ECLI:NL:RBNNE:2017:542

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
18/830156-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en diefstal met valse sleutel

Op 17 februari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1955 te Haren, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en diefstal met valse sleutel. De zaak is behandeld door een meervoudige kamer en de verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.J. de Mare. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

De tenlastelegging omvatte ernstige misdrijven, waaronder het opzettelijk dreigen met brandstichting en zware mishandeling. De verdachte had op 20 april 2016 in Groningen geprobeerd een ontploffing te veroorzaken door de gaskraan in zijn flatwoning open te draaien en een gasslang door te snijden, terwijl de ruimte vol met gas stond. Dit leidde tot een levensgevaarlijke situatie voor omwonenden. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een diefstal op 2 augustus 2016, waarbij hij een auto had weggenomen uit een parkeergarage met behulp van een valse sleutel.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig had bekend. De rechtbank nam de psychiatrische rapporten in overweging, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was vanwege een drugsverslaving en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 730 dagen, waarvan 483 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding.

De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van zijn daden. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830156-16
ter berechting gevoegd parketnummer 18/820283-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1955 te Haren,
thans verblijvende te P.I. [naam instelling 1] , [straatnaam] te [verblijfsplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 februari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. de Mare, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(in de zaak met parketnummer 18/830156-16)
hij op of omstreeks 20 april 2016 te Groningen
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in een
flat(gebouw)/woning aan [straatnaam] ,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat/die flat(gebouw)/woning(en) en/of
belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in en/of
in de directe aanwezigheid van dit/deze flat(gebouw)/woning(en) aanwezige
perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten was,
met dat opzet (de pitten van) het gasfornuis en/of de gaskraan heeft
opengedraaid/gezet en/of de gasslang heeft doorgesneden en/of
(daarbij) de centrale verwarming (waarvan de ketel zich in keuken(kast)/nabij
het gasfornuis bevond) heeft aangezet en/of (vervolgens) een (vuur)aansteker
heeft gepakt en/of ingedrukt en (daarmee) een sigaret heeft aangestoken en/of
een brandende sigaret heeft vastgehouden,
in elk geval (open) vuur heeft gemaakt, (terwijl de ruimte/woning waarin hij,
verdachte, was vol met (aard)gas stond, althans vol (aard)gas stroomde),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 tot en met 20 april 2016 te Groningen
een of meer medewerkers van politie (onder meer de (hoofd)agenten [slachtoffer1] ,
[slachtoffer2] , en/of [slachtoffer3] ) en/of brandweer en/of medeflatbewoners
en/of buurtbewoners heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van diensten
ontstaat,
- met enig misdrijf tegen het leven gericht,
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- de (politie)meldkamer gebeld dat hij de gaskraan in zijn (flat)woning
[straatnaam] had opengedraaid en/of (vervolgens) het gasfornuis en/of
de gaskraan heeft opengedraaid/gezet en/of de gasslang heeft doorgesneden
en/of (daarbij) de centrale verwarming (waarvan de ketel zich in
keuken(kast)/nabij het gasfornuis bevond) heeft aangezet en/of (vervolgens)
een (vuur)aansteker heeft gepakt en/of ingedrukt en (daarmee) een sigaret
heeft aangestoken en/of een brandende sigaret heeft vastgehouden en/of
- een (groot) mes in de richting van die medewerker(s) van politie en/of
brandweer gehouden, althans aan hen getoond, en/of
- een of meer stenen naar, althans in de richting van, die medewerker(s) van
politie en/of brandweer heeft gegooid;
(in de zaak met parketnummer 18/820283-16)
hij op of omstreeks 02 augustus 2016 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een ( [bedrijfsnaam] )
parkeergarage aan [straatnaam] heeft weggenomen een auto (merk/type [merk en type]
), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte,
waarbij verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak, verbreking, en/of valse sleutel (sleutelkaart).

