ECLI:NL:RBNNE:2018:1162

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
18/930263-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging

Op 27 maart 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.H. Gart, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 28 oktober 2017 in Westerbork een auto had gestolen, waarbij hij geweld had gebruikt tegen een omstander die probeerde hem tegen te houden. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het bedreigen van meerdere slachtoffers, waaronder zijn ex-vriendin, die hij op 3 november 2017 in Leeuwarden wederrechtelijk van haar vrijheid beroofde. De rechtbank achtte de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen, en legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Tevens werden er bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een middelenverbod.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930263-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/720098-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 maart 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 maart 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Gart, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 oktober 2017 te Westerbork, gemeente Midden-Drenthe, op de openbare weg de De Noesten, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een auto (Renault), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, nadat hij in die auto (waarvan de motor in werking was) was gestapt en met die auto was weggereden en die [slachtoffer 2] zich op de motorkap van die auto had geworpen (teneinde verdachte tot stoppen te dwingen/bewegen), (met hoge snelheid) met die auto is doorgereden, waarbij die [slachtoffer 2] van die auto op het wegdek werd geslingerd/viel;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 30 oktober 2017 te Hurdegaryp, gemeente Tytsjerksteradiel, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een of meer kentekenplaten, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die/dat weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
3.
Primair
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid motorbrandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 in de gemeente Emmen opzettelijk een
hoeveelheid motorbrandstof geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke
motorbrandstof verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie aan/nabij de Hondsrugweg had getankt onder gehoudenheid daarvoor te betalen en welke motorbrandstof verdachte aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 03 november 2017 te en in de gemeente Leeuwarden en/of
elders in Nederland opzettelijk [slachtoffer 5] wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer 5] bij een arm en/of bij haar haren heeft vastgepakt en haar naar een auto heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 5] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 5] die auto heeft ingeduwd en een portier van die auto achter haar heeft dichtgeslagen, waarbij een pols en/of een enkel van die [slachtoffer 5] bekneld kwam(en) te zitten en/of
- toen een omstander die [slachtoffer 5] te hulp schoot, die omstander verbaal heeft bedreigd en/of die omstander heeft bedreigd met een krik, althans een dergelijk voorwerp, en/of
- in die auto het hoofd van die [slachtoffer 5] tegen het dashboard van die auto heeft geslagen/gedrukt en/of
- terwijl die auto reed, bezig is geweest die [slachtoffer 5] uit die auto te gooien/duwen en/of - aangekomen in de woning van die [slachtoffer 5], haar onder bedreiging met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of verbaal ("Je zegt niet dat ik er ben of ben geweest, anders snij ik je strot eraf") die [slachtoffer 5] heeft gedwongen de ter plaatse gekomen politie niet in die woning binnen te laten en/of tegen de politie te zeggen dat verdachte niet bij haar was;
5.
hij op of omstreeks 03 november 2017 in de gemeente Leeuwarden [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, en/of brandstichting, door
- zichtbaar voor die [slachtoffer 6] dreigend met een krik, althans een zwaar en/of hard voorwerp, naar die [slachtoffer 6] toe te lopen en/of met die krik/dat voorwerp te zwaaien en/of
- ( daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 6] te zeggen ‘Als je nog een keer bij [slachtoffer 5] in de buurt komt dan zijn de gevolgen voor jou niet te overzien’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 6] te zeggen: ‘Binnenkorst kom ik op een onverwacht moment hier langs en dan sluit ik je op en dan steek ik het pand in de fik’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de stukken en de deels bekennende verklaring van verdachte. Voor zover het onder 4 ten laste gelegde ziet op vrijheidsberoving in de woning van aangeefster heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat het ten laste gelegde geweld niet bewezen kan worden, omdat de heer [slachtoffer 2] in een 'split second' op de motorkap is gesprongen en er ook heel snel weer afviel, waardoor er bij verdachte aldus geen oogmerk is geweest om tegen [slachtoffer 2] geweld te gebruiken.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de tenlastegelegde handelingen niet kan volgen dat aangeefster daardoor van haar vrijheid is beroofd. Bovendien was de duur van de autorit niet van voldoende betekenis. Aldus is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
De raadsman heeft aangegeven zich ten aanzien van het onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde te refereren aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat het onder 3 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat ten aanzien van feit 5 de zinsnede ‘Als je nog een keer bij [slachtoffer 5] in de buurt komt dan zijn de gevolgen voor jou niet te overzien’ niet bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Feit 1
De rechtbank acht op grond van de hieronder vermelde bewijsmiddelen onder 1 dat het eerste onderdeel van de tenlastelegging, de diefstal, wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ook acht de rechtbank, met de officier van justitie en anders dan de raadsman, wettig en overtuigend bewezen dat daarbij geweld is gebruikt door verdachte met de bedoeling om met de auto te ontkomen, gelet op de aangifte en het verhoor van verdachte bij de politie, dat hij nog heeft geclaxonneerd en de ruitenwissers heeft aangezet, met de kennelijke bedoeling de heer [slachtoffer 2] van de motorkap af te krijgen.
