In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 maart 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Vlieland Vastgoed BV en Staatsbosbeheer, met de Stichting Beheer Erfpacht Duinkersoord & Vliepark als gedaagde partij. Vlieland Vastgoed had een kort geding aangespannen om Staatsbosbeheer te veroordelen tot het doen van een verkoopaanbieding voor erfpachtpercelen. Echter, na het bereiken van een minnelijke regeling met Staatsbosbeheer heeft Vlieland Vastgoed haar vorderingen ingetrokken. De Stichting, die niet betrokken was bij deze regeling, verzocht om een proceskostenvergoeding, omdat zij kosten had gemaakt ter voorbereiding van het kort geding.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van het kort geding niet aan de Stichting kon worden aangerekend, aangezien zij niet betrokken was bij de regeling tussen Vlieland Vastgoed en Staatsbosbeheer. De rechter wees de vordering van de Stichting voor proceskosten toe, omdat Vlieland Vastgoed haar vorderingen had ingetrokken na het bereiken van een regeling, waarbij de Stichting niet betrokken was. De voorzieningenrechter stelde vast dat de proceskostenvergoeding aan de Stichting moest worden toegewezen, en dat de hoogte van de vergoeding conform het liquidatietarief € 816,00 bedroeg, hetgeen door Vlieland Vastgoed ook werd aangeboden.
De rechter oordeelde verder dat de Stichting niet in de kosten van het griffierecht kon worden veroordeeld, omdat Vlieland Vastgoed in deze procedure in het ongelijk werd gesteld. De voorzieningenrechter compenseerde het griffierecht, zodat de Stichting haar eigen kosten zou dragen. Het vonnis werd uitgesproken door mr. M. Sanna en is uitvoerbaar bij voorraad.