ECLI:NL:RBNNE:2017:809

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
8 maart 2017
Zaaknummer
996506-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift tot opheffing van conservatoir beslag onder bank ten behoeve van hypothecaire betalingen

Op 8 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in een zaak waarin klager zich opnieuw tot de rechtbank wendde vanwege de niet-naleving van een eerdere beschikking van 22 september 2016. In deze beschikking was een conservatoir beslag gelegd op de rekening van klager, maar klager stelde dat de bank niet overeenkomstig deze beschikking handelde. Klager had een nieuw klaagschrift ingediend, waarin hij verzocht om opheffing van het beslag, zodat hij zijn hypothecaire betalingen kon voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bank de maandelijkse betalingen had stopgezet, omdat er onduidelijkheid was over de rekeningnummers. De rechtbank heeft de belangen van klager afgewogen en besloten het beslag op de spaarrekening gedeeltelijk op te heffen, zodat klager zijn hypotheeklasten kon voldoen. De rechtbank heeft bepaald dat een bedrag van € 50.264,00 onmiddellijk vrijgegeven moest worden voor de betalingsachterstand en dat maandelijks € 2.250,-- vrijgegeven moest worden voor de kosten van de hypothecaire lening. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gaf de bank de opdracht om het vrijgegeven bedrag aan klager ter beschikking te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD NEDERLAND

Locatie Assen
11 maart 2008Afdeling strafrecht
Parketnummer: 19/996506-12
Beschikking van de meervoudige raadkamer d.d. 08 maart 2017 in de zaak van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboortplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] ,
hierna te noemen: klager.

1.Gang van zaken

Hetgeen vermeld onder ‘1. Gang van zaken’ in de beschikking van de meervoudige raadkamer van deze rechtbank, locatie Assen, d.d. 22 september 2016 inzake klager en [medeverdachte] (medeverdachte van klager), dient hier als ingelast te worden beschouwd.
Naar aanleiding van de vorige klaagschriftprocedure die heeft geleid tot voornoemde beschikking, is namens klager op 28 december 2016, ter griffie ontvangen op 30 december 2016, een nieuw klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend. Het klaagschrift houdt het volgende in:
Bij beschikking van 22 september 2016 heeft de rechtbank het klaagschrift d.d. 4 december 2014 van klager en [medeverdachte] deels gegrond verklaard. Tot en met december 2016 zijn conform de strekking van die beschikking door de [bank] van de rekening van belanghebbende [naam] bedragen verstrekt waarmee de achterstand en enkele lopende termijnen van de hypothecaire schuld van klager zijn voldaan. Op 6 december 2016 heeft de officier van justitie de [bank] medegedeeld dat in de beschikking van 22 september 2016 alleen sprake is van het vrijgeven van het batig saldo op de rekening met rekeningnummer [nummer]. Het blijkt dat de spaarrekening van belanghebbende [naam] , waarop het batig saldo staat, een ander rekeningnummer heeft dan in de beschikking staat vermeld. Naar aanleiding van de mededeling van de officier van justitie is de [bank] gestopt met het uitvoeren van de maandelijkse betalingen, totdat zij nadere instructies zou ontvangen van de officier van justitie. Vervolgens heeft de raadsman namens klager de officier van justitie en de [bank] verzocht conform de beschikking van 22 september 2016 te handelen. De officier van justitie en de [bank] waren hiertoe niet bereid. Nu niet overeenkomstig (de strekking van) de beschikking wordt gehandeld, wendt klager zich opnieuw tot de rechtbank.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken die op het klaagschrift betrekking hebben. Het klaagschrift is in raadkamer op 22 februari 2017 behandeld door de meervoudige raadkamer voor strafzaken van deze rechtbank, locatie Assen, waarbij gehoord zijn klager, belanghebbende mw. [naam] , de raadsman van klager mr. R.P. Snorn en de officier van justitie mr. E.L. Edens.

