopte op een halve meter achter de BMW. Ik zag dat [slachtoffer 1] uitstapte en in de richting van de bijrijderszijde liep.
Ik opende mijn portier aan bestuurderszijde en plaatste mijn linker been buiten ons voertuig. Ik zag dat de achteruitrij verlichting van de BMW aanging. Ik stond drie meter achter de BMW met mijn rechterbeen nog in onze auto toen ik een gebrul hoorde uit de richting van de BMW. Ik zag dat de BMW hard achteruit reed. Ik dook weer in ons dienstvoertuig, omdat ik met één been buiten het dienstvoertuig stond. Ik viel op mijn bestuurdersstoel en hoorde en voelde een klap. Ik zag dat de BMW tegen mijn bumper aan stond en dat door de kracht van de aanrijding mijn bestuurdersportier dichtsloeg. Ik zag dat de achterzijde van de BMW een paar keer omhoog kwam, terwijl ik de hoge toeren hoorde van de BMW. Ik voelde dat ons voertuig, waar ik in zat, schudde van voor naar achter. De achteruitrij verlichting ging uit en ik ben vervolgens uitgestapt terwijl de BMW nog tegen het dienstvoertuig aan stond.
Ik stond naast ons dienstvoertuig en zag [slachtoffer 1] niet aan de bijrijderszijde van de BMW. Ik trok hierop mijn wapen en zag dat de witte BMW wegreed."
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juni 2017, opgenomen op p. 51 e.v. van voormeld dossier met nummer, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
"Op 31 mei 2017 was ik samen [slachtoffer 2] belast met de opsporing van een gestolen BMW.
Ik zag dat [slachtoffer 2] onze auto tot ongeveer een halve meter achter de BMW stil zette. Ik ben gelijk uitgestapt en liep naar het portier van de BMW aan de bijrijderszijde. Ik trok met mijn rechterhand het portier open en riep heel hard tegen de jongen achter het stuur: "Politie, politie stoppen." Ik zag gelijk hierop dat de jongen achter het stuur met zijn rechterhand de versnellingspook vast pakte. Gelijk hierop hoorde ik de motor van de BMW hoog in de toeren gaan. Ik was ambtshalve bekend met het feit dat deze BMW beschikt over veel vermogen. Ik stond op dat moment aan de bijrijderszijde naast de BMW. Rechts tegen mijn schouder en bovenarm voelde ik de deurstijl van het geopende portier van de BMW.
Ik hoorde dat het geluid van de motor van de BMW die in bedrijf was, heviger werd en dat de BWM achteruit reed terwijl het bijrijdersportier geheel geopend was. Ik voelde een enorme druk op mijn rechter bovenarm. Ik voelde dat ik de controle verloor over mijn lichaam. Ik voelde dat mijn rechterarm voor mij langs werd getrokken in de richting waar de witte BWM opreed. De auto reed krachtig achteruit. Door de druk van het bijrijdersportier viel ik schuin achteruit. Ik wilde voorkomen dat ik volledig omviel en overreden zou worden en sprong hierdoor naar achteren om te voorkomen dat ik om zou vallen en onder de bijrijdersportier zou komen. Ik zag vervolgens dat de BMW tegen de auto aanstond waar ik zojuist was uitgestapt. Ik hoorde kort hiervoor ook een knal van een botsing tussen twee auto's. Ik hoorde vervolgens de motor van de witte BMW hoog in de toeren gaan. Ik zag vervolgens dat de witte BMW hard vooruit reed".
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2017, opgenomen op pagina 74 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
"Hierbij bleek dat de achterzijde van de BMW waarschijnlijk de voorzijde van de Volkswagen [i.e. het politiedienstvoertuig met kenteken [kenteken] had geraakt. Wij troffen aan beide voertuigen geringe schade aan. Wij zagen aan de achterzijde van de BMW een indeuking. Bij inpassing van de beide schades zagen wij dat de indeuking van de BMW paste in de kentekenplaatshouder van de kentekenplaat aan de voorzijde van de Volkswagen."
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 juni 2017, opgenomen op p. 109 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
"Ik moest de BMW ergens heen brengen van twee jongens. Ik mocht niet stoppen en als ik moest tanken moest de motor aanblijven. Ik had twee jerrycans gevuld met benzine. Er lagen in de auto ook twee gasflessen. Ik had handschoenen aan. Ik zou € 2.000,00 krijgen voor het vervoeren van de auto."
