ECLI:NL:RBNNE:2018:1218

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
18/920201-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verduistering in dienstbetrekking door gebrek aan bewijs

Op 5 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking. De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van een geldbedrag dat toebehoorde aan een slachtoffer, waarbij de verdachte als serviceadviseur en kasbeheerder verantwoordelijk was voor het geld. Tijdens de zitting op 22 maart 2018 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de verduistering had gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er te veel alternatieve scenario's mogelijk waren die de verdachte uitsloten als dader.

De verdediging heeft aangevoerd dat er andere medewerkers verantwoordelijk konden zijn voor de verduistering, vooral gezien het feit dat er valse facturen waren opgemaakt in periodes dat de verdachte niet aanwezig was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de stelling van de verdachte niet weerlegd kon worden door het dossier, en dat het gebruik van elkaars inlogcodes en computers ook andere werknemers in staat stelde om de verduistering te plegen. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de verduistering had gepleegd.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte van het ten laste gelegde feit moest worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. E.C.M. Wolfert als voorzitter, en de andere rechters mr. O.J. Bosker en mr. A.L.J.M.A. Janssens. Het vonnis werd uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/920201-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 maart 2018. Verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 mei 2014 tot en met 31 augustus 2015 te Assen en/of elders in
Nederland (telkens) opzettelijk een geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] te Assen, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, en welk goed verdachte (telkens) uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking, te weten als serviceadviseur en/of als
kasbeheerder die gehouden was met dat geldbedrag te handelen namens en/of in
opdracht van die [slachtoffer] te Assen, in elk geval anders dan door misdrijf
onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft de schijn in aanzienlijke mate tegen zich. De vastgestelde aansprakelijkheid in het civiele vonnis is echter geen bewijs in strafrechtelijke zin voor verduistering in dienstbetrekking. De werkgever is onhandig geweest in het uitgeven van de inlogcodes en daardoor is het mogelijk dat bijna iedere werknemer de verduistering heeft gepleegd. Onomstotelijk bewijs dat verdachte de verduistering heeft gepleegd, bevindt zich niet in het dossier. Vastgesteld kan worden dat er wettig bewijs is voor een veroordeling, maar de officier van justitie heeft niet de overtuiging bekomen dat het verdachte is geweest die de verduistering heeft gepleegd; er zijn teveel andere scenario's mogelijk.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat het hem duidelijk is geworden dat iemand geld van het bedrijf heeft verduisterd maar dat hij dat niet heeft gedaan. Verdachte heeft daartoe gesteld dat hij niet begrijpt dat niet alle dossiers die door de accountant zijn onderzocht bij [slachtoffer] aan het strafdossier zijn toegevoegd. Uit een deel van die dossiers kan blijken dat er ook valse facturen zijn opgemaakt in periodes dat verdachte niet aanwezig was op het bedrijf. Ten aanzien van het opmaken van de kas heeft verdachte aangevoerd dat hij daarvoor was gevraagd door zijn werkgever en naar eer en geweten steeds de bedragen van de pinbonnen en facturen die contant zijn betaald heeft overgenomen op het kasformulier, maar dat hij daarbij geen controles heeft uitgevoerd of de bedragen klopten. Zijn werkgever had hem niet gevraagd een dergelijke controle uit te voeren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst waarbij niet hij maar één van de andere medewerkers van [slachtoffer] verantwoordelijk moet worden gehouden voor de verduistering in dienstbetrekking. Hij heeft daartoe onder andere aangevoerd dat hem uit de stukken van de eerder gevoerde civiele procedure is gebleken dat er ook veel valse facturen zijn onderzocht die hij niet kan hebben opgemaakt, omdat hij op die dagen niet aanwezig was op het bedrijf. Die facturen zijn niet aan het dossier toegevoegd. Verdachte heeft daarnaast nog aangevoerd dat hij het tijdens zijn werkuren te druk had met klanten waardoor er geen tijd was om valse facturen op te maken. Dit moet voor of na werktijd zijn gebeurd. In totaal waren er zes personen die met klanten de facturen afrekenden. Zij hadden allemaal een inlogcode gekregen die algemeen bekend was binnen het bedrijf; daarnaast werd er ook op elkaars computer gewerkt met gebruikmaking van elkaars inlogcodes.
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van verdachte - dat ook op momenten dat hij niet werkte valse facturen zijn opgemaakt - onvoldoende wordt weerlegd door de inhoud van het dossier. Het bekend zijn met elkaars inlogcodes en het werken op elkaars computer maken dat ook anderen verantwoordelijk kunnen zijn geweest voor de verduistering van het geld. Niet kan worden uitgesloten dat een of meer andere werknemers de verduistering in dienstbetrekking hebben gepleegd, waardoor niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die het geld heeft verduisterd. Verdachte dient van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Uitspraak

De rechtbank

verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Wolfert , voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2018.
mr. Wolfert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.