Feit 4
Uit het strafdossier en het verhandelde ter zitting komt het volgende naar voren. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar de auto in duwde, de deur dicht sloeg en dat daarbij haar pols tussen de deur en het portier kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster bij de arm heeft gepakt en haar in de auto heeft gezet. Getuige [getuige 1] kwam tussen beiden en vroeg aan aangeefster of ze wel in de auto wilde stappen. De aangeefster gaf aan dat ze dat niet wilde. Verdachte heeft daarop dreigend tegen de getuige gezegd dat ze moest oppassen, omdat er anders ook wat met haar zou gebeuren. Deze getuige heeft voorts verklaard dat verdachte met fysieke dwang aangeefster in de auto drukte op de passagiersstoel en daarna het portier dichtdeed. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] waargenomen dat aangeefster schreeuwde dat ze uit de auto wilde en dat de auto slingerend reed, waardoor aangeefster niet uit de auto niet kon stappen. Gelet op het samenstel van het door verdachte gebruikte geweld jegens aangeefster, maar ook de door hem gebezigde verbale bedreigingen tegen omstanders is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte opzettelijk [slachtoffer 5] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en heeft gehouden.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 november 2017, opgenomen op pagina 62 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018003902 d.d. 4 januari 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3].
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2017 opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 28 oktober 2017 stond een personenauto van een klant [slachtoffer 1] buiten op mijn terrein. Ik had de motor van de Renault gestart. Ik zag dat een manspersoon het terrein van mijn zaak te Westerbork op fietste en ik zag dat hij van de fiets afstapte. Ik zag dat de man ineens spurtte richting de Renault. Ik rende vervolgens naar buiten. Toen ik buiten was, zag ik dat de man al in de auto was gestapt en ook dat deze direct gas gaf en weg reed. Ik probeerde de persoon in de auto tegen te houden door mij op de motorkap te laten vallen. Hij scheurde vol gas de weg op en toen kon ik mij niet meer houden en smakte vervolgens op de straatklinkers. Ik ben gewond geraakt aan mijn rechterarm en beide handen. [1]
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 november 2017, opgenomen op pagina 171 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik zette de fiets neer en ik pakte de auto. Ik reed al en ineens kwam die man uit de winkel en die sprong voor de auto. Hij sprong er als een keeper voor, ik stuurde bij, ik claxonneerde en ik deed de sproeiers van de ruitenwissers aan. Ik was al bij het hek en toen ik het stuur omgooide was hij er al af.
Feit 3 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
Ik ben werkzaam bij [slachtoffer 4], gevestigd te Emmen. In de nacht van 30 op 31 oktober 2017 omstreeks 00.05 uur heeft een bestuurder van een Renault Captur getankt bij dit tankstation. Ik zag dat hij weg reed, zonder te betalen. Er was voor een bedrag van 68 euro getankt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 november 2017, opgenomen op pagina 171 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Op die dinsdag heb ik getankt in Emmen. Ik had geen geld bij mij om de Renault Captur af te tanken. Ik deed net alsof ik een pintransactie deed, maar ik wist dat ik geen geld kon hebben.
Feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 november 2017, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5]:
Op 3 november 2017 in Leeuwarden pakte [verdachte] mij hard bij mij rechterbovenarm vast en sleurde mij naar de auto. [verdachte] duwde mij in de auto en sloeg de deur dicht, waardoor mijn pols ertussen kwam. [2] Er kwam een vrouw naar mij toe en zij vroeg of ik wel mee wilde. [verdachte] stapte hierna uit de auto en liep naar de vrouw. Ik zei: ‘Nee, dat wil ik niet’. Ik hoorde dat hij tegen haar schreeuwde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 november 2017, opgenomen op pagina 128 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Ik zag dat de man woest was en de vrouw stevig beetpakte bij haar bovenarm en haar wegtrok. Toen ze bij de auto aankwamen benaderde ik haar en vroeg of dit is wat ze wil. Ik hoorde dat ze duidelijk nee zei. Ik werd hierop fel aangesproken door de man met de woorden: ‘je moet oppassen, anders gebeurt er ook wat met jou!’. Ik zag dat de man met fysieke dwang de vrouw in de auto drukte op de passagiersstoel en daarna het portier dichtdeed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 november 2017, opgenomen op pagina 128 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Ik had op vrijdag 3 november 2017 een afspraak bij de tandarts op de Brandemeer. Ik zag dat er een man en een vrouw in een grijze Opel Corsa zaten waarbij de man achter het stuur zat. Op de hoek van de Keidam en de Brandmeer zag en hoorde ik dat de vrouw het portier aan haar zijde opende en dat ze schreeuwde dat ze er uit wilde. Ik zag dat ze het portier opende en vervolgens zag ik dat de man kennelijk veel gas gaf en slingerend begon te rijden waardoor de vrouw niet kon uitstappen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 november 2017, opgenomen op pagina 177 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb [slachtoffer 5] bij de arm gepakt en ik heb haar in de auto gezet.
Feit 5
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 november 2017, opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6]:
Gisteren, 3 november 2017 was ik in Leeuwarden. Ik zag dat [verdachte] een krik in zijn handen had en dat hij op mij af kwam lopen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: ‘Als je nog een keer bij [slachtoffer 5] in de buurt komt dan zijn de gevolgen voor jou niet te overzien’. Ik hoorde dat [verdachte] ook tegen mij zei: ‘Binnenkort kom ik op een onverwacht moment hier langs en dan sluit ik je op en dan steek ik het pand in de fik’.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 november 2017, opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4]:
Ik zag dat de bestuurder aan kwam lopen met een zwart metalen voorwerp in zijn hand. Ik zag dat hij met de autokrik zwaaide in de richting van [slachtoffer 6]’s gezicht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 november 2017, opgenomen op pagina 177 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
U houdt mij voor dat [slachtoffer 6] aangifte heeft gedaan van bedreiging, gepleegd afgelopen vrijdag 3 november 2017. Het klopt dat ik gezegd heb dat ik hem daar zou opsluiten, benzine in de keet zou gooien en de boel in de fik zou steken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 oktober 2017 te Westerbork, gemeente Midden-Drenthe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Renault), toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd, gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte, nadat hij in die auto (waarvan de motor in werking was) was gestapt en met die auto was weggereden en die [slachtoffer 2] zich op de motorkap van die auto had geworpen (teneinde verdachte tot stoppen te bewegen), met die auto is doorgereden, waarbij die [slachtoffer 2] van die auto op het wegdek werd geslingerd;
2.
hij in de periode van 26 oktober 2017 30 oktober 2017 te Hurdegaryp, gemeente Tytsjerksteradiel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kentekenplaten, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte die weg te nemen
goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
hij op 31 oktober 2017 in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid motorbrandstof, toebehorende aan [slachtoffer 4];
4.
hij op 3 november 2017 in de gemeente Leeuwarden opzettelijk [slachtoffer 5] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer 5] bij een arm heeft vastgepakt en haar naar een auto heeft getrokken en
- die [slachtoffer 5] die auto heeft ingeduwd en een portier van die auto achter haar heeft dichtgeslagen, waarbij een pols van die [slachtoffer 5] bekneld kwam te zitten en
- toen een omstander die [slachtoffer 5] te hulp schoot, die omstander verbaal heeft bedreigd;
5.
