Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat de bij verdachte in de auto aangetroffen goederen door verdachte en zijn medeverdachte zijn weggenomen en van diefstal afkomstig zijn. Er heeft geen herkenning van de goederen plaatsgevonden. Het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde acht de officier van justitie daarentegen bewezen. Zij heeft daartoe een overzicht van de bewijsmiddelen gegeven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Verdachte is niet betrokken geweest bij de verweten inbraken. Verdachte is vroeg in de ochtend op 7 november 2016 met medeverdachte [medeverdachte] en een Chinese vriend naar Assen gereden voor een bezoek aan een prostituée, genaamd [naam] . Verdachte weet niet wat de andere twee mannen hebben gedaan gedurende de tijd dat hij bij de prostituée was. Na enige tijd is [medeverdachte] verdachte weer komen ophalen, en zijn zij met zijn tweeën in de auto van [medeverdachte] vertrokken naar Utrecht, waarna zij door de politie zijn aangehouden. De Chinese vriend zou later met trein huiswaarts keren.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat op basis van de camerabeelden een algemene omschrijving wordt gegeven van de bijrijder van medeverdachte [medeverdachte] . De bijrijder wordt omschreven als een persoon met een Aziatisch uiterlijk. De omschreven kleding klopt echter niet met de door verdachte op 7 november 2016 gedragen kleding. Verdachte droeg een zwarte jas en droeg geheel zwarte schoenen met niet opvallende/witte veters.
De raadsman heeft tevens betoogd dat de verklaring van verbalisant [verbalisant] [proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2016, proces-verbaalnummer PL0100-2016316519-19], inhoudende een herkenning van verdachte niet voor het bewijs mag worden gebruikt, op grond van artikel 301 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 primair 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
De rechtbank acht het hiervoor door en namens verdachte geschetste alternatieve scenario niet geloofwaardig. Verdachte heeft bij de politie geen verklaring willen afleggen en komt pas op de terechtzitting met het verhaal dat hij samen met [medeverdachte] en een Chinese vriend naar Assen is gereden voor prostitutiebezoek. Verdachte heeft desgevraagd echter de naam van bedoelde Chinese vriend niet willen noemen, terwijl dit wel noodzakelijk is om de verklaring van verdachte te kunnen verifiëren. Daarnaast heeft verdachte volstaan met de mededeling dat de prostituée [naam] zou heten en dat zij ergens in de buurt van de [straat] in Assen zou wonen. Verdachte heeft verder aangegeven dat hij niet uitsluit dat, toen hij enige tijd alleen in de woning bij de prostituée was, meerbedoelde Chinese vriend de mededader van de inbraken is geweest en degene is die te zien is op de camerabeelden. De rechtbank acht de door verdachte in een zeer laat stadium geschetste gang van zaken onvoldoende concreet onderbouwd en daarbij is deze niet verifieerbaar. Verdachte wil de naam van de Chinese vriend niet noemen en weet geen adres waar prostituée [naam] zou wonen. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat een andere persoon met Chinees uiterlijk bij de inbraken was betrokken.
Daarnaast vinden de door de raadsman aangevoerde argumenten met betrekking tot het uiterlijk van verdachte, zijn gedragen kleding en de herkenning (van camerabeelden) van verdachte geen grondslag in het dossier. De rechtbank acht de omschrijving door aangever [slachtoffer 1] dat één van de verdachten een Aziatisch uiterlijk had en een donkere jas droeg, alsmede de 100% herkenning door verbalisant [verbalisant] van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] betrouwbaar. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] de ten laste feiten hebben gepleegd
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant] , op grond van artikel 301 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, niet voor het bewijs mag worden gebezigd, nu dit bewijsmiddel niet door de behandelend rechter is voorgelezen of een korte inhoud ervan is medegedeeld.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank heeft bij monde van haar voorzitter ter terechtzitting medegedeeld dat bedoelde herkenning zich in het dossier bevindt en dat de raadsman daarvan kennis heeft kunnen nemen en blijkbaar –zo blijkt uit de door hem ingeleverde pleitnotitie- daarvan kennis heeft genomen. De raadsman is tevens in de gelegenheid gesteld zich ter terechtzitting uit te laten over de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant] . Het belang van de verdediging is derhalve niet geschaad door het niet expliciet voorhouden van deze herkenning door de verbalisant [verbalisant] ter terechtzitting.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 4 en 5, dat zij
