ECLI:NL:RBNNE:2017:919

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
18/930299-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal uit bedrijfswagens in Tynaarlo en Assen

Op 16 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere inbraken in bedrijfswagens in Tynaarlo en Assen op 7 november 2016. De verdachte, geboren in 1995, werd bijgestaan door advocaat mr. B. Hartman, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B.D. van der Burg. Tijdens de zitting op 2 maart 2017 werd de verdachte geconfronteerd met de tenlastelegging, die onder andere diefstal en poging tot diefstal omvatte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hadden gemaakt aan de diefstallen, waarbij zij zich toegang tot de voertuigen verschaften door middel van braak.

De rechtbank achtte de verklaringen van de aangevers en de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en DNA-onderzoek, overtuigend. De verdachte had geen geloofwaardige verklaring voor zijn aanwezigheid in de buurt van de inbraken en zijn verdediging werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven en zijn houding tijdens het proces. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de inbraken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930299-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 maart 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 02 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B.D. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(BVH-nummer 2016316519)
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Tynaarlo tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een auto ( [auto] ), staande aan/nabij de [straat]
heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [straat] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of
zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft
verschaft en/of die weg te nemen telefoon onder zijn/haar/hun bereik
hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
(BVH-nummer 2016316514)
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Tynaarlo ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een auto ( [auto] ), staande aan/nabij de [straat] , weg te nemen enig
goed van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
en zich daarbij de toegang tot de plaats(en) van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te brengen
door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
een ruit van die auto heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Tynaarlo tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit
van een auto ( [auto] ), staande aan/nabij de [straat] , in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
(BVH-nummer 2016317047)
hij op of omstreeks 07 november 2016 te Tynaarlo tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een auto ( [auto] ), staande aan/nabij de [straat]
heeft weggenomen een snoertje, een lantaarn (Maglite) en/of een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen
goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
4.
(BVH-nummer 2016316845)
hij in of omstreeks de periode van 6 november 2016 tot en met 7 november 2016
te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een auto ( [auto] ), staande aan/nabij de [straat] , in elk geval enig
goed, en/of in/uit die auto een of meer tassen (met inhoud), althans enig goed,
(alles) geheel of ten dele toebehorende aan [straat] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
5.
(BHV-nummer 2016317062)
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2016 tot en met 7 november 2016
te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto
( [auto] ), staande aan/nabij de [straat] , heeft weggenomen een
navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat weg te nemen
navigatiesysteem onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat de bij verdachte in de auto aangetroffen goederen door verdachte en zijn medeverdachte zijn weggenomen en van diefstal afkomstig zijn. Er heeft geen herkenning van de goederen plaatsgevonden. Het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde acht de officier van justitie daarentegen bewezen. Zij heeft daartoe een overzicht van de bewijsmiddelen gegeven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Verdachte is niet betrokken geweest bij de verweten inbraken. Verdachte is vroeg in de ochtend op 7 november 2016 met medeverdachte [medeverdachte] en een Chinese vriend naar Assen gereden voor een bezoek aan een prostituée, genaamd [naam] . Verdachte weet niet wat de andere twee mannen hebben gedaan gedurende de tijd dat hij bij de prostituée was. Na enige tijd is [medeverdachte] verdachte weer komen ophalen, en zijn zij met zijn tweeën in de auto van [medeverdachte] vertrokken naar Utrecht, waarna zij door de politie zijn aangehouden. De Chinese vriend zou later met trein huiswaarts keren.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat op basis van de camerabeelden een algemene omschrijving wordt gegeven van de bijrijder van medeverdachte [medeverdachte] . De bijrijder wordt omschreven als een persoon met een Aziatisch uiterlijk. De omschreven kleding klopt echter niet met de door verdachte op 7 november 2016 gedragen kleding. Verdachte droeg een zwarte jas en droeg geheel zwarte schoenen met niet opvallende/witte veters.
