ECLI:NL:RBNNE:2017:709

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
18/950060-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachten in diefstal van kluis en sieraden door onvoldoende bewijs

In de zaak van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 28 februari 2017, zijn drie verdachten vrijgesproken van de diefstal van een kluis en sieraden. De rechtbank in Assen oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachten te veroordelen. De zaak betrof een diefstal die plaatsvond tussen 7 en 10 juli 2014 in de gemeente Emmen. De verdachten werden beschuldigd van het wegnemen van een kluis met inhoud en sieraden, maar de rechtbank concludeerde dat de verklaringen van getuigen en medeverdachten niet overtuigend genoeg waren om de betrokkenheid van de verdachten vast te stellen. De rechtbank merkte op dat er verschillende scenario's mogelijk waren en dat de verklaringen inconsistent waren. De officier van justitie had geconcludeerd dat het meer subsidiair ten laste gelegde kon worden bewezen, maar de verdediging betoogde dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte bij de teruggave van de sieraden niet voldoende was om een veroordeling te rechtvaardigen. De benadeelde partijen, [slachtoffer1] en [slachtoffer4], werden niet ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen werd geacht. De uitspraak van de rechtbank luidde dat de verdachte vrijgesproken werd van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.950060-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 te en in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een hoeveelheid sieraden (waaronder horloges) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , [slachtoffer2]
en/of [slachtoffer3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte1] in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 te en in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een kluis met inhoud, een hoeveelheid sieraden (waaronder horloges) en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer1] , [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die [medeverdachte1] en/of diens mededader(s), waarbij die [medeverdachte1] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 in de gemeente Emmen, althans in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte1] en/of diens mededader(s) na het bovenomschreven feit met die/dat door hem/haar/hen weggenomen goed(eren) uit de (directe) omgeving van de plaats van het delict weg te voeren in een door verdachte bestuurde auto;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 7 juli 2014 tot en met 1 december 2014 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een kluis (met inhoud), een hoeveelheid sieraden en/of een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het meer subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen en dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte1] op 7 juli 2014 opgehaald bij de rotonde in Emmen. Naar het standpunt van de officier van justitie had [medeverdachte1] op dat moment de kluis bij zich en had verdachte op die wijze de kluis voorhanden. Ook is verdachte betrokken geweest bij het terugbezorgen van de sieraden bij aangevers. Verdachte wist waar de sieraden waren. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Naar het standpunt van de raadsman kan de -belastende- verklaring van getuige [naam] niet voor het bewijs worden gebezigd.
Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij medeverdachte [medeverdachte1] op 7 juli 2014 heeft opgehaald bij de rotonde nabij het huis van aangevers, maar de raadsman meent dat geenszins vaststaat dat [medeverdachte1] de diefstal heeft gepleegd, en dus ook niet dat verdachte als medepleger of medeplichtige bij die diefstal kan worden aangemerkt.
De raadsman benadrukt dat, hoewel de naam “ [naam] ” wordt genoemd in de aanloop naar de teruggave van de sieraden aan aangever [slachtoffer1] , daarmee nog niet vast staat dat hier verdachte mee wordt bedoeld. Eventuele betrokkenheid van verdachte bij onderhavige zaak komt slechts hier en daar aan de orde en blijkt veelal slechts uit verklaringen van horen zeggen.
Voor zover al verdachte een bemiddelende rol heeft gehad in het terugbezorgen van de sieraden, staat daarmee nog niet vast dat hij de sieraden op enig moment in zijn bezit heeft gehad
Bovendien blijkt niet uit het dossier dat verdachte wetenschap zou hebben gehad dat het om van misdrijf afkomstige goederen zou gaan.
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak van medeverdachte [medeverdachte1] heeft de rechtbank niet bewezen geacht dat [medeverdachte1] strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inbraak bij aangevers [slachtoffer1] en [slachtoffer4] .
Op grond van de stukken uit het dossier is voldoende komen vast te staan dat uit de woning van aangevers [slachtoffer1] en [slachtoffer4] in de periode van 7 juli 2014 tot en met 10 juli 2014 een kluis (met inhoud) en sieraden zijn weggenomen.
Blijkens de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] zijn zij op 7 juli 2014 rond 19.00 uur de woning van aangevers binnen gegaan omdat [medeverdachte2] -die over een sleutel beschikte- nog enige werkzaamheden in de woning had te verrichten. Dit wordt bevestigd door de camerabeelden. [medeverdachte2] heeft verklaard dat [medeverdachte1] in de woning van aangevers is gebeld en dat hij vervolgens de woning aan de achterzijde heeft verlaten omdat hij zou worden opgehaald bij de rotonde in de nabijheid van de woning van aangevers. Voorts heeft [medeverdachte2] verklaard dat zij de woning aan de voorzijde heeft verlaten en dat zij vervolgens met haar auto is weggereden. Ook dit wordt bevestigd door camerabeelden.
Op die beelden is vervolgens te zien dat op dezelfde dag rond middernacht de buitenlamp van de woning van aangevers aangaat. Vervolgens loopt een persoon die kennelijk een groot voorwerp vasthoudt de oprit af en deze persoon gaat vervolgens het pad naast de woning van aangevers op en loopt in de richting van het fietspad dat achter de woning van aangevers langsloopt. Medeverdachte [medeverdachte1] heeft ontkend dat hij de persoon is die op de beelden is te zien. Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte1] op 7 juli 2014 aan het begin van de avond bij de rotonde heeft opgehaald.
Zoals volgt uit het heden uitgesproken vonnis in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte1] is de rechtbank van oordeel dat aan de voor medeverdachte [medeverdachte1] belastende verklaringen van getuige [naam] en [naam] geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier een eventuele betrokkenheid van verdachte bij de inbraak bij aangevers niet kan worden vastgesteld. Ook kan niet, althans in onvoldoende mate, worden vastgesteld dat verdachte de kluis (met inhoud) en geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen.
De rol die verdachte heeft gehad bij de teruggave aan [slachtoffer3] van de weggenomen sieraden blijkt onvoldoende uit het dossier, in die zin dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte die sieraden ook daadwerkelijk voorhanden heeft gehad en evenmin kan worden vastgesteld dat hij wist dat het om van misdrijf afkomstige goederen ging.
De rechtbank acht het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[slachtoffer1] en [slachtoffer4] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart
niet bewezenhetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer4] in hun vordering niet ontvankelijk zijn en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. C.M.M. Oostdam en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2017.