-anders dan de officier van justitie- ook deze wettig en overtuigend bewezen acht, nu de door aangevers vermelde weggenomen goederen op 7 november 2016 -kort na de inbraak- in de auto waarin verdachte en zijn medeverdachte zich bevonden zijn aangetroffen. Het betreffen zeer specifieke goederen. Er zijn namelijk (6) sporttassen met het opschrift FILA inhoudende fietsonderdelen (feit 4) bij aangever weggenomen en bij verdachten in de auto aangetroffen. Daarnaast is er een TomTom navigatiesysteem, inhoudende adresgegevens van aangever [slachtoffer 3] en het thuisadres van een werknemer van [slachtoffer 3] , weggenomen (feit 5) en bij verdachten in de auto aangetroffen. Daarbij betrekt de rechtbank de hierna te vermelden bewijsmiddelen ter zake van de feiten 1, 2 primair en 3 bij de hierna te melden bewijsmiddelen terzake van de feiten 4 en 5, alles in onderling verband en samenhang bezien en beschouwd. Het betreffen soortgelijke feiten en de gang van zaken bij de ten laste gelegde feiten onder 4 en 5 vertoont op essentiële punten belangrijke overeenkomsten met de gang van zaken bij de feiten onder 1, 2 primair en 3, waarvoor meer bewijsmiddelen voorhanden zijn. Hierbij gaat het om een specifiek patroon in het gedrag van verdachte(n) en de omstandigheden van het geval. Verdachte en zijn medeverdachte zijn in de auto van medeverdachte tezamen uit het midden van het land naar Assen en het naastgelegen Tynaarlo gegaan en hebben daar tezamen en in vereniging door middel van braak ingebroken in meerdere bedrijfswagens die bij bedrijven stonden geparkeerd. Dit alles gebeurde in de nachtelijke uren en in een kort tijdsbestek.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0100-2016343127, inhoudende:
- op pagina 2, de verklaring van verbalisant [verbalisant] :
Het onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een gepleegde inbraak in een aantal voertuigen op de [straat] te Tynaarlo. Daarbij wordt door een getuige een voertuig gezien met kenteken [kenteken] dat wegrijdt bij het plaats delict. Op diezelfde dag, 7 november 2016 omstreeks 07:13 uur, werd het voertuig aangestraald door de ANPR op de A28 links. Op diezelfde dag omstreeks 7:38 uur, worden beide inzittenden (verdachten [medeverdachte] en [verdachte] ) van het voertuig aangehouden (pagina's 10 en 27).
- op pagina 38/39, de verklaring van aangever [straat] [feit 1]:
Ik ben woonachtig aan de [straat] 5 te Tynaarlo, hier bevindt zich ook mijn bedrijf, [bedrijfsnaam] . Op 7 november 2016 omstreeks 05.00 uur werd ik wakker van een luid autoalarm. Ik zag dat er ingebroken werd in mijn bestelbus ( [auto] ). Ik zag dat er een [auto] met het kenteken [kenteken] naast de bus geparkeerd stond. Ik zag dat er een manspersoon bij de bus stond. Ik zag dat er nog iemand naast in de auto zat. Ik zag dat de man de [auto] weer instapte. Ik zag dat ondertussen dat [slachtoffer 1] met zijn auto voor mijn oprit stond om de auto te blokkeren, het bleek later dat er ook bij hem ingebroken was. Ik zag dat de auto wegreed. Ik zag dat de rechter voorruit van mijn bestelbus kapot was. Ik zag dat er een mobiele telefoon miste.
- op pagina 196/197, de verklaring van aangever [slachtoffer 1] [feit 2]:
Op 7 november 2016, omstreeks 04:55 uur, lag ik te slapen in mijn woning aan de [straat] te Tynaarlo. Ik werd wakker van het alarm wat afging van een van de vrachtauto's welke voor mijn woning stond. Ik zag een [auto] wegrijden. Men is vermoedelijk geschrokken door het alarm van de vrachtauto. Ik zag dat van een vrachtauto een ruitje was vernield. Hierna ben ik in mijn auto gestapt en zag bij [aangever] de [auto] , kenteken [kenteken] , staan welke bij mij was weggereden. Ik kan u de bestuurder als volgt omschrijven: ongeveer 18 jaar oud, blanke, hij droeg een bril, bruin kort haar. Naast hem zat een 2e persoon: Aziatisch uiterlijk, ongeveer 18 jaar oud, dikke rond hoofd, donker haar, zwarte jas.
- op pagina 135ev, de verklaring van aangever [slachtoffer 2] [feit 3]:
Op 7 november 2016 kwam ik aan bij mijn bedrijf aan de [straat] 10 te Tynaarlo. Ik zag dat er een ruit van mijn bestelbus ( [auto] ) vernield was. Ik heb camerabeelden bekeken en zag dat op 7 november 2016 omstreeks 4:58:54 een auto aan kwam rijden waarna er één van de twee mannen de ruit van de auto vernielde en waarna de andere de auto ging doorzoeken om hierna enkele spullen uit de bedrijfswagen weg te nemen. Ik zag op de beelden dat de bijrijder een wit snoertje en een zwarte lantaarn van het merk Mac-lite uit de auto heeft weggenomen. Ook mis ik wat kleingeld uit de auto.
- op pagina 150ev, de verklaring van verbalisant [verbalisant] [feit 3]:
Foto 1: Voor het bedrijfspand staat de bedrijfsauto waarin is ingebroken.
