Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Op de vraag of [slachtoffer 1] en verdachte ook een apparaat hebben gebruikt om te kunnen communiceren antwoordde [slachtoffer 1] ontkennend.
Rechtbank Noord-Nederland
De rechtbank Noord-Nederland heeft op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting en aanranding. De zaak betreft twee incidenten: de eerste vond plaats in de nacht van 11 op 12 juni 2016, waarbij de verdachte [slachtoffer 1] zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en onvoldoende bewijs boden voor de beschuldiging van verkrachting. De verdachte werd vrijgesproken van dit feit.
Het tweede incident vond plaats op 4 mei 2016 in een zwembad, waar de verdachte [slachtoffer 2] zou hebben aangerand. De rechtbank achtte dit feit bewezen, op basis van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen. De verdachte heeft [slachtoffer 2] bij de borsten vastgepakt en zijn kruis tegen haar onderrug geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, rekening houdend met de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder het was begaan. De benadeelde partij [slachtoffer 1] werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was.