In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de diefstal van een kluis en sieraden in de gemeente Emmen, heeft de rechtbank in Assen op 28 februari 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal vast te stellen. Tijdens de zitting op 14 februari 2017 was de verdachte niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. T.G.M. Houben, was wel aanwezig. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte als medeplichtige aan de diefstal moest worden aangemerkt, maar de rechtbank vond dat de verklaringen van de getuigen en de verdachte zelf te veel ruimte lieten voor alternatieve scenario's.
De rechtbank concludeerde dat de wisselende verklaringen van getuigen en aangevers niet voldoende betrouwbaar waren om de verdachte te veroordelen. Er was geen sluitend bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de diefstal of dat zij daar actief aan had meegewerkt. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partijen, [slachtoffer1] en [slachtoffer4], niet ontvankelijk waren in hun vordering, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De uitspraak van de rechtbank luidde dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en dat de vordering van de benadeelde partijen slechts bij de burgerlijke rechter kon worden aangebracht.