ECLI:NL:RBNNE:2017:648

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
18/930174-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 21 februari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op of omstreeks 19 november 2015 in Assen, meermalen afbeeldingen op een gegevensdrager had verworven en/of in bezit had gehad, waarbij seksuele gedragingen zichtbaar waren van personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. De verdachte, geboren in 1983, was bijgestaan door zijn advocaat mr. C.C.N. Brens-Cats, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tijdens de zitting op 7 februari 2017 heeft de verdachte aanvankelijk het kinderpornografische karakter van de afbeeldingen ontkend, maar later erkend dat de afbeeldingen kinderporno betroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afbeeldingen op de laptop van de verdachte waren aangetroffen en dat hij deze niet had gewist, wat erop wijst dat hij wist dat deze bestanden op zijn computer stonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk afbeeldingen van seksuele gedragingen in bezit had, maar achtte het verwerven van kinderporno niet bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de in beslag genomen laptop verbeurd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld. De rechtbank heeft besloten tot een beperkte voorwaardelijke gevangenisstraf, mede om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930174-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 november 2015, te Assen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer afbeeldingen, te weten 7 foto's, op een gegevensdrager heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) een of meer seksuele gedragingen zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een of meer personen die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had(den) bereikt was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) -zakelijk weergegeven- bestonden uit het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed en/of opgemaakt was en/of poseerde in een onnatuurlijke omgeving en/of met een of meer onnatuurlijke voorwerpen en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar/zijn leeftijd paste en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/zijn kleding ontdeed en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke)
pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht werden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot een bewezenverklaring.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Het oordeel van de rechtbank
Op de aan verdachte toebehorende en onder hem inbeslaggenomen laptop zijn afbeeldingen aangetroffen die het openbaar ministerie heeft aangemerkt als kinderpornografisch. Verdachte heeft in het verhoor bij de politie het kinderpornografische karakter van de afbeeldingen ontkend.
Kort na de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting onderbroken teneinde met verdachte, in het bijzijn van zijn raadsvrouw, en de officier van justitie de afbeeldingen op het kabinet van de rechter-commissaris bij bovengenoemde rechtbank te bekijken.
Na de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat de getoonde afbeeldingen kinderporno betreffen en dat deze afkomstig zijn van zijn computer waarvan alleen hijzelf gebruik maakte. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij met behulp van een zogenoemd peer-to-peerprogramma, porno downloadde. Hij gebruikte hierbij, onder andere, de zoekterm “young”. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven slechts de intentie te hebben gehad om pornobestanden te downloaden van jonge vrouwen. Na het bekijken van de gedownloade pornografische bestanden, zo verklaarde verdachte, verwijderde hij deze direct.
Gelet op de eigen waarneming van de rechtbank komt de rechtbank tot het oordeel dat de afbeeldingen die zijn waargenomen op het kabinet van de rechter-commissaris een kinderpornografisch karakter hebben. Hoewel op de afbeeldingen geen sprake is van gedragingen van expliciete seksuele aard, strekken deze naar het oordeel van de rechtbank tot het opwekken van seksuele prikkelingen, mede gelet op de wijze waarop de betrokkenen zijn afgebeeld. De rechtbank is voorts van oordeel dat aan de hand van de uit de afbeeldingen blijkende uiterlijke lichaamskenmerken moet worden aangenomen dat de afgebeelde jongeren kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt. Dit wordt ook door verdachte erkend.
Uit het dossier blijkt dat de kinderporno is aangetroffen op een toegankelijke -accessible- plaats op de computer van verdachte. Dit houdt in dat deze afbeeldingen niet door verdachte zijn gewist, terwijl hij dit kennelijk wel doet met pornografisch materiaal dat hij heeft gedownload. Nu verdachte de kinderporno niet heeft verwijderd moet hij hebben geweten dat die bestanden vanaf dat moment op de gegevensdrager werden bewaard.
Gelet op vorenstaande heeft de rechtbank de overtuiging dat, gelet op voornoemd internetgedrag van verdachte, hij de aangetroffen afbeeldingen heeft bewaard met als doel daarover op een ander moment te kunnen beschikken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte opzettelijk afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij telkens iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehad. De rechtbank acht het verwerven van kinderporno niet bewezen nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte op of omstreeks de ten laste gelegde datum kinderporno heeft gedownload.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2017.
2. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan bij het kabinet van de rechter-commissaris van bovengenoemde rechtbank op 7 februari 2017.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten, tevens bevoegd zedenrechercheurs, werkzaam bij de Eenheid Noord-Nederland d.d. 22 november 2015 opgenomen op pagina 8 van het dossier met nummer
PL 0100-2015329759 d.d. 10 mei 2016, inhoudende de relatering van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 november 2015, te Assen, afbeeldingen op een gegevensdrager in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar waren, waarbij (telkens) personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven- bestonden uit het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseerde in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd paste en door het camerastandpunt de (onnatuurlijke) pose en de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht werden waarbij de afbeeldingen een onmiskenbaar seksuele strekking hadden en strekten tot seksuele prikkeling.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
- een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. Verdachte leed ten tijde van het delict aan paniekaanvallen ten gevolge van PTSS. Hij verkeerde in een dissociatieve situatie waardoor hij zich niets meer kan herinneren. Het is onduidelijk waarom verdachte dergelijk gedrag heeft vertoond zoals naar voren is gekomen in het strafdossier. De raadsvrouw is daarom van mening dat door de geestestoestand waarin verdachte verkeerde, hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt, zodat hij zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank vat het verweer van de verdediging op als een beroep op de schulduitsluitingsgrond AVAS (afwezigheid van alle schuld). De rechtbank overweegt dat deze schulduitsluitingsgrond pas kan worden aangenomen als blijkt dat verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt.
Dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt van wat hij heeft gedaan wordt niet ondersteund door enige informatie in het dossier. Het feit dat verdachte zegt zich niets meer te kunnen herinneren en de, door verdachte gestelde, onverklaarbaarheid van zijn gedrag zijn onvoldoende om aan te nemen dat het tenlastegelegde niet, danwel in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend.
De feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beoordeling van het bewijs, in samenhang bezien met de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, bieden geen grond voor het oordeel dat alle schuld in de betekenis van verwijtbaarheid afwezig is.
Ontslag van alle rechtsvervolging is daarom niet aan de orde. De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsvrouw op dit punt.
Voor de goede orde merkt de rechtbank hierbij nog op dat door drs. P.F. Fransen, GZ-psycholoog, een onderzoeksrapportage d.d. 4 januari 2017 is opgesteld omtrent verdachte waarin hij aangeeft dat, nu verdachte het tenlastegelegde ontkent, er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de doorwerking van het persoonsbeeld van verdachte in het tenlastegelegde en evenmin over de mate van (on) toerekeningsvatbaarheid van verdachte .
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde feit volledig aan verdachte toegerekend dient te worden.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag onvoorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering gesteld is geweest, hierbij rekening houdende met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht;
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, waarbij als bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd dat verdachte de reeds ingezette behandeling voort dient te zetten;
- een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in het bezit hebben van een gering aantal kinderpornografische afbeeldingen die zijn aangetroffen op de onder verdachte in beslag genomen computer. Hiermee heeft hij een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de markt voor deze afbeeldingen en is hij indirect medeverantwoordelijk voor het misbruik van kinderen, die worden aangezet tot het poseren voor dergelijke afbeeldingen. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen hierdoor psychische schade kunnen oplopen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het gaat om een ernstig feit, ten aanzien waarvan geen andere dan gevangenisstraf passend en geboden is. Ondanks de ernst van het feit komt de rechtbank in casu tot een beperkte en voor het overgrote deel voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft in dit verband in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Tevens is hierbij van belang dat het gaat om een gering aantal afbeeldingen (ongeveer 7), waarbij de aard van de gedraging bestond uit (alleen) poseren. De rechtbank heeft hierbij tevens acht geslagen op de rapportages van Reclassering Nederland van 29 september 2016 en 23 januari 2017 en de inhoud van eerdergenoemd psychologisch onderzoeksrapport opgemaakt door drs. P.J. Fransen, GZ-psycholoog.
Alles afwegend ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Met het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt tevens beoogd verdachte ervan te weerhouden een nieuw strafbaar feit te plegen.
De rechtbank zal de proeftijd bepalen op twee jaren.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen laptop vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit het voorwerp betreft met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan en dit voorwerp toebehoort aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 33, 33a en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
29 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, de hierna te noemen algemene voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen laptop.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en
mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2017.
Mr. Th.A. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.