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juni 2017, opgenomen op p. 119 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
"Op 31 mei 2017 haalden de jongens mij op om de BMW van A naar B te brengen. De auto stond geparkeerd aan de kant van de weg. De getinte jongen stapte uit en vroeg mij om de spullen die in zijn kofferbak lagen in de door mij meegebrachte boodschappentas te doen en in de auto aan de passagierskant van de klaarstaande BMW te leggen. Ik heb twee regenpakken, twee doosjes, twee hoofdlampen, een batterij en nog wat andere spullen uit de kofferbak gepakt. Ik moest de navigatie volgen. Die gaf 380 - 400 km aan in de richting van Duitsland. In de auto lagen twee gasflessen en twee jerrycans. Daar zat benzine in, ik moest die benzine gebruiken om te tanken. Ik had ook een trechter bij mij. Die lag al in de auto.
Ik moest ook spullen voor de jongens bewaren, zoals vijf mutsen, vier gele doosjes en een zwart doosje. Die kreeg ik een aantal weken daarvoor. Ik had in de auto twee regenpakken, de koplampen, doosjes met die mutsen erin, doos batterijen, een tas met daarin een zak, een nieuwe tas (zwart) en rood breekijzer. In de auto lagen ook spullen die ik voor hen heb gekocht. Dat zijn de hoofdlampen, batterijen en breekijzer. Ik heb ook de stopwatch gekocht. De regenpakken en de zwarte tas in de oranje tas heb ik ook in hun opdracht gekocht."
7. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2017, opgenomen op p. 40 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam 1] , namens [slachtoffer 3] :
"Mijn zwager, [slachtoffer 3] , is eigenaar van een personenauto, merk BMW type M3
voorzien van kenteken [kenteken] . Op 31 mei 2017 hebben de overburen deze auto horen wegrijden vanaf de oprit van zijn woning te Apeldoorn. Aan niemand is toestemming gegeven door mijn zwager om deze auto weg te nemen."
8. Een proces-verbaal d.d. 8 juni 2017, opgenomen op p. 80 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 3] :
"Voor het uitvoeren van een plofkraak wordt gebruikt gemaakt van een gasmengsel dan wel van explosieven, al dan niet zelf vervaardigd. (…)
Achter de bestuurdersstoel van de gestolen BMW werd een zogenaamde gasflessenset
aangetroffen. Deze gasflessenset was verpakt in vuilniszakken. Deze gasflessen waren aan elkaar getapt middels grijze tape. Daar er op het mengventiel geen aluminium pijpje was aangebracht kan er vanuit gegaan worden dat deze gasflessenset in Duitsland gebruikt zou worden. Uit onderzoek is gebleken dat de gasflessen gevuld waren.
In de BMW werden de navolgende goederen aangetroffen.
Jerrycans/trechter
Op de passagiersstoel en achter de passagiersstoel van de BMW stond en lag een jerrycan. Deze jerrycans waren gevuld met een vloeistof. Er is een monster genomen van de inhoud van de jerrycans, maar vermoedelijk betreft dit benzine. Ambtshalve is het mij bekend dat na aantreffen van bij plofkrakers gebruikte voertuigen dergelijke jerrycans al dan niet gevuld in de auto aanwezig zijn. Tevens worden dergelijke jerrycans veelvuldig in garageboxen in gebruik bij plofkrakers aangetroffen. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat de daders van een gestolen auto niet met deze voertuigen gaan tanken. Er is al diverse malen gezien dat men tijdens de vlucht snel even stopt indien dit noodzakelijk is en dan benzine bijvult uit de jerrycans middels een trechter.
Voor de passagiersstoel is een oranje cooptas zichtbaar. In deze tas zitten de navolgende
goederen:
Tas:
Ambtshalve is het mij bekend dat het plastic zwarte voorwerp dat uit de cooptas uitsteekt een zwarte tas betreft, zoals bij zeer veel plofkraken te zien is en al diverse malen aangetroffen. Dergelijke tas wordt gebruikt voor het vervoer van gebruikte gereedschappen en om de buit in te vervoeren.
Hoofdlampen:
Ambtshalve is het mij bekend dat plofkrakers veelvuldig gebruik maken van zogenaamde hoofdlampen om meer licht te hebben op de plaats delict. In de tas zaten twee hoofdlampen nog in de verpakking. Tevens waren batterijen in de verpakking aanwezig welke normaal gesproken in de hoofdlampen gebruikt worden.
Regenpakken:
Ambtshalve is het mij bekend dat plofkrakers veelvuldig gebruik maken van regenpakken tijdens de uitvoering van de plofkraak.