De raadsman heeft tevens betoogd dat de verklaring van verbalisant [verbalisant] [proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2016, proces-verbaalnummer PL0100-2016316519-19], inhoudende een herkenning van verdachte niet voor het bewijs mag worden gebruikt, op grond van artikel 301 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 primair 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
De rechtbank acht het hiervoor door en namens verdachte geschetste alternatieve scenario niet geloofwaardig. Verdachte heeft bij de politie geen verklaring willen afleggen en komt pas op de terechtzitting met het verhaal dat hij samen met [medeverdachte] en een Chinese vriend naar Assen is gereden voor prostitutiebezoek. Verdachte heeft desgevraagd echter de naam van bedoelde Chinese vriend niet willen noemen, terwijl dit wel noodzakelijk is om de verklaring van verdachte te kunnen verifiëren. Daarnaast heeft verdachte volstaan met de mededeling dat de prostituée [naam] zou heten en dat zij ergens in de buurt van de [straat] in Assen zou wonen. Verdachte heeft verder aangegeven dat hij niet uitsluit dat, toen hij enige tijd alleen in de woning bij de prostituée was, meerbedoelde Chinese vriend de mededader van de inbraken is geweest en degene is die te zien is op de camerabeelden. De rechtbank acht de door verdachte in een zeer laat stadium geschetste gang van zaken onvoldoende concreet onderbouwd en daarbij is deze niet verifieerbaar. Verdachte wil de naam van de Chinese vriend niet noemen en weet geen adres waar prostituée [naam] zou wonen. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat een andere persoon met Chinees uiterlijk bij de inbraken was betrokken.
Daarnaast vinden de door de raadsman aangevoerde argumenten met betrekking tot het uiterlijk van verdachte, zijn gedragen kleding en de herkenning (van camerabeelden) van verdachte geen grondslag in het dossier. De rechtbank acht de omschrijving door aangever [slachtoffer 1] dat één van de verdachten een Aziatisch uiterlijk had en een donkere jas droeg, alsmede de 100% herkenning door verbalisant [verbalisant] van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] de ten laste feiten hebben gepleegd
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant] , op grond van artikel 301 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, niet voor het bewijs mag worden gebezigd, nu dit bewijsmiddel niet door de behandelend rechter is voorgelezen of een korte inhoud ervan is medegedeeld.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank heeft bij monde van haar voorzitter ter terechtzitting medegedeeld dat bedoelde herkenning zich in het dossier bevindt en dat de raadsman daarvan kennis heeft kunnen nemen en blijkbaar –zo blijkt uit de door hem ingeleverde pleitnotitie- daarvan kennis heeft genomen. De raadsman is tevens in de gelegenheid gesteld zich ter terechtzitting uit te laten over de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant] . Het belang van de verdediging is derhalve niet geschaad door het niet expliciet voorhouden van deze herkenning door de verbalisant [verbalisant] ter terechtzitting.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 4 en 5, dat zij
-anders dan de officier van justitie- ook deze wettig en overtuigend bewezen acht, nu de door aangevers vermelde weggenomen goederen op 7 november 2016 -kort na de inbraak- in de auto waarin verdachte en zijn medeverdachte zich bevonden zijn aangetroffen. Het betreffen zeer specifieke goederen. Er zijn namelijk (6) sporttassen met het opschrift FILA inhoudende fietsonderdelen (feit 4) bij aangever weggenomen en bij verdachten in de auto aangetroffen. Daarnaast is er een TomTom navigatiesysteem, inhoudende adresgegevens van aangever [slachtoffer 3] en het thuisadres van een werknemer van [slachtoffer 3] , weggenomen (feit 5) en bij verdachten in de auto aangetroffen. Daarbij betrekt de rechtbank de hierna te vermelden bewijsmiddelen ter zake van de feiten 1, 2 primair en 3 bij de hierna te melden bewijsmiddelen terzake van de feiten 4 en 5, alles in onderling verband en samenhang bezien en beschouwd. Het betreffen soortgelijke feiten en de gang van zaken bij de ten laste gelegde feiten onder 4 en 5 vertoont op essentiële punten belangrijke overeenkomsten met de gang van zaken bij de feiten onder 1, 2 primair en 3, waarvoor meer bewijsmiddelen voorhanden zijn. Hierbij gaat het om een specifiek patroon in het gedrag van verdachte(n) en de omstandigheden van het geval. Verdachte en zijn medeverdachte zijn in de auto van medeverdachte tezamen uit het midden van het land naar Assen en het naastgelegen Tynaarlo gegaan en hebben daar tezamen en in vereniging door middel van braak ingebroken in meerdere bedrijfswagens die bij bedrijven stonden geparkeerd. Dit alles gebeurde in de nachtelijke uren en in een kort tijdsbestek.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0100-2016343127, inhoudende:
- op pagina 2, de verklaring van verbalisant [verbalisant] :
Het onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een gepleegde inbraak in een aantal voertuigen op de [straat] te Tynaarlo. Daarbij wordt door een getuige een voertuig gezien met kenteken [kenteken] dat wegrijdt bij het plaats delict. Op diezelfde dag, 7 november 2016 omstreeks 07:13 uur, werd het voertuig aangestraald door de ANPR op de A28 links. Op diezelfde dag omstreeks 7:38 uur, worden beide inzittenden (verdachten [medeverdachte] en [verdachte] ) van het voertuig aangehouden (pagina's 10 en 27).
