ECLI:NL:RBNNE:2017:697

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
18/930219-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstallen uit tuinen met bekentenis van verdachte en oplegging van werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 28 februari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen uit tuinen in Meppel. De verdachte, geboren in 1968, was aanwezig tijdens de zitting en werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.B. Pieters. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg. De tenlastelegging omvatte vijf diefstallen, waarbij de verdachte in de periode van juni 2015 tot juni 2016 verschillende goederen uit tuinen heeft weggenomen, waaronder een tuinstoel, een boeddhabeeld, en een tuinhaard. Tijdens de zitting op 14 februari 2017 heeft de verdachte bekend en verklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het bewijs dat door de politie was verzameld, beoordeeld. De officier van justitie concludeerde dat de diefstallen bewezen konden worden, maar het medeplegen werd niet bewezen geacht. De verdediging had geen opmerkingen over de bewijsbaarheid van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en sprak haar vrij van het medeplegen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een behandelverplichting. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar positieve ontwikkeling in de behandeling van haar verslavingsproblematiek. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930219-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/169853-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 februari 2017 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(BVH 2016170354)
zij in of omstreeks de periode van 6 juni 2016 tot en met 9 juni 2016 te
Meppel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuin bij een woning
aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een tuinstoel (merk
Wicked), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
2.
(BVH 2016172059)
zij in of omstreeks de periode van 5 juni 2016 tot en met 7 juni 2016 te
Meppel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuin bij een woning
aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een boeddhabeeld, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
3.
(BVH 2016148380)
zij in of omstreeks de periode van 20 mei 2016 tot en met 21 mei 2016 te Meppel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuin bij een woning
aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een tafel, een of meer
stoelen en/of een plantenschaal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s);
4.
(BVH 2015243974)
zij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015 tot en met 20 augustus 2015 te Meppel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuin bij
een woning aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een of
meer stenen lieveheersbeestjes en/of een asbak, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer4] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
5.
(BVH 2016167628)
zij in of omstreeks de periode van 6 juni 2016 tot en met 7 juni 2016 te
Meppel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuin bij een woning
aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een tuinhaard (merk Weber), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer5] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen. Het medeplegen van deze feiten acht zij niet bewezen. Voorts acht zij niet bewezen dat verdachte een plantenschaal (feit 3) en een asbak (feit 4) heeft weggenomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben over de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2017.
2. Het naar wettelijk voorschrift opgemaakte proces-verbaal van Politie Noord-Nederland met registratienummer PL0100-2016272795, voor zover bevattende de aangiftes van: [slachtoffer1] (pagina 54 e.v.), [slachtoffer2] (pagina 94 e.v.), [slachtoffer3] (pagina 145 e.v.), [slachtoffer4] (pagina 162 e.v.) en [slachtoffer5] (pagina 178 e.v.).
De rechtbank overweegt met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen als volgt. Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte, in dit geval gericht op het plegen van de ten laste gelegde diefstallen. Op grond van het procesdossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met een medeverdachte dat sprake is van medeplegen van het ten laste gelegde, zodat zij van dat onderdeel moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 6 juni 2016 tot en met 9 juni 2016 te Meppel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tuin bij een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een tuinstoel (merk Wicked), toebehorende aan [slachtoffer1] ;
2.
zij in de periode van 5 juni 2016 tot en met 7 juni 2016 te Meppel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tuin bij een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een Boeddhabeeld, toebehorende aan [slachtoffer2] ;
3.
zij in de periode van 20 mei 2016 tot en met 21 mei 2016 te Meppel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tuin bij een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een tafel en stoelen, toebehorende aan [slachtoffer3] ;
4.
zij in de periode van 19 augustus 2015 tot en met 20 augustus 2015 te Meppel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tuin bij een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen stenen lieveheersbeestjes, toebehorende aan [slachtoffer4] ;
5.
zij in of omstreeks de periode van 6 juni 2016 tot en met 7 juni 2016 te Meppel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tuin bij een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een tuinhaard (merk Weber), toebehorende aan [slachtoffer5] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal
2. diefstal
3. diefstal
4. diefstal
5. diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde en rekening houdend met de ad informandum gevoegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft zij gevorderd oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaar, met algemene voorwaarden en met als bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een straf gelijk aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een taakstraf en daarnaast een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal diefstallen uit tuinen bij woningen. Daarnaast heeft zij ter terechtzitting bekend nog vijftien soortgelijke diefstallen te hebben gepleegd, welke feiten ad informandum op de dagvaarding zijn gevoegd en welke feiten hiermee zijn afgedaan. Met haar handelen heeft verdachte herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van anderen door hun eigendommen te stelen. Dergelijke diefstallen zijn hinderlijk en tasten het veiligheidsgevoel van de slachtoffers en de buurtbewoners aan. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Gelet op het aantal door verdachte gepleegde diefstallen en haar documentatie is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, zoals blijkt uit de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland, alsmede de door deskundige T. Fick ter terechtzitting gegeven toelichting. De rechtbank heeft begrepen dat verdachte met behulp van Verslavingszorg Noord Nederland bezig is om van haar harddrugsverslaving af te komen. In dat kader volgt verdachte een leefstijltraining, waarvan zij de eerste module met goed gevolg heeft afgesloten. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling doorkruizen.
Vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de positieve wending die verdachte aan haar leven tracht te geven is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een werkstraf en een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, een aantal bijzondere voorwaarden worden verbonden, te weten reclasseringstoezicht, een meldplicht, een gedragsinterventie, een ambulante behandeling en controle op middelengebruik.