Bivakmuts:
Ambtshalve is het mij bekend dat plofkrakers veelvuldig gebruik maken van bivakmutsen tijdens het plegen van een plofkraak. Dit om herkenning te voorkomen.
Stopwatch:
Ambtshalve is het mij bekend dat plofkrakers bij de uitvoering van een plofkraak nadat de gelduitgiftelade van een pinautomaat is opengebroken de gasslangen en het mengventiel gedeeltelijk in de geldautomaat inbrengen. Hierna laat men gas in de automaat stromen. Middels de stopwatch houdt men bij hoelang er gas in de automaat loopt om een geslaagde plofkraak te kunnen krijgen als men het gas ontsteekt. Bij een te korte tijd van invoer gas zal een plofkraak niet lukken en bij een te lange tijd is er kans dat de ravage te groot is om aan het geld te komen c.q. is er de mogelijkheid dat het geld beschadigd kan worden door de explosie.
Voor de passagiersstoel ligt naast de oranje cooptas een rood breekijzer.
Breekijzer:
Ambtshalve is het mij bekend dat plofkrakers regelmatig gebruik maken van een breekijzer om de gelduitgiftelade van een geldautomaat open te breken. In Duitsland wordt een breekijzer gebruikt om de bovenzijde van de geldautomaat naar voren te halen om dan bij een gleuf te komen waar men het gas kan gaan invoeren in de kluis van de geldautomaat.
Ontsteking:
In de BMW werd achter de bestuurdersstoel naast de gasflessenset een vuilniszak aangetroffen met daarin een zogenaamde zaklamptaser. Aan deze zaklamptaser zat een witte elektriciteitsdraad bevestigd. Aan het uiteinde van het witte elektriciteitssnoer was een aluminium pijpje bevestigd waarin het snoer eindigde. Deze constructie wordt gebruikt om het gasmengsel dat in de geldautomaat wordt gebracht tot ontploffing te brengen.
Opmerking verbalisant:
In de BMW was een TomTom navigatie aanwezig waarop als laatste adres was ingegeven, Bremen Neuwiederstrasse.
9. Een proces-verbaal delict voorbereidingshandelingen plofkraak d.d. 9 juni 2017, opgenomen op p. 89 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 4] :
"De Tom Tom vermeldde op het scherm "recente bestemming" als eerste het adres: Neuwieder Strasse, Bremen, DEU.
Uit gecombineerd onderzoek via internet, google.nl/maps en anwb.nl/routeplanner blijkt dat deze straat een doodlopend straatje is in Bremen. Er blijken 3 geldautomaten in de zeer nabije omgeving te liggen. Twee geldautomaten van de Sparkasse liggen op 2 verschillende locaties op 1,2 km afstand. Een geldautomaat van de Landesbank ligt op 2,0 km afstand.
Op 2 juni 2017 vond er onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaats van de slaapkamer van verdachte in diens ouderlijke woning. Tijdens deze zoeking werden onder andere de volgende goederen in zijn slaapkamer aangetroffen en in beslag genomen:
- een 5 tal doosjes met bivakmutsen, waarvan 4 van het merk Balaclava (foto 10)
- een taser verhuld als zaklamp met opschrift Police (foto 11)
een kassabon van de Gamma van 4 mei 2017 (foto 12), gevonden in een portemonnee op
zijn bed, met daarop vermeld de volgende artikelen:
- 1 breekijzer
- 2 ML zaklamp profile LED Headlight
- 1 3- pits gaskomfoor
- 1 batterij duracell u.p duralock AAA 8 st."

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte op 31 mei 2017, te Rolde, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen, te weten politieambtenaren, respectievelijk genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met het door hem bestuurde motorvoertuig plotseling en onverhoeds snel accelererend achteruit is gereden,
- juist op het moment dat één van die politieambtenaren, [slachtoffer 1] geheten, zich in het geopende bijrijdersportier van het door verdachte bestuurde motorvoertuig bevond en alleen door (zeer) snel achteruit te springen dat open portier van dat voertuig kon ontwijken en
- juist op het moment dat die andere politieambtenaar, [slachtoffer 2] geheten, uit het door die politieambtenaren gebezigde politiedienstvoertuig wilde stappen, door weer in dat dienstvoertuig te springen kon voorkomen dat hij door het dichtslaande autoportier van die dienstauto werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
verdachte op 31 mei 2017, te Rolde, opzettelijk en wederrechtelijk een politiedienstvoertuig toebehorende aan de landelijke eenheid van de Politie heeft beschadigd.
