ECLI:NL:RBNNE:2017:884

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 januari 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
5459824 / AR VERZ 16-225
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om transitievergoeding in het kader van arbeidsongeschiktheid en CAO-bepalingen

In deze zaak heeft verzoekster, die sinds 20 november 2013 arbeidsongeschikt is, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Nederland om ING Bank Personeel B.V. te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 24.673,00. Dit verzoek is ingediend op 24 oktober 2016, na de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst op 1 augustus 2016, die was gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid. Verzoekster stelt dat de regeling in de CAO ING 2015-2017, die voorziet in een arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen, niet gelijkwaardig is aan de transitievergoeding zoals bedoeld in artikel 7:673 BW.

ING verweert zich door te stellen dat de CAO wel degelijk een gelijkwaardige voorziening biedt, waardoor verzoekster geen recht heeft op de transitievergoeding. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de CAO, die na 1 juli 2015 is afgesloten, voldoet aan de eisen van artikel 7:673b BW. De kantonrechter oordeelt dat de in de CAO opgenomen voorzieningen, zoals het arbeidsongeschiktheidspensioen en de premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen, als gelijkwaardig aan de transitievergoeding kunnen worden aangemerkt.

De kantonrechter wijst het verzoek van verzoekster af en oordeelt dat er geen recht op transitievergoeding bestaat, omdat de CAO een gelijkwaardige voorziening biedt. Verzoekster wordt bovendien veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van ING. De beschikking is gegeven in Groningen en openbaar uitgesproken op 4 januari 2017.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 5459824 / AR VERZ 16-225
beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:673 BW d.d. 4 januari 2017
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.I. Westervaarder, werkzaam bij TVM Rechtshulp B.V.,
tegen
ING BANK PERSONEEL B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. S. Wehl, aldaar werkzaam.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en ING worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan, ingekomen ter griffie op 24 oktober 2016, om ING te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 24.673,00. ING heeft op 25 november 2016 een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 7 december 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , is op 30 januari 2016 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) ING. De laatste functie die [verzoekster] vervulde, is die van medewerker Sales & Services Call/CKA C, met een salaris van € 1.471,26 bruto per maand op basis van 18 uur per week.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO ING 2015-2017 (hierna: de CAO) van toepassing.
2.3.
In artikel 6.4 van de CAO is het volgende bepaald:

(…)

Ben je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt op grond van de Wet Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA), dan wordt het dienstverband beëindigd.
(…)
Als het dienstverband wordt beëindigd vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid kom je op grond van de reglementen van de Basispensioenregeling in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidspensioen als aanvulling op je arbeidsongeschiktheidsuitkering en voor een premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen. Deze aanspraken, ook als het arbeidsongeschiktheidspensioen niet tot uitkering komt, worden aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in artikel 673b Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat wanneer deze regeling voor jou geldt, je niet ook nog de transitievergoeding ontvangt
2.4.
[verzoekster] is sinds 20 november 2013 arbeidsongeschikt. Met ingang van 5 juni 2015 ontvangt [verzoekster] een IVA-uitkering, die door het UWV met verkorte wachttijd is toegekend.
2.5.
Na de daartoe verkregen vergunning heeft ING de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 augustus 2016, op grond van volledige arbeidsongeschiktheid die langer dan 104 weken heeft geduurd.
2.6.
ING heeft geen transitievergoeding aan [verzoekster] betaald. Op grond van artikel 6.4 van de CAO heeft ING de opbouw van het ouderdomspensioen premievrij voortgezet.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt ING te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 24.673,00 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag – kort gezegd – dat de in de in artikel 6.4 van de CAO neergelegde regeling niet een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening is, zodat artikel 7:673b van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet van toepassing is. De regeling die de CAO kwalificeert als gelijkwaardige voorziening bestaat uit twee delen: een arbeidsongeschiktheidspensioen en een premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen. Beide aanspraken vloeien voort uit de Basispensioenregeling ING. De CAO roept ze dus niet in leven.
3.3.
[verzoekster] ontvangt geen aanvulling nu de IVA-uitkering 75% van het laatst genoten dagloon bedraagt. De premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspension is per definitie geen equivalent van de transitievergoeding, nu de voortzetting niet leidt tot een direct – of op zijn minst binnen een redelijke termijn – na afloop van de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk kunnen genieten van de geldelijke waarde ervan. Een transitievergoeding dient ertoe de ex-werknemer in concreto te compenseren voor de directe gevolgen van het verlies van de arbeidsovereenkomst. Het ouderdomspensioen biedt die compensatie niet, nu dat immers pas op of na 67-jarige leeftijd tot uitkering komt. Daar komt bij dat het in ieder afzonderlijk geval lastig zal zijn om vooraf te bepalen of het totaalbedrag van de voort te zetten pensioenpremies het equivalent zal vormen van de voor de betreffende werknemer geldende transitievergoeding, zeker in het geval er sprake is van IVA-gerechtigden. Het is immers uiterst onzeker of de pensioengerechtigde leeftijd zal worden bereikt.

4.Het verweer

4.1.
ING verweert zich en stelt dat het verzoek om haar te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding moet worden afgewezen.
4.2.
ING voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Uit hoofde van de CAO komt [verzoekster] een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening toe. Zij heeft daarom op grond van artikel 7:673b BW geen recht op een transitievergoeding. De CAO voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Pensioenovereenkomst is onderdeel van de CAO. Deze is als bijlage bij de CAO gevoegd.
4.3.
De in de CAO getroffen voorziening past bij de situatie van de arbeidsongeschikte medewerker waarvan de arbeidsovereenkomst eindigt. De medewerker ontvangt een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen die de IVA-uitkering aanvult tot 75% van het pensioensalaris. Daarnaast worden de gevolgen van het ontslag gecompenseerd door de premievrije voortzetting van het ouderdomspensioen, omdat transitie naar ander werk en dus opbouw onder een nieuwe pensioenregeling niet in de rede ligt. De premievrije opbouw sorteert direct effect, omdat de opbouw van het ouderdomspensioen doorloopt. Er is sprake van een op geld waardeerbare vordering van tenminste het equivalent van de transitievergoeding. Het is geen vereiste dat de gelijkwaardige voorziening gericht moet zijn op de transitie naar ander werk.
4.4.
De in de CAO bepaalde gelijkwaardige voorziening is als regeling, maar ook gezien de individuele uitkomst voor [verzoekster] , zonder meer een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening. Toekenning van een transitievergoeding is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze procedure om de vraag of ING moet worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 24.673,00, zoals door [verzoekster] is verzocht. [verzoekster] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.2.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. Tussen partijen is niet in geschil dat aan deze beide voorwaarden is voldaan. Artikel 7:673b lid 1 BW bepaalt echter dat artikel 7:673 BW niet van toepassing is, indien in een collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan voor werknemers als bedoeld in artikel 7:673 lid 1 BW een gelijkwaardige voorziening is opgenomen. Nu de CAO tot stand is gekomen na 1 juli 2015 en tussen partijen niet in geschil is dat de CAO, zoals bedoeld in 7:673b lid 1 BW, is afgesloten onder de daarin voorgeschreven voorwaarden, is voornoemd artikel in beginsel van toepassing.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de in de CAO genoemde voorziening te kwalificeren is als een in de CAO opgenomen aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening.
5.4.
Zoals in ro. 2.3 is geciteerd is in artikel 6.4 van de CAO bepaald dat indien de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is op grond van de Wet Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) het dienstverband wordt beëindigd. Verder is bepaald dat, indien dat het geval is, de werknemer op grond van de reglementen van de Basispensioenregeling in aanmerking komt voor een arbeidsongeschiktheidspensioen als aanvulling op de arbeidsongeschiktheidsuitkering en voor een premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen. Deze aanspraken worden in de CAO, ook als het arbeidsongeschiktheidspensioen niet tot uitkering komt, aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in artikel 7:673b BW.
5.5.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat er bij een gelijkwaardige voorziening sprake moet zijn van een voorziening in geld en/of natura die het equivalent vormt van hetgeen waarop een werknemer aanspraak kan maken op grond van de wettelijke regeling inzake de transitievergoeding. De kantonrechter is van oordeel dat een belangrijke aanwijzing of er al dan niet sprake is van een gelijkwaardige voorziening in de bewoording ligt van de betreffende bepaling in de CAO. In het onderhavige geval wordt in de CAO bepaald dat de premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen, ook als het arbeidsongeschiktheids-pensioen niet tot uitkering komt, moet worden aangemerkt als een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening. Daarnaast dient er naar het oordeel van de kantonrechter, anders dan zoals door [verzoekster] is gesteld, niet te worden gekeken naar het (eerste) moment van uitkering van deze vergoeding, maar naar het financiële voordeel dat de premievrije opbouw van het ouderdomspensioen voor de werknemer oplevert. In de wet is geen aanknopingspunt te vinden dat de werknemer direct moet kunnen genieten van de voorziening. Daar komt bij dat, doordat de werkgever de opbouw van het pensioen betaalt, dit de werknemer maandelijks een besparing oplevert. [verzoekster] heeft het door ING in haar verweerschrift berekende bedrag dat de voortzetting van het pensioen bedraagt niet betwist. Zij heeft evenmin betwist dat zij voordeel geniet in vergelijking met de situatie dat zij de pensioenopbouw uit eigen kosten zou moeten voldoen.
5.6.
De voorziening zoals opgenomen in de CAO is naar het oordeel van de kantonrechter collectief gelijkwaardig. De wet dwingt er niet toe dat wordt bekeken hoe een dergelijke voorziening achteraf individueel uitwerkt. De wet kent geen aanknopingspunten om individueel te becijferen of er sprake is van een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening. Dit kan immers (in het onderhavige geval) ook pas achteraf worden beoordeeld.
5.7.
Verder overweegt de kantonrechter dat artikel 7:673b BW bepaalt dat er sprake moet zijn van een gelijkwaardige voorziening die is opgenomen in de CAO. Dat de voorziening tot premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen voortvloeit uit de Pensioenovereenkomst is hiervoor geen beletsel. Deze maakt immers, zo blijkt uit hoofdstuk 7 van de CAO, integraal deel uit van de CAO. De afspraak dat de aanspraak wordt aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening is eveneens bij CAO gemaakt.
5.8.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat er sprake van een in een CAO opgenomen aan een transitievergoeding gelijkwaardige voorziening ex artikel 7:673b BW. Op grond daarvan heeft [verzoekster] geen recht op de transitievergoeding en zullen haar verzoeken worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoekster] , omdat hij ongelijk krijgt, tot op heden aan de zijde van ING vastgesteld op € 400,00 aan salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van ING vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven te Groningen en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2017 door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 401