ECLI:NL:RBNNE:2017:97

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2972
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regulering van contactmomenten door bestuursorgaan en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Groningen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een brief van 18 april 2016, waarin verweerder aangaf de contactmomenten met eiseres te willen reguleren. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiseres tegen deze brief niet-ontvankelijk, omdat de brief volgens hem geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 1:3 van de Awb een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is, die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. De rechtbank concludeerde dat de brief van 18 april 2016 niet voldeed aan deze definitie, omdat deze geen publiekrechtelijk rechtsgevolg in het leven riep. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie, maar oordeelde dat de situatie in dit geval anders was, omdat er geen publiekrechtelijke grondslag voor de beslissing aanwezig was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. Visser, in aanwezigheid van griffier C.T. Hofman, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/2972

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Bouter),
en

het college van burgemeester en wethouders van Groningen, verweerder

(gemachtigde: T. van der Veen).

Procesverloop

Bij brief van 18 april 2016 heeft verweerder eiseres te kennen gegeven dat verweerder de contactmomenten met eiseres wil reguleren.
Bij besluit van 10 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de brief van 18 april 2016 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank tegen een besluit.
2.1.
Bij brief van 18 april 2016 heeft verweerder eiseres te kennen gegeven dat verweerder de contactmomenten met eiseres wil reguleren. Eiseres krijgt binnen de gemeente Groningen een contactpersoon aangewezen, [naam contactpersoon] , indicatiesteller beschermd wonen en opvang. [naam contactpersoon] kan eiseres wekelijks, op vrijdagmorgen van 12.00 uur tot 12.30 uur te woord staan. Eiseres kan bellen met het algemene nummer van beschermd wonen en opvang; eiseres wordt dan doorverbonden met [naam contactpersoon] . Het is eiseres niet toegestaan om [naam contactpersoon] rechtstreeks te bellen.
2.2.
Tegen deze brief heeft eiseres bij brief van 20 mei 2016 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat een brief over de wijze waarop het contact tussen eiseres en verweerder plaatsvindt volgens verweerder niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kan worden aangemerkt.
3. De rechtbank overweegt dat een brief over de wijze waarop het contact tussen eiseres en verweerder plaatsvindt niet zijn grondslag vindt in de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Nu de brief van 18 april 2016 niet strekt tot het in het leven roepen van enig publiekrechtelijk rechtsgevolg is de brief geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De verwijzing door eiseres naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 januari 2008 (200703349/1) maakt dit niet anders, omdat in de zaak bij de AbRS wel sprake was van een publiekrechtelijke grondslag voor de beslissing. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar van eiseres aldus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.T. Hofman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.