3.
verdachte op 31 mei 2017, te Arnhem en Apeldoorn en Rolde en Appingedam
een goed, te weten een personenauto van het merk BMW, type M3 en voorzien
van het kenteken [kenteken] , heeft voorhanden gehad, terwijl verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
4.
verdachte op 31 mei 2017 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen en stoffen, te weten onder meer gevulde gasflessen en jerrycans gevuld met benzine en hoofdlampen en regenpakken en bivakmutsen en een stopwatch en een breekijzer en een ontstekingsmechanisme (een zogenaamde zaklamptaser) en een personenauto van het merk BMW, type M-3 bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
- poging tot zware mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
- opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
- schuldheling.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
- medeplegen van voorbereiding van opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
Voor toepassing van het jeugdstrafrecht ziet de officier van justitie, gelet op de aard van feiten, geen noodzaak. De officier van justitie vordert dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals die zijn omschreven in de adviesrapportage van Jeugdreclassering Jeugdbescherming Gelderland d.d. 15 maart 2018.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, mocht de rechtbank niet komen tot een algehele vrijspraak, gepleit voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, zoals ook door Jeugdreclassering is geadviseerd.
Een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke deel overeenkomt met de tijd dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, acht de raadsman alsdan passend. De raadsman verzoekt daarnaast de bijzondere voorwaarden conform de adviesrapportage van Jeugdreclassering Jeugdbescherming Gelderland d.d. 15 maart 2018 op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met de door hem bestuurde BMW krachtig en met hoge toeren achteruit te rijden, terwijl verbalisant [slachtoffer 1] zich in het geopende bijrijdersportier bevond en verbalisant [slachtoffer 2] juist uit het door de politieambtenaren gebezigde politiedienstvoertuig wilde stappen om naar verdachte toe te lopen. Verdachte is er vervolgens met hoge snelheid vandoor gegaan, zonder zich verder te bekommeren om de gezondheid van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Voor verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft deze gebeurtenis veel impact gehad.
Het moedwillig inrijden op politieagenten is in het algemeen zonder meer aan te merken als een het gezag ondermijnende gebeurtenis. Politieagenten moeten ongestoord hun werk kunnen doen en verdienen daarbij het bij hun ambt behorende respect. Het handelen van verdachte getuigt daar niet van. Daarnaast heeft verdachte zich beziggehouden met het voorbereiden van een zeer ernstig en eveneens gevaarzettend feit, namelijk de voorbereiding van een zogenoemde plofkraak.
Verdachte heeft weliswaar zijn spijt betuigd over hetgeen hij heeft gedaan, maar wekt daarbij de indruk dat hij vooral spijt heeft vanwege de gevolgen die de gepleegde delicten voor hemzelf hebben meegebracht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Rapport d.d. 13 november 2017, opgemaakt en ondertekend door deskundige mw. drs. L. Heukelom, GZ-psycholoog, met assistentie van mw. drs. L.A. Huurman, psycholoog. Uit dit rapport blijkt - onder meer - dat het ten laste gelegde volledig is toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de adviesrapportage van Jeugdreclassering Jeugdbescherming Gelderland d.d. 15 maart 2018, opgesteld door mevrouw [naam 2] . Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
"De kans op recidive wordt laag ingeschat. Verdachte heeft gedurende de voorlopige hechtenis voor het grootse deel in de Kleinschalige Voorziening (KV) gezeten. Met de vrijheden is hij zorgvuldig omgegaan en hij heeft binnen de KV laten zien dat hij afspraak betrouwbaar is. Hierdoor heeft hij zijn werk en scholing kunnen voortzetten. Tijdens de schorsing heeft hij dit voortgezet en heeft hij zich verder positief ontwikkeld. Een detentie zou dit doen stagneren. De Jeugdreclassering heeft het ASR-wegingskader toegepast. Hieruit komt naar voren dat toepassing van het jeugdstrafrecht geïndiceerd is.
Pedagogische beïnvloeding lijkt gezien de leeftijd van verdachte, het gezin dat betrokken is op hem en zijn schoolgang mogelijk en wenselijk. Verdachte is in de afgelopen tien maanden middels EC gemonitord. De Jeugdreclassering heeft de indruk dat verdachte zich goed aan de afspraken kan houden. Het voortzetten van de EC is naar de mening van de Jeugdreclassering niet nodig om het recidiverisico te verminderen."