Onder “Eerste beveiligingscamera: Fotofragmenten”, vanaf Fotofragment 2016-11-7 4:58:50:
Op de camerabeelden is te zien dat er een auto de [straat] in komt rijden. Een grijskleurige [auto] komt de oprit van het bedrijventerrein oprijden. In het voertuig zijn 2 mannen zichtbaar. De bestuurder is een man van ongeveer 20 jaar, tenger postuur, bril dragend, noord Afrikaans uiterlijk. De bijrijder is een man van ongeveer 20 jaar, tenger postuur, Aziatisch uiterlijk, flinke bos haar. Op een fotofragment valt te zien dat de bijrijder met een puntig voorwerp een slaande beweging maakt richting het kleine raam, hetgeen resulteert in een gebroken ruit. De bestuurder doorzoekt de gehele bedrijfswagen. De bijrijder komt achter de bijrijdersportier vandaan met een MAG-LITE en een wit snoer.
- op pagina 89, de verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] [feit 3]:
Door ons is onderzoek naar sporen verricht in verband met diefstal uit een bestelauto op 7 november 2016. Het onderzoek werd verricht in het bedrijfspand aan de [straat] 10 te Tynaarlo. Aangever [aangever] gaf aan dat er een diefstal was gepleegd vanuit zijn bestelauto. Aangever trof aan de binnenzijde van het rechterportier een bloedspoor aan. Ten behoeve van een nader in te stellen DNA onderzoek heb ik, verbalisant Dekker, het bloedspoor veiliggesteld en voorzien van SIN AAJS0760NL.
- op pagina 93ev, de verklaring van S.R. Hoogendoorn-Jagai, NFI-deskundige [feit 3]:
DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Tynaarlo op 7 november 2016.
Resultaten interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek:
SIN en omschrijving: AAJS0760NL#01. Bloed
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man.
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: B. [medeverdachte] (zie 'DNA-databank').
Matchkans: kleiner dan één op één miljard.
- op pagina 58, de verklaring van verbalisant F. [verbalisant] verklaart:
Ik heb op 7 november 2016 het verhoor van beide verdachten afgenomen. Bij het uitkijken van de camerabeelden met betrekking tot de bedrijfswagen inbraken in Tynaarlo herkende ik voor 100% op de bewegende beelden de verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte] aan hun gezichtsgelaat en tevens het haardracht van verdachte [verdachte] . Ik verbalisant herkende op de bewegende beelden tevens de kleding van beide verdachten die 100 % overeenkomen met de kleding die de verdachten tijdens het verhoor droegen.
- op pagina 177ev, de verklaring van aangever [aangever] [feit 4] :
Ik ben werkzaam bij het bedrijf " [slachtoffer 4] ," [straat] te Assen. Het bedrijf is in het bezit van een bedrijfswagen ( [auto] ). Op 6 november 2016, omstreeks 17:00 uur is de bus geparkeerd op de oprit van het bedrijf. Op 7 november 2016, omstreeks 10:45 uur zag ik dat de bus niet beschadigd was. Er zijn vermoedelijk wel een aantal tassen van het merk Fila uit de bus weggenomen. In deze tassen zaten reserve onderdelen voor fietsen.
- op pagina 180, de verklaring van verbalisant [verbalisant] : [feit 4] :
Ik hoorde dat de aangever verklaarde dat er vermoedelijk een aantal tassen van Fila zijn
weggenomen uit de bus. De tassen die zijn aangetroffen in het voertuig van de verdachten, komen overeen met de tassen die de aangever beschrijft.
- op pagina 66ev, de verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] [feit 4]:
De volgende spullen lagen in het voertuig, merk [auto] voorzien van kenteken [kenteken] .
Zes sporttassen, merk Fila met onder meer inhoudende fietsonderdelen.
- op pagina 193ev, de verklaring van aangever [aangever] verklaart [feit 5]:
Op 04 november 2016, omstreeks 17:00 uur, parkeerde mijn collega de bedrijfswagen van de [slachtoffer 3] te Assen op ons bedrijfsterrein aan de [straat] te Assen. De bedrijfswagen was afgesloten en onbeschadigd op de parkeerplaats achtergelaten. Op 07 november 2016, omstreeks 10:00 uur, liep ik naar de bedrijfswagen toe en zag dat er bij het rechtervoorportier een zijraampje kapot was. Ik zag dat de plek waar het TomTom navigatiesysteem bevestigd hoort te zitten nu leeg was.
- op pagina 65, de verklaring van verbalisant [verbalisant] [feit 5]:
Op 7 december 2016 heb ik een onderzoek ingesteld naar een TomTom navigatiesysteem dat is aangetroffen in het voertuig van de verdachten. Op het TomTom navigatiesysteem staan een aantal adressen onder het kopje favorieten. Deze adressen worden aangegeven als:
[straat] , Assen, [naam] , [naam] . Als thuisadres staat het adres [straat] , [plaats] ingesteld. Een van de aangevers doet aangifte namens de [slachtoffer 3] . Uit deze aangifte blijkt dat er een TomTom navigatiesysteem is weggenomen. Ik heb telefonisch contact gehad met de aangever van de [slachtoffer 3] . Ik hoorde dat hij verklaarde dat de persoon die de TomTom navigatie heeft ingesteld woonde op de [straat] te [plaats] . De [slachtoffer 3] is gevestigd op de [straat] te Assen.