Benadeelde partij

[slachtoffer6] en [slachtoffer7] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd door middel van indiening van de voorgeschreven formulieren bevattende opgaven van vorderingen tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten alsmede de gronden waarop deze vorderingen berusten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen gevorderd, nu hun vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet toegewezen dienen te worden, aangezien ze weinig specifiek zijn. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat uit het procesdossier blijkt dat het voetenbankje en de twee stoelen zijn teruggegeven aan [slachtoffer7] .
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade van [slachtoffer6] te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen, nu dit zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij [slachtoffer6] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het deel van de vorderingen van benadeelde partij [slachtoffer7] met betrekking tot de camera niet in een rechtstreeks verband met de ad informandum gevoegde feiten. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van haar vordering niet-ontvankelijk is.
Nu uit het procesdossier blijkt dat het voetenbankje en de twee stoelen zijn teruggegeven aan [slachtoffer7] , is de rechtbank van oordeel dat het deel van de vorderingen van de benadeelde partij met betrekking tot die goederen, dient te worden afgewezen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 23 november 2015, gewezen door de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 8 december 2015.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting bij gewijzigde vordering de verlenging van de proeftijd met één jaar gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan tijdens de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De raadsvrouw van verdachte heeft te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de gewijzigde vordering van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14h, 14i, 14j, 22c, 22d, 27, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van 2 maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na de uitspraak meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), Overcingellaan 19 te 9401 LA Assen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde moet deelnemen aan de gedragsinterventie ‘GI-Leefstijl 24/7’, althans een soortgelijke training, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van VNN, althans een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die VNN (althans soortgelijke instelling) aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor haar verslavingsproblematiek, waarbij veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de hulpverlening zullen worden gegeven;
4. dat veroordeelde moet meewerken aan (urine- en/of speeksel)controles door of namens VNN (althans soortgelijke instelling) op het gebruik van middelen.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van
120 urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer6] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer7] in haar vordering voor zover deze ziet op de aanschaf van de camera niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer7] voor het overige af.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/169853-15:
wijst toe de gewijzigde vordering en verlengt de in het vonnis van de politierechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 23 november 2015 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. C.M.M. Oostdam en mr. R. Depping, rechters,
bijgestaan door M.T. Bos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2017.