ECLI:NL:RBNNE:2017:710

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
18/930006-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachten in diefstal van kluis en sieraden door gebrek aan bewijs en wisselende verklaringen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de diefstal van een kluis en sieraden in de gemeente Emmen, heeft de rechtbank in Assen op 28 februari 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal vast te stellen. Tijdens de zitting op 14 februari 2017 was de verdachte niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. T.G.M. Houben, was wel aanwezig. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte als medeplichtige aan de diefstal moest worden aangemerkt, maar de rechtbank vond dat de verklaringen van de getuigen en de verdachte zelf te veel ruimte lieten voor alternatieve scenario's.

De rechtbank concludeerde dat de wisselende verklaringen van getuigen en aangevers niet voldoende betrouwbaar waren om de verdachte te veroordelen. Er was geen sluitend bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de diefstal of dat zij daar actief aan had meegewerkt. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partijen, [slachtoffer1] en [slachtoffer4], niet ontvankelijk waren in hun vordering, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De uitspraak van de rechtbank luidde dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en dat de vordering van de benadeelde partijen slechts bij de burgerlijke rechter kon worden aangebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930006-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. T.G.M. Houben, advocaat te Koog aan de Zaan, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 te en in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een hoeveelheid sieraden (waaronder horloges) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , [slachtoffer2]
en/of [slachtoffer3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte1] in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 te en in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een hoeveelheid sieraden (waaronder horloges) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die [medeverdachte1] en/of diens mededader(s), waarbij die [medeverdachte1] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 in de gemeente Emmen, althans in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte1] en/of diens mededader(s) die woning binnen te laten door het ontsluiten van een toegangsdeur tot die woning;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 18 december 2014 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door
misdrijf verkregen geldbedrag betrof;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat verdachte niet als medepleger bij het daadwerkelijk wegnemen van de kluis kan worden aangemerkt.
Verdachte is wel aan te merken als medeplichtige aan de diefstal van de kluis met inhoud en de sieraden. Verdachte is op 7 juli 2014 met een sleutel de woning van aangevers [slachtoffer1] en [slachtoffer4] binnengegaan, samen met medeverdachte [medeverdachte1] . Verdachte wist dat er een kluis in de woning aanwezig was en ook dat aangevers over sieraden beschikten. Verdachte heeft na enige tijd de woning verlaten en [medeverdachte1] is in de woning achter gebleven. Naar het standpunt van de officier van justitie heeft [medeverdachte1] de kluis en de sieraden weggenomen en is daarna door medeverdachte [medeverdachte2] opgehaald nabij de rotonde in de buurt van de woning van aangevers.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Verdachte is op 7 juli 2014 met medeverdachte [medeverdachte1] naar de woning van aangevers gegaan omdat zij daar nog wat klusjes te doen had. Volgens de verklaring van verdachte heeft [medeverdachte1] op enig moment de woning aan de achterzijde verlaten. Verdachte heeft daarna de woning verlaten.
Op camerabeelden is te zien dat een persoon rond middernacht de woning van aangevers verlaat en iets draagt. Op de beelden is niet te zien wie die persoon is en wat deze nu precies draagt. De weggenomen kluis weegt volgens aangever [slachtoffer1] ongeveer 80 kilo en is niet door één persoon te tillen. Naar het standpunt van de raadsman staat allerminst vast dat [medeverdachte1] de kluis en de sieraden heeft weggenomen. Los daarvan ontbreekt in het dossier enig bewijs dat verdachte wetenschap heeft gehad van het wegnemen van de kluis en sieraden.
Voor zover is verklaard dat verdachte aanwezig is geweest bij een vergadering waarin plannen zijn besproken om bij aangevers te gaan inbreken, wijst de verdediging er op dat deze verklaringen worden weersproken door verklaringen van diverse anderen dat zo’n vergadering er niet is geweest.
Verdachte is derhalve niet bij de diefstal van de kluis en sieraden betrokken geweest noch is zij daar behulpzaam bij geweest.
Aangaande de verweten heling heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet kan blijken dat verdachte de weggenomen goederen of een deel daarvan heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Er zijn bij verdachte geen goederen van de inbraak aangetroffen noch geld dat herleid zou kunnen worden tot de diefstal van het geld van aangevers [slachtoffer1] en [slachtoffer4] . Verdachte moet dan ook van de verweten heling worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de stukken uit het dossier is voldoende komen vast te staan dat uit de woning van aangevers [slachtoffer1] en [slachtoffer4] in de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 een kluis (met inhoud) en sieraden zijn weggenomen.
Blijkens de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte1] zijn zij op 7 juli 2014 rond 19.00 uur de woning van aangevers binnen gegaan omdat verdachte -die over een sleutel beschikte- nog enige werkzaamheden in de woning had te verrichten. Dit wordt bevestigd door de camerabeelden. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte1] in de woning van aangevers is gebeld en dat hij vervolgens de woning aan de achterzijde heeft verlaten omdat hij zou worden opgehaald bij de rotonde in de nabijheid van de woning van aangevers. Voorts heeft verdachte verklaard dat zij de woning aan de voorzijde heeft verlaten en dat zij vervolgens met haar auto is weggereden. Ook dit wordt bevestigd door camerabeelden.
Op die beelden is vervolgens te zien dat op dezelfde dag rond middernacht de buitenlamp van de woning van aangevers aangaat. Vervolgens loopt een persoon die kennelijk een groot voorwerp vasthoudt de oprit af en deze persoon gaat vervolgens het pad naast de woning van aangevers op en loopt in de richting van het fietspad dat achter de woning van aangevers langsloopt. [medeverdachte1] heeft ontkend dat hij de persoon is die op de beelden is te zien. Medeverdachte [medeverdachte2] heeft verklaard dat hij [medeverdachte1] op 7 juli 2014 aan het begin van de avond bij de rotonde heeft opgehaald.
Aangaande de voor [medeverdachte1] belastende verklaringen van [getuige1] en [getuige2] overweegt de rechtbank het volgende.
In zijn eerste verklaring geeft getuige [getuige1] aan dat [medeverdachte1] met hem heeft gesproken over de inbraak bij aangevers op het moment dat hij met [medeverdachte1] in de penitentiaire inrichting in Lelystad verbleef. [getuige1] verklaart dan dat [medeverdachte1] tegenover hem heeft ontkend dat hij iets met de inbraak te maken had. Als [getuige1] op 13 april 2016 door de rechter-commissaris wordt gehoord, verklaart hij dat [medeverdachte1] wél tegenover hem heeft toegegeven dat hij de inbraak had gepleegd. Ook is opmerkelijk dat [getuige1] die belangrijke informatie eerst in december 2014 met aangever [slachtoffer1] deelt, terwijl [getuige1] -volgens eigen zeggen- al eind juli 2014 over die informatie beschikte.
Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring die [getuige1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd niet geloofwaardig en derhalve niet bruikbaar voor het bewijs van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Ook getuige [getuige2] heeft belastend over [medeverdachte1] verklaard, maar zijn verklaringen zijn niet consistent en hij geeft niet aan hoe hij aan die belastende informatie is gekomen. Ook kan uit de verklaringen van [getuige2] worden afgeleid dat hij mogelijk andere motieven had dan het aan het licht brengen van de waarheid omtrent de dader(s) van de inbraak bij aangevers. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaringen van [getuige2] eveneens niet betrouwbaar en niet bruikbaar om het primair en subsidiair tenlastegelegde te bewijzen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat er sprake is geweest van een bijeenkomst bij de vader van verdachte waar (mede door haar) een plan zou zijn gemaakt om die kluis weg te nemen. In de onderscheiden verklaringen wordt daarover wisselend verklaard.
Gelet op de verschillende en wisselende verklaringen, niet alleen van getuigen, maar ook van aangevers zelf, zowel direct na de diefstal als ook na verloop van tijd, biedt het dossier ruimte voor verschillende alternatieve scenario’s. Daarbij zijn zeker scenario’s die wijzen op mogelijke betrokkenheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte1] bij de inbraak, maar het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen waarmee een eventuele betrokkenheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte1] bij die diefstal op sluitende wijze kan worden gestaafd.
Uit het bovenstaande volgt dat niet geconcludeerd kan worden dat verdachte de verweten diefstal al dan niet met medeverdachte [medeverdachte1] heeft gepleegd, dan wel dat zij daar medeplichtig aan is geweest. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van (een deel van) het geldbedrag dat zich volgens de aangever in de kluis bevond.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte de beschikking heeft gehad over goederen die van de inbraak afkomstig waren.
Verdachte dient van het meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[slachtoffer1] en [slachtoffer4] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart
niet bewezenhetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer4] in hun vordering niet ontvankelijk zijn en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. C.M.M. Oostdam en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2017.