hij op 3 november 2017 in de gemeente Leeuwarden [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting, door
- zichtbaar voor die [slachtoffer 6] dreigend met een krik, naar die [slachtoffer 6] toe te lopen en met die krik te zwaaien en/of
- daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 6] te zeggen ‘Als je nog een keer bij [slachtoffer 5] in de buurt komt dan zijn de gevolgen voor jou niet te overzien’,
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 6] te zeggen: ‘Binnenkort kom ik op een onverwacht moment hier langs en dan sluit ik je op en dan steek ik het pand in de fik’.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
2. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
3. primair Diefstal.
4. Opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
5 Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijke deel van de straf naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die zijn omschreven in het reclasseringsrapport van 2 maart 2018 met daaraan toegevoegd een middelenverbod en een contactverbod met [slachtoffer 5]. Voorts heeft de officier van justitie de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft de raadsman gepleit voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de voorwaarden zoals door de reclassering in haar rapport is geadviseerd, met toevoeging van een middelenverbod en een contactverbod met [slachtoffer 5]. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling en verzet zich dan niet tegen de geadviseerde voorwaarden, ook niet tegen een locatieverbod voor de stad Leeuwarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks elkaar opvolgende strafbare feiten, waarvan een tweetal zich kenmerken door de grote agressie waarmee zij gepleegd zijn.
Op 28 oktober 2017 is verdachte in een personenauto gestapt die op het terrein van een autobedrijf stond. Vervolgens rijdt verdachte weg. De eigenaar van het autobedrijf wilde de auto tegenhouden door zich op de motorkap te laten vallen. Verdachte reed echter door, waardoor de eigenaar gewond raakte aan zijn rechterarm en beide handen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij is doorgereden terwijl de eigenaar van de garage op zijn motorkap lag. De gevolgen van deze roekeloze manier van doen hadden evengoed veel erger kunnen zijn.
In de periode van 26 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017 heeft verdachte kentekenplaten gestolen en op 31 oktober 2017 heeft verdachte een hoeveelheid motorbrandstof getankt zonder te betalen. Dit brengt mee dat verdachte zich hierdoor tweemaal schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
Verdachte heeft zich op 3 november 2017 schuldig gemaakt aan een bedreiging met een krik. Diezelfde dag heeft verdachte zijn ex-vriendin in een auto gezet en haar tijdens de daarop volgende autorit in de auto gehouden. De pols van aangeefster kwam bekneld te zitten, doordat verdachte aangeefster in de auto heeft geduwd en het portier achter haar heeft dichtgeslagen. Het feit vond plaats ten overstaan van meerdere omstanders. Een omstander die tussen beiden wilde komen en aan aangeefster vroeg of dit wel is wat ze wilde, is daarop door verdachte verbaal bedreigd. Daarnaast waren zelfs een vader en zijn twee kleine kinderen getuige van het incident. De omstanders zijn, zonder dat zij dat hebben gewild, blootgesteld aan geweld. Hierdoor worden gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij verstrekt.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dit geldt te meer nu verdachte er tijdens het onderzoek ter terechtzitting weinig blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien, integendeel. Volgens verdachte zou hij door aldus zo te handelen aangeefster juist tegen zichzelf hebben willen beschermen.