- op pagina 38/39, de verklaring van aangever [straat] [feit 1]:
Ik ben woonachtig aan de [straat] 5 te Tynaarlo, hier bevindt zich ook mijn bedrijf, [bedrijfsnaam] . Op 7 november 2016 omstreeks 05.00 uur werd ik wakker van een luid autoalarm. Ik zag dat er ingebroken werd in mijn bestelbus ( [auto] ). Ik zag dat er een [auto] met het kenteken [kenteken] naast de bus geparkeerd stond. Ik zag dat er een manspersoon bij de bus stond. Ik zag dat er nog iemand naast in de auto zat. Ik zag dat de man de [auto] weer instapte. Ik zag dat ondertussen dat [slachtoffer 1] met zijn auto voor mijn oprit stond om de auto te blokkeren, het bleek later dat er ook bij hem ingebroken was. Ik zag dat de auto wegreed. Ik zag dat de rechter voorruit van mijn bestelbus kapot was. Ik zag dat er een mobiele telefoon miste.
- op pagina 196/197, de verklaring van aangever [slachtoffer 1] [feit 2]:
Op 7 november 2016, omstreeks 04:55 uur, lag ik te slapen in mijn woning aan de [straat] te Tynaarlo. Ik werd wakker van het alarm wat afging van een van de vrachtauto's welke voor mijn woning stond. Ik zag een [auto] wegrijden. Men is vermoedelijk geschrokken door het alarm van de vrachtauto. Ik zag dat van een vrachtauto een ruitje was vernield. Hierna ben ik in mijn auto gestapt en zag bij [aangever] de [auto] , kenteken [kenteken] , staan welke bij mij was weggereden. Ik kan u de bestuurder als volgt omschrijven: ongeveer 18 jaar oud, blanke, hij droeg een bril, bruin kort haar. Naast hem zat een 2e persoon: Aziatisch uiterlijk, ongeveer 18 jaar oud, dikke rond hoofd, donker haar, zwarte jas.
- op pagina 135ev, de verklaring van aangever [slachtoffer 2] [feit 3]:
Op 7 november 2016 kwam ik aan bij mijn bedrijf aan de [straat] 10 te Tynaarlo. Ik zag dat er een ruit van mijn bestelbus ( [auto] ) vernield was. Ik heb camerabeelden bekeken en zag dat op 7 november 2016 omstreeks 4:58:54 een auto aan kwam rijden waarna er één van de twee mannen de ruit van de auto vernielde en waarna de andere de auto ging doorzoeken om hierna enkele spullen uit de bedrijfswagen weg te nemen. Ik zag op de beelden dat de bijrijder een wit snoertje en een zwarte lantaarn van het merk Mac-lite uit de auto heeft weggenomen. Ook mis ik wat kleingeld uit de auto.
- op pagina 150ev, de verklaring van verbalisant [verbalisant] [feit 3]:
Foto 1: Voor het bedrijfspand staat de bedrijfsauto waarin is ingebroken.
Onder “Eerste beveiligingscamera: Fotofragmenten”, vanaf Fotofragment 2016-11-7 4:58:50:
Op de camerabeelden is te zien dat er een auto de [straat] in komt rijden. Een grijskleurige [auto] komt de oprit van het bedrijventerrein oprijden. In het voertuig zijn 2 mannen zichtbaar. De bestuurder is een man van ongeveer 20 jaar, tenger postuur, bril dragend, noord Afrikaans uiterlijk. De bijrijder is een man van ongeveer 20 jaar, tenger postuur, Aziatisch uiterlijk, flinke bos haar. Op een fotofragment valt te zien dat de bijrijder met een puntig voorwerp een slaande beweging maakt richting het kleine raam, hetgeen resulteert in een gebroken ruit. De bestuurder doorzoekt de gehele bedrijfswagen. De bijrijder komt achter de bijrijdersportier vandaan met een MAG-LITE en een wit snoer.