2.Motivering

De rechtbank acht zich bevoegd kennis te nemen van het klaagschrift en de rechtbank acht klager ontvankelijk in zijn verzoek.
Klager heeft de rechtbank verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren en heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Bij beschikking van 22 september 2016 heeft de rechtbank het klaagschrift d.d. 4 december 2014 gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank uitdrukkelijk bepaald dat:
“Bij afweging van alle betrokken belangen zal de rechtbank het beslag op de rekening met rekeningnummer [nummer] dan ook gedeeltelijk opheffen en geeft een dienovereenkomstige last tot teruggave/vrijgave van het banktegoed aan [naam] door de [bank] , in die zin dat:
  • een bedrag van € 50.264,00 onmiddellijk wordt vrijgegeven ter voldoening van de huidige betalingsachterstand op de hypothecaire lening bij [bank] (één en ander overeenkomstig de door de raadsman van klager overgelegde specificaties in de pleitnota);
  • maandelijks een bedrag wordt vrijgegeven van € 2.250,-- ter betaling van de kosten van de hypothecaire lening bij [bank] ten behoeve van het onderpand [straatnaam] te [plaatsnaam]
De persoonlijke belangen van [klager] , [naam] en hun gezin wegen zodanig zwaar dat de rechtbank, in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 119, lid 4 Sv, uitdrukkelijk bepaalt dat de hiervoor vermelde gedeeltelijke teruggave/vrijgave van het banktegoed aan [naam] daadwerkelijk dient te worden geëffectueerd.”
Klager stelt dat er niet wordt gehandeld overeenkomstig (de strekking van) de beschikking. Namens klager is aangevoerd dat zowel de rekening courant als de spaarrekening onderdeel uitmaken van een [bank] Totaalpakketrekening met rekeningnummer [nummer] . Klager heeft ter zitting uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat het klager gaat om het betalen van de hypotheeklasten en dat het niet de bedoeling is de gelden aan te wenden voor andere doeleinden. Tot en met december 2016 zijn alle hypothecaire betalingen verricht. De laatste twee maanden, te weten januari en februari 2017, zijn echter niet betaald. Klager verzoekt om het beklag gegrond te verklaren voor zover het betreft het conservatoir derdenbeslag onder [bank] .
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De officier van justitie heeft een schriftelijke notitie met zijn standpunt en argumenten overgelegd, welke aan deze beschikking is gehecht en waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt vast dat zij bij beschikking van 22 september 2016 reeds een inhoudelijke beslissing heeft gegeven over het conservatoir (derden)beslag onder [bank] , waarbij tevens de maatstaven van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (Sv) zijn aangelegd. Mede gelet op het feit dat partijen geen beroep hebben ingesteld tegen de -onherroepelijke- beschikking, komt de rechtbank inhoudelijk niet terug op die beslissing. De rechtbank buigt zich nu over het (aanvullende) klaagschrift dat enkel ziet op de effectuering van de beschikking van 22 september 2016.
De rechtbank begrijpt dat de raadsman in de veronderstelling is (geweest) dat onder het rekeningnummer als genoemd in de beschikking van 22 september 2016 (te weten: [nummer] ) ook de spaarrekening met rekeningnummer [nummer] valt aangezien het een [bank] Totaalpakket betreft. Tevens begrijpt de rechtbank dat juist op deze spaarrekening het banktegoed staat dat gedeeltelijk zou moeten worden vrijgegeven voor de hypotheekbetalingen, terwijl op het in de beschikking genoemde rekeningnummer geen banktegoed staat. De rechtbank constateert dat zij op basis van de haar op dat moment bekende informatie het rekeningnummer [nummer] in haar beschikking van 22 september 2016 heeft vermeld, en niet het rekeningnummer [nummer] van de spaarrekening. Het gevolg daarvan is dat de hypothecaire lasten sinds januari 2017 niet meer worden betaald, hetgeen niet in lijn is met de strekking van de beslissing van de rechtbank van 22 september 2016, inhoudende dat de bedragen ter betaling van de hypothecaire lasten moeten worden vrijgegeven.
Gelet op (de strekking van) de beschikking van de rechtbank van 22 september 2016, mede gelet op de belangen van klager, zal de rechtbank het beslag op de spaarrekening met rekeningnummer [nummer] gedeeltelijk opheffen. De rechtbank geeft een dienovereenkomstige last tot teruggave/vrijgave van het banktegoed aan [naam] door de [bank] , in die zin dat:
  • het bedrag ter voldoening van de huidige betalingsachterstand op de hypothecaire lening bij [bank] onmiddellijk wordt vrijgegeven;
  • maandelijks een bedrag wordt vrijgegeven van € 2.250,-- ter betaling van de kosten van de hypothecaire lening bij [bank] ten behoeve van het onderpand [straatnaam] te [plaatsnaam] .
De in de beschikking van 22 september 2016 gemotiveerde uitkomst van de belangenafweging, inhoudende dat de persoonlijke belangen van [klager] , [naam] en hun gezin zodanig zwaar wegen dat de rechtbank, in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 119, lid 4 Sv, uitdrukkelijk bepaalt dat de hiervoor vermelde gedeeltelijke teruggave/vrijgave van het banktegoed aan [naam] daadwerkelijk dient te worden geëffectueerd, geldt ook nu nog onverkort.

3.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het klaagschrift gegrond,
  • heft het beslag op in de zin zoals door de rechtbank hierboven is bepaald,
  • geeft de daarmede overeenkomstige last tot teruggave/vrijgave van het banktegoed op rekening met rekeningnummer [nummer] ( [bank] [spaarvorm] , zijnde onderdeel van de [bank] TotaalPakketrekening) aan [naam] door de [bank]
Gegeven door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, en mrs. J.G. de Bock en R. Depping, rechters, in tegenwoordigheid van M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting in raadkamer op woensdag 08 maart 2017.