Op 16 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977, die beschuldigd werd van diefstal uit een woning in Groningen op 4 oktober 2016. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.W. van der Zee, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.M. de Vries. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend heeft bewezen, mede op basis van zijn bekentenis en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en hem vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, waarbij werd benadrukt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar zeventien strafbare feiten heeft gepleegd en vier keer onherroepelijk is veroordeeld. De verdediging pleitte tegen de ISD-maatregel, stellende dat de verdachte gemotiveerd is om een middelen- en delictenvrij leven te leiden en dat er nog niet alle mogelijkheden voor ambulante hulp zijn geprobeerd.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het advies van de reclassering, dat de verdachte sinds 2002 herhaaldelijk met justitie in aanraking is geweest en dat eerdere behandelingen niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft bepaald dat de noodzaak van voortzetting van de maatregel na twaalf maanden moet worden beoordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank de proeftijd van een eerder vonnis verlengd met één jaar, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd.