1.7Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) kent het college degene die in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
3. Bij de beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade dient te worden onderzocht of de aanvrager door een wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de planologische maatregel, waarvan gesteld wordt dat die schade heeft veroorzaakt en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is wat betreft het oude planologische regime niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking heeft plaatsgevonden (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 29 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV7254). 4. Verweerder heeft - onder verwijzing naar het advies van de schadebeoordelingscommissie - overwogen dat uit de gemaakte planologische vergelijking blijkt dat het nieuwe bestemmingsplan geen planologische verslechtering voor eiseres meebrengt. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat uit onderzoek is gebleken dat op de peildatum negen bedrijfswoningen en tien bedrijven gerealiseerd waren. Nu op grond van het bestemmingsplan Eemspoort 1999 tien bedrijfswoningen waren toegestaan kon eiseres derhalve nog één bedrijfswoning (en bedrijf) realiseren. Daarbij gaat verweerder er van uit dat alle (burger)woningen, gelet op de (bedrijfs)bestemming in het bestemmingsplan Eemspoort 1999, als bedrijfswoning moeten worden aangemerkt. Nu eiseres onder het nieuwe bestemmingsplan ook een bedrijf met een bedrijfswoning kan bouwen is geen sprake van een planologische verslechtering.
Ten aanzien van de schade handhaaft de commissie haar standpunt dat eiseres geen rechten kan ontlenen aan het enkele feit dat er in algemene zin in de gehele Hunzezone de mogelijkheid bestond voor realisering van tien bedrijfsgebonden woningen. Eiseres had de schade ook kunnen lijden indien een andere gegadigde op een eerder tijdstip een aanvraag om bouwvergunning had ingediend en de noodzaak van een bedrijfswoning had aangetoond.
5. Eiseres voert aan dat verweerder zich eerder consequent op het standpunt heeft gesteld dat in de Hunzezone op de peildatum sprake was van zeven woon/werkcombinaties. Eiseres heeft daartoe gewezen op onder meer stukken met betrekking tot de procedure inzake de vaststelling van het bestemmingsplan “Herziening Eemspoort Hunzezone” in 2009 en de onderhavige planschadeprocedure. Verder heeft eiseres gewezen op het vonnis van de rechtbank Groningen van 6 juni 2012, dat heeft geleid tot het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 december 2013, welk arrest inmiddels gezag van gewijsde heeft verkregen. De formele rechtskracht van het bestemmingsplan “herziening Eemspoort Hunzezone”, het vonnis van de rechtbank Groningen van 6 juni 2012 alsmede het rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel staan er aan in de weg dat verweerder thans het standpunt inneemt dat in de Hunzezone op de peildatum negen woon/werkcombinaties aanwezig waren.
Eiseres heeft verder de feitelijke vaststelling door verweerder van het aantal bedrijfswoningen bestreden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat niet alle woningen bedrijfswoningen zijn aangezien zij niet voldoen aan de definitie van het begrip bedrijfswoning uit het bestemmingsplan. Evenmin zijn alle woningen opgericht als bedrijfswoning.