- op pagina 89, de verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] [feit 3]:
Door ons is onderzoek naar sporen verricht in verband met diefstal uit een bestelauto op 7 november 2016. Het onderzoek werd verricht in het bedrijfspand aan de [straat] 10 te Tynaarlo. Aangever [aangever] gaf aan dat er een diefstal was gepleegd vanuit zijn bestelauto. Aangever trof aan de binnenzijde van het rechterportier een bloedspoor aan. Ten behoeve van een nader in te stellen DNA onderzoek heb ik, verbalisant Dekker, het bloedspoor veiliggesteld en voorzien van SIN AAJS0760NL.
- op pagina 93ev, de verklaring van S.R. Hoogendoorn-Jagai, NFI-deskundige [feit 3]:
DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Tynaarlo op 7 november 2016.
Resultaten interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek:
SIN en omschrijving: AAJS0760NL#01. Bloed
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man.
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: B. [medeverdachte] (zie 'DNA-databank').
Matchkans: kleiner dan één op één miljard.
- op pagina 58, de verklaring van verbalisant F. [verbalisant] verklaart:
Ik heb op 7 november 2016 het verhoor van beide verdachten afgenomen. Bij het uitkijken van de camerabeelden met betrekking tot de bedrijfswagen inbraken in Tynaarlo herkende ik voor 100% op de bewegende beelden de verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte] aan hun gezichtsgelaat en tevens het haardracht van verdachte [verdachte] . Ik verbalisant herkende op de bewegende beelden tevens de kleding van beide verdachten die 100 % overeenkomen met de kleding die de verdachten tijdens het verhoor droegen.
- op pagina 177ev, de verklaring van aangever [aangever] [feit 4] :
Ik ben werkzaam bij het bedrijf " [slachtoffer 4] ," [straat] te Assen. Het bedrijf is in het bezit van een bedrijfswagen ( [auto] ). Op 6 november 2016, omstreeks 17:00 uur is de bus geparkeerd op de oprit van het bedrijf. Op 7 november 2016, omstreeks 10:45 uur zag ik dat de bus niet beschadigd was. Er zijn vermoedelijk wel een aantal tassen van het merk Fila uit de bus weggenomen. In deze tassen zaten reserve onderdelen voor fietsen.
- op pagina 180, de verklaring van verbalisant [verbalisant] : [feit 4] :
Ik hoorde dat de aangever verklaarde dat er vermoedelijk een aantal tassen van Fila zijn
weggenomen uit de bus. De tassen die zijn aangetroffen in het voertuig van de verdachten, komen overeen met de tassen die de aangever beschrijft.
- op pagina 66ev, de verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] [feit 4]:
De volgende spullen lagen in het voertuig, merk [auto] voorzien van kenteken [kenteken] .
Zes sporttassen, merk Fila met onder meer inhoudende fietsonderdelen.
- op pagina 193ev, de verklaring van aangever [aangever] verklaart [feit 5]:
Op 04 november 2016, omstreeks 17:00 uur, parkeerde mijn collega de bedrijfswagen van de [slachtoffer 3] te Assen op ons bedrijfsterrein aan de [straat] te Assen. De bedrijfswagen was afgesloten en onbeschadigd op de parkeerplaats achtergelaten. Op 07 november 2016, omstreeks 10:00 uur, liep ik naar de bedrijfswagen toe en zag dat er bij het rechtervoorportier een zijraampje kapot was. Ik zag dat de plek waar het TomTom navigatiesysteem bevestigd hoort te zitten nu leeg was.