De hoeveelheid en de ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 16 februari 2018. Daaruit volgt dat verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde eerder is veroordeeld voor het begaan van soortgelijke feiten en dat de eerder opgelegde straffen en maatregelen hem er niet van hebben weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Bovendien liep verdachte op het moment van het plegen van de hiervoor bewezen feiten nog in een proeftijd.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport d.d. 2 maart 2018 respectievelijk d.d. 9 mei 2017. Deze rapporten houden, zakelijk weergegeven, onder meer in:
Verdachte is ingebed in een crimineel milieu. Enige vorm van stabiliteit ontbreekt op dit moment in zijn leven. Ook ontbreekt het verdachte aan een zinvolle dagbesteding en reguliere inkomsten. Er zijn schulden en intieme relaties zijn veelal conflictueus. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, bestaande uit een meldplicht, een behandelverplichting, een opname voor begeleid wonen, een locatieverbod en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdediging heeft verzocht om een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank ziet daarvoor geen ruimte. Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de door verdachte gepleegde feiten, is de rechtbank van oordeel dat alleen al vanuit het oogpunt van rechtshandhaving er een stevige strafrechtelijke sanctie dient te volgen. Daarbij onderkent de rechtbank ook dat het in het belang van de verdachte en de maatschappij is met behandeling wordt gestart. Verdachte heeft ter zitting aangegeven zich te willen houden aan de bijzondere voorwaarden en heeft uit eigen beweging gevraagd om een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer 5]. Gelet op het hiervoor overwogene ziet de rechtbank aanleiding om een iets lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering met daaraan toegevoegd een contactverbod en een middelenverbod nader in te vullen door de reclassering. Met het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt tevens beoogd verdachte ervan te weerhouden een nieuw strafbaar feit te plegen. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op twee jaren.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde[slachtoffer 3] tot een bedrag van € 58,04 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde[slachtoffer 4] tot een bedrag van € 218,23 ter vergoeding van materiële en immateriële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de vordering van [slachtoffer 3] geheel kan worden toegewezen en dat de vordering van [slachtoffer 4] gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van €68,23 en dat de vordering voor het overige dient te worden afgewezen. Daarnaast heeft zij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schriftelijke vordering van [slachtoffer 3] niet kan worden toegewezen, omdat zijn vordering niet door hem ondertekend is. Daarnaast stelt de verdediging dat de vordering van [slachtoffer 4] niet toegewezen kan worden, omdat een bijgevoegd uittreksel van de Kamer van koophandel ontbreekt respectievelijk een handtekening van de tekenbevoegde bestuurder.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat benadeelde partij [slachtoffer 3] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde. De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging niet. De ingediende vordering is weliswaar niet ondertekend door de benadeelde partij, maar het wensenformulier waarin benadeelde partij heeft aangegeven een vordering in te willen dienen, is dat wel. Dit maakt dat de rechtbank het voldoende aannemelijk acht dat de vordering door [slachtoffer 3] is ingediend. De vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 oktober 2017.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank niet over een uittreksel van de Kamer van koophandel en is de vordering niet ondertekend door een tekenbevoegde bestuurder.
Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen om het ontbrekende stuk en handtekening te leveren, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 23 juni 2017, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen is verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 8 juli 2017.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 14 februari 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 23 juni 2017 voorwaardelijk opgelegde taakstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 282, 285, 312, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1,2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich na uitnodiging meldt bij de Reclassering Nederland op de door haar aangegeven tijd en plaats en op een locatie nader te bepalen, afhankelijk waar veroordeelde zich gaat vestigen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde aansluitend aan zijn detentie verblijft in een 24-uurs voorziening of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
3. dat de veroordeelde zich aansluitend aan zijn detentie laat behandelen voor zijn agressieregulatie en impulscontrole bij een instelling voor (ambulante) forensische psychiatrie zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De naam van de instelling voor forensische zorg is nog niet bekend. Dit wordt geconcretiseerd als bekend is waar veroordeelde kan gaan wonen.
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van drugs/alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, indien de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde laat zich behandelen voor zijn middelengebruik bij een instelling voor (forensische) verslavingszorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De naam van de instelling voor (forensische) verslavingszorg is nog niet bekend. Dit wordt geconcretiseerd als bekend is waar de veroordeelde kan gaan wonen.
5. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet bevindt binnen de bebouwde kom van Leeuwarden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
6. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum] 1990, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
58,04(zegge: achtenvijftig euro en vier eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van €
58,04(zegge: achtenvijftig euro en vier eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 58,04 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/720098-17:
Gelast de tenuitvoerlegging van de taakstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen d.d. 23 juni 2017 te weten: een taakstraf voor de duur van 75 uren subsidiair 35 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. M.C. van Woudenberg, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Kanhai, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2018.

Voetnoten

1.Zie de foto’s op pagina 46 t/m 48 van het procesdossier.
2.Zie de foto’s op pagina 101 en 102 van het procesdossier.