ECLI:NL:RBNNE:2017:623

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
23 februari 2017
Zaaknummer
LEE 16/3855
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • K. Wentholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het begrip ‘alleenstaand woningdeler’ in de Toeslagenwet met betrekking tot de woonsituatie van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die in een woonwagen op het perceel van haar ouders woont, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres ontving een toeslag op grond van de Toeslagenwet (Tw), maar het Uwv heeft deze toeslag verlaagd omdat zij als 'alleenstaand woningdeler' werd aangemerkt. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij een zelfstandige woning bewoont en dus recht heeft op de toeslag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een eigen toegang heeft tot de woonwagen en dat deze is voorzien van de noodzakelijke voorzieningen zoals een keuken en toilet. De rechtbank heeft de relevante wetgeving en jurisprudentie onderzocht, met name het begrip 'woning' zoals gedefinieerd in de Wet werk en bijstand. De rechtbank concludeert dat eiseres, ondanks dat zij op hetzelfde adres staat ingeschreven als haar ouders, een zelfstandige woning bewoont en dus niet als alleenstaand woningdeler kan worden aangemerkt.

De rechtbank heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor de verlaging van de toeslag ongedaan wordt gemaakt. Tevens is bepaald dat het Uwv het griffierecht aan eiseres moet vergoeden en dat het Uwv in de proceskosten van eiseres wordt veroordeeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een zelfstandige woning in het kader van de Toeslagenwet en de rechten van alleenstaanden die in een dergelijke situatie verkeren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/3855

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. F.M. Meis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: J.T. Wielinga).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de toeslag die eiseres ontvangt op grond van de Toeslagenwet (Tw) verlaagd.
Bij besluit van 8 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres bewoont sinds een aantal jaar een woonwagen die is bijgeplaatst op het perceel van haar ouders. Zij ontvangt een Ziektewetuitkering en een toeslag op grond van de Tw. Bij brief van 10 juni 2016 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de Tw vanaf 1 juli 2016 de leefsituatie van ‘alleenstaand-woningdeler’ heeft geïntroduceerd en dat in verband daarmee de toeslag die eiseres ontvangt, zal worden stopgezet of verlaagd. Het tegen deze brief door eiseres gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 juni 2016 niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de leefsituatie van eiseres aangemerkt als alleenstaand woningdeler en in verband hiermee met ingang van 1 juli 2016 de toeslag verlaagd naar € 20,57. Eiseres heeft hierover op 4 juli 2017 met verweerder gebeld en gezegd dat zij haar bezwaar handhaaft.
1.3.
Het bezwaar van eiseres is op 12 juli 2016 behandeld op een hoorzitting. Eiseres heeft, mede door het overleggen van foto’s, haar woonsituatie toegelicht. Besproken is dat de ouders van eiseres de onroerendzaakbelasting betalen en dat zij haar deel van de rioolbelasting en afvalheffing aan haar ouders betaalt. De kosten van stroom deelt ze met andere familie die achter haar woont. Haar ouders ontvangen een bijstandsuitkering en de gemeente, die de situatie kent, legt aan haar ouders geen korting op in verband met haar woonsituatie.
1.4.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiseres op hetzelfde adres woont als haar ouders en daardoor bepaalde kosten deelt of kan delen. Er wordt geen onderscheid gemaakt in het inrichten van een schuur bij een woning als woonruimte met eigen voorzieningen of een verdieping met eigen voorzieningen. Dat de gemeente de woonsituatie accepteert voor wat betreft de ouders van eiseres, heeft geen betrekking op de wijziging van de Tw per 1 juli 2016.
2.1.
In beroep heeft eiseres (wederom) aangevoerd dat zij een eigen woning heeft en een eigen huishouding voert. Zij vermeldt verschillende kostenposten die zij zelf betaalt. Verweerder heeft volgens eiseres geen goed beeld van haar woonsituatie.
2.2.
Verweerder handhaaft zijn standpunt en heeft aangevoerd dat uitgangspunt voor de beoordeling of sprake is van hoofdverblijf in dezelfde woning, de gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP) zijn. Eiseres geniet financieel voordeel nu zij de woonlasten kan delen. Niet van belang is of zij de kosten daadwerkelijk deelt. De wetgever heeft, aldus verweerder, consequenties willen verbinden aan het kunnen delen van de woonkosten.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Artikel 2, tweede lid, van de Tw, bepaalt dat recht op toeslag heeft ‘een ongehuwde, die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft’ en die voldoet aan de overige voorwaarden die in artikel 2 van de Tw worden gesteld.
3.2.
Het geschil tussen partijen beperkt zich tot de vraag of eiseres moet worden aangemerkt als een ongehuwde die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres een woonwagen bewoont die is bijgeplaatst op het perceel van haar ouders. Ter zitting is besproken dat eiseres een eigen toegang heeft tot de woonwagen (vanaf de straat), dat zij in de woonwagen met haar zoontje zelfstandig woont en dat er voorzieningen als een keuken, toilet, was- en kookgelegenheid zijn. Ook dit is tussen partijen niet in geschil. In geschil is of het feit dat zij in de BRP op hetzelfde adres staat ingeschreven als haar ouders, maakt dat zij voor de Tw als alleenstaand woningdeler moet worden aangemerkt.
3.4.
De rechtbank overweegt dat de wetgever in meerdere wetten het uitgangspunt heeft willen neerleggen dat als uitkeringsgerechtigden de kosten voor het voeren van een huishouding kunnen delen, dit moet leiden tot een lagere uitkering. Deze kostendelersnorm is neergelegd in de Participatiewet alsook in andere wetten, zoals in de Tw (Kamerstuk 33 801, Memorie van Toelichting).
3.5.
De rechtbank ziet, mede door deze koppeling met de wijzigingen met betrekking tot de kostendelersnorm in de bijstandswetgeving, aanleiding om voor de zinsnede ‘in dezelfde woning hoofdverblijf hebben’ aansluiting te zoeken bij de jurisprudentie die zich heeft ontwikkeld over het begrip woning in de Wet werk en bijstand (Wwb). Er is geen reden voor het oordeel dat de wetgever het begrip woning heeft willen verruimen, het gaat om het kunnen delen van de kosten voortvloeiende uit het bewonen van dezelfde woning. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (uitspraak van 25 september 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX8470) volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wwb dat voor het begrip woning in die wet moet worden aangesloten bij de voorheen geldende Huursubsidiewet. Dat wil zeggen dat onder het begrip woning wordt verstaan een zelfstandige woning, voorzien van een eigen toegang, waarbij geen wezenlijke woonfuncties zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld. Eigen toegang houdt in dat men de woonruimte kan bereiken zonder daarbij vertrekken of gangen te hoeven passeren waarover anderen zeggenschap hebben, omdat zij huurder of eigenaar zijn.
3.6.
Gelet op hetgeen in 3.3 is overwogen, bewoont eiseres een zelfstandige woning. Dit betekent dat eiseres moet worden aangemerkt als een ongehuwde, die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Tw. Dat ze wellicht kosten van het bewonen van één perceel kan delen met haar ouders is, nu ze een zelfstandige woning bewoont, niet relevant.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en zal het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de verlaging van de aan eiseres verstrekte toeslag ongedaan wordt gemaakt.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 495,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 495,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Wentholt, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. van Loo, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.