Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker
Schoolbestuur voor primair en voortgezet onderwijs tussen Lauwers en Eems-Stichting, verweerder
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 maart 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 3 maart 2017. Het verzoek om herziening werd ingediend door verzoekers, die in de eerdere procedure niet-ontvankelijk waren verklaard in hun beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden voor herziening, zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet werd voldaan.
De rechtbank overwoog dat de verzoekers niet konden aantonen dat er feiten of omstandigheden waren die vóór de uitspraak van 3 maart 2017 plaatsvonden, maar die bij hen niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De rechtbank concludeerde dat de correspondentie waar verzoekers naar verwezen niet relevant was voor de eerdere uitspraak, omdat deze niet binnen de omvang van het geschil viel. Bovendien was de rechtbank van mening dat verzoekers voldoende op de hoogte hadden moeten zijn van de relevante bepalingen van de Awb en de Wob.
Uiteindelijk werd het verzoek om herziening afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van griffier Mr. H.A. Hulst, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.