Met betrekking tot de op te leggen straf adviseert de Jeugdreclassering een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Tevens wordt een aantal algemene en bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank zal - conform voormeld advies van de Jeugdreclassering en het verzoek van de raadsman - het jeugdstrafrecht toepassen, omdat dit gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassen verdachte de meest effectieve manier vormt om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest met een proeftijd van 2 jaar. Nadrukkelijk wil de rechtbank hierbij opmerken dat een gevangenisstraf van aanzienlijk langere duur op zijn plaats was geweest, als de rechtbank niet van oordeel was geweest dat het adolescentenrecht moet worden toegepast. Aan het voorwaardelijke deel zullen algemene en bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, conform voormeld advies van de Jeugdreclassering.
Met deze straf wordt tevens beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verdachte heeft zich ingelaten met ernstige criminaliteit en daarbij verschillende misdrijven begaan, waaronder misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam tegen een of meerdere personen. Verdachte is nog jong en heeft begeleiding en ambulante behandeling van de jeugdreclassering nodig om het recidivegevaar beperkt te houden. De rechtbank zal daarom uitspreken dat de te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.

Inbeslaggenomen goederen

De raadsman heeft aangevoerd dat er beslag ligt op de navolgende goederen:
- Zwarte Iphone 6;
- Gouden Iphone 5;
- Zwarte Sony Ericsson;
- Witte gsm Blackberry;
- Blauwe pet merk McGregor;
- Zwarte bodywarmer PMI-Legend;
- Zwart vest merk Zara;
- Zwarte trainingsbroek merk Nike;
- Zwarte/bruine schoenen merk McGregor;
- Zwarte leren handschoenen.
De raadsman heeft verzocht dit beslag op te heffen en de goederen aan verdachte terug te geven.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat er een beslissing over de in beslag genomen goederen zal worden genomen, zodra de strafzaak is afgerond.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het beslag op de door de raadsman genoemde goederen, voor zover er nog beslag ligt, te worden opgeheven. De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de door de raadsman genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Namens benadeelde partijen heeft mr. S. van der Klauw ter terechtzitting toegelicht dat het onder 1 ten laste gelegde grote impact heeft gehad op benadeelde partijen. Zij hebben beiden gesprekken gevoerd met het interne opvangteam van de Politie om hen te ondersteunen en te begeleiden bij de verwerking.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, nu deze naar zijn mening voldoende zijn onderbouwd. Daarnaast heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman voert primair aan dat beide vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu bij benadeelde partijen geen sprake is van lichamelijk letsel.
Subsidiair voert de raadsman aan dat beide schadebedragen in aanzienlijke mate dienen te worden verlaagd.
Oordeel van de rechtbank
In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Naar het oordeel van de rechtbank is van dit laatste, gelet op alle omstandigheden, in het onderhavige geval sprake. De rechtbank acht gelet op de aard en de ernst van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen de gestelde immateriële schade ten minste tot een bedrag van € 500,- hebben geleden en dat ook deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De vordering van [slachtoffer 1] zal daarom tot een bedrag van € 500,- worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
31 mei 2017.
De vordering van [slachtoffer 2] zal eveneens tot een bedrag van € 500,- worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 mei 2017.
De benadeelde partijen kunnen voor het overige thans niet in hun vordering worden ontvangen. Zij kunnen hun vordering voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank in beide gevallen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 46, 47, 77a, 77aa, 77c, 77g, 77gg, 77i, 77x, 77y, 77z, 157, 302, 350, 417bis, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

jeugddetentie voor de duur van 360 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 174 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde meewerkt aan behandeling bij Kairos te Arnhem of een soortgelijke instelling ter beoordeling aan de Jeugdreclassering, voor zolang de Jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde meewerkt aan een traject bij Perspectief Herstelbemiddeling, indien dit mogelijk is.
Draagt de Jeugdreclassering Jeugdbescherming Gelderland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast teruggave aan verdachte van de door de raadsman genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten:
- Zwarte Iphone 6;
- Gouden Iphone 5;
- Zwarte Sony Ericsson;
- Witte gsm Blackberry;
- Blauwe pet merk McGregor;
- Zwarte bodywarmer PMI-Legend;
- Zwart vest merk Zara;
- Zwarte trainingsbroek merk Nike;
- Zwarte/bruine schoenen merk McGregor;
- Zwarte leren handschoenen.
voor zover er (nog) beslag ligt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
500,-(zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van

500,-(zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 500,- aan immateriële schade.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 500,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de slachtoffers, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen deze bedragen te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partijen de opgelegde bedragen heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van deze bedragen komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. R. Depping en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2018.