- op pagina 65, de verklaring van verbalisant [verbalisant] [feit 5]:
Op 7 december 2016 heb ik een onderzoek ingesteld naar een TomTom navigatiesysteem dat is aangetroffen in het voertuig van de verdachten. Op het TomTom navigatiesysteem staan een aantal adressen onder het kopje favorieten. Deze adressen worden aangegeven als:
[straat] , Assen, [naam] , [naam] . Als thuisadres staat het adres [straat] , [plaats] ingesteld. Een van de aangevers doet aangifte namens de [slachtoffer 3] . Uit deze aangifte blijkt dat er een TomTom navigatiesysteem is weggenomen. Ik heb telefonisch contact gehad met de aangever van de [slachtoffer 3] . Ik hoorde dat hij verklaarde dat de persoon die de TomTom navigatie heeft ingesteld woonde op de [straat] te [plaats] . De [slachtoffer 3] is gevestigd op de [straat] te Assen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 07 november 2016 te Tynaarlo tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto ( [auto] ), staande aan de [straat]
heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn medeverdachte, waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 07 november 2016 te Tynaarlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto ( [auto] ), staande aan de [straat] , weg te nemen enig goed van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een ruit van die auto heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 07 november 2016 te Tynaarlo tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto ( [auto] ), staande aan de [straat]
heeft weggenomen een snoertje, een lantaarn (Maglite) en een geldbedrag, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn medeverdachte, waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
4.
hij in de periode van 6 november 2016 tot en met 7 november 2016 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een auto ( [auto] ), staande aan de [straat] tassen met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 4] ;
5.
hij in de periode van 4 november 2016 tot en met 7 november 2016 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto
( [auto] ), staande aan de [straat] , heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2. Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. Diefstal, door twee of meer verenigde personen;
5. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 135 dagen gevangenisstraf met aftrek van voorarrest en 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor gepleit voor vrijspraak ten aanzien van de gehele tenlastelegging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, tezamen en in vereniging met een ander, schuldig gemaakt aan een viertal diefstallen uit bedrijfsauto's en een poging daartoe, gepleegd te Tynaarlo en Assen. Zij zijn hiertoe -voor eigen financieel gewin- kennelijk om hun werkterrein te verleggen, vanuit het midden van het land naar Drenthe gereden. Deze diefstallen werden bijna alle gepleegd door middel van braak om zich de toegang tot de bedrijfswagens te verschaffen. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de samenleving en met name bij de betrokken slachtoffers. De slachtoffers hebben, naast het missen van hun eigendommen, veelal ook te maken met schade als gevolg van deze inbraken. De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 26 januari 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Daarnaast betrekt de rechtbank de proceshouding van verdachte dat hij geen inzicht heeft willen gegeven in zijn handelen en de laakbaarheid ervan blijkbaar niet inziet. Tevens is verdachte, blijkens de reclasseringsrapportage, niet gemotiveerd hulp en/of behandeling te accepteren. De feiten rechtvaardigen, rekening houdend met de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, een gevangenisstraf van na te melden duur.
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde delicten en hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 7 maanden. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel, zoals door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de houding van verdachte niet opportuun.

Benadeelde partijen

[naam] (feit 1) en [naam] (feit 3) hebben zich, ieder voor zich, voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam] vordert de officier van justitie dat de vordering tot een bedrag van € 200,07 (vervanging ruit) hoofdelijk wordt toegewezen, alsmede in het kader van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige vordert zij dat de vordering wegens onvoldoende onderbouwing niet ontvankelijk wordt verklaard. Met betrekking tot de benadeelde partij [naam] vordert de officier van justitie dat de vordering tot een bedrag van € 65,00 (eigen risico) hoofdelijk wordt toegewezen, alsmede in het kader van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige vordert zij dat de vordering wegens onvoldoende onderbouwing niet ontvankelijk wordt verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade van de benadeelde partij [naam] alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 200,07 (vervanging ruit) voldoende aannemelijk gemaakt. De vordering is dan ook gegrond en dit bedrag is voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de overige geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom deels niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan met betrekking tot de overige geleden schade slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade van de benadeelde partij [naam] alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 65,00 (eigen risico) voldoende aannemelijk gemaakt. De vordering is dan ook gegrond en dit bedrag is voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen goederen aan de benadeelde partij kunnen worden teruggegeven en dat zij voor het overige over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de overige geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom deels niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan met betrekking tot de overige geleden schade slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht daarnaast telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [naam]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 200,07 (zegge: tweehonderd euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 07 november 2016, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam] , te betalen een bedrag van € 200,07 (zegge: tweehonderd euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 07 november 2016,
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [naam]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 65,00 (zegge: vijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 07 november 2016, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam] , te betalen een bedrag van € 65,00 (zegge: vijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 07 november 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. R. Depping en mr. M. van der Veen, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2017.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.