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat zowel het onder parketnummer 18/830156-16 primair ten laste gelegde feit, alsmede het onder parketnummer 18/820283-16 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe verwezen naar de zich in de dossiers bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met het standpunt van de officier van justitie verenigd, met dien verstande dat ter zake het onder parketnummer 18/830156-16 primair ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Het oordeel van de rechtbank
(in de zaak met parketnummer 18/830156-16)
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 februari 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 25 april 2016, opgenomen op pagina 67 e.v. van het dossier met nummer [nummer] d.d. 9 mei 2016, inhoudende de relatering van de verbalisant;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 20 april 2016, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [slachtoffer5]
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman van verdachte ten aanzien van de strafverzwarende omstandigheid, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank zonder meer blijkt dat sprake is geweest van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. De bewijsmiddelen in het dossier bieden naar het oordeel van de rechtbank geen steun voor de stelling van de raadsman van verdachte dat de ontruiming van de belendende percelen relatief snel heeft plaatsgevonden en dat de hulpverleners die ter plaatse aanwezig waren zich op gepaste afstand van de flatwoning bevonden, zodat er uitsluitend gemeen gevaar voor goederen en geen gevaar voor personen te duchten zou zijn geweest.
(in de zaak met parketnummer 18/820283-16)
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 februari 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 augustus 2016, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier met nummer [nummer] d.d. 4 augustus 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer4] .

Bewezenverklaring

(in de zaak met parketnummer 18/830156-16)
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 20 april 2016 te Groningen
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een
flatwoning aan [straatnaam] ,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die flatwoning en
belendende percelen, en
levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich
in de directe aanwezigheid van deze flatwoning aanwezige
personen, te duchten was,
met dat opzet (de pitten van) het gasfornuis heeft
opengezet en de gasslang heeft doorgesneden en
(daarbij) de centrale verwarming (waarvan de ketel zich in keuken(kast)/nabij
het gasfornuis bevond) heeft aangezet en een (vuur)aansteker
heeft gepakt en (daarmee) een sigaret heeft aangestoken en
een brandende sigaret heeft vastgehouden,
(terwijl de woning waarin hij,
verdachte, was vol met (aard)gas stond),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(in de zaak met parketnummer 18/820283-16)
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 02 augustus 2016 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een [bedrijfsnaam]
parkeergarage aan de [straatnaam] heeft weggenomen een auto (merk/type [merk en type]
), toebehorende aan [slachtoffer4] ,
waarbij verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van een valse sleutel (sleutelkaart).
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
(in de zaak met parketnummer 18/830156-16)
primair poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
(in de zaak met parketnummer 18/820283-16)
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder parketnummer 18/830156-16 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/820283-16 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen (met aftrek van voorarrest) waarvan 483 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport d.d. 25 januari 2017.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst
van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in zijn woning waarbij gevaar voor personen is ontstaan en aan een diefstal, waarbij hij het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel. Met name het eerste feit, waarbij verdachte in een poging zichzelf van het leven te beroven de gaspitten van zijn gasfornuis heeft opengedraaid en enige tijd later de gasslang zelfs geheel heeft doorgesneden waardoor een opeenhoping van gas in de woning is opgetreden, rekent de rechtbank hem zwaar aan. Door voornoemd handelen heeft verdachte immers een levensgevaarlijke situatie gecreëerd. De wanhoop waarin verdachte verkeerde, disculpeert hem niet. Anderen mogen daar nimmer de dupe van worden.
De rechtbank overweegt dat voornoemde feiten in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen. Zij dient echter ook rekening te houden met de persoon van verdachte.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het psychiatrisch rapport d.d. 12 januari 2017, opgemaakt door C.A.J. Veldman, psychiater en
A. de Bruijn, arts in opleiding tot psychiater en van het psychologisch rapport d.d. 8 juli 2016, opgemaakt door M. Verkade, psycholoog.
Deskundigen Veldman en De Bruijn, voornoemd, hebben geconcludeerd dat er bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van een drugsverslaving en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van persoonlijkheidsstoornis NAO met vermijdende trekken.
Deskundige Verkade, voornoemd, heeft geconcludeerd dat er bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van een polydrugsverslaving en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis.
De deskundigen hebben op grond van hun bevindingen geconcludeerd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde te beschouwen is als verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusies en maakt die tot de hare.
De deskundigen adviseren aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld enkele bijzondere voorwaarden, waaronder een verplichte klinische behandeling in een daartoe geëigende kliniek met aansluitend begeleide resocialisatie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsrapport d.d. 25 januari 2017 waarin eveneens wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld enkele bijzondere voorwaarden. Tevens staat in deze rapportage vermeld dat verdachte op 20 maart 2017 te 10.00 uur klinisch kan worden opgenomen in het [naam instelling 2] .
Alles afwegende acht de rechtbank de strafeis zoals door de officier van justitie geformuleerd passend en geboden. Dit betekent dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, met een aantal bijzondere voorwaarden die tot doel hebben zijn gedrag te beïnvloeden en herhaling te voorkomen.

Benadeelde partijen

[slachtoffer4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Ter terechtzitting heeft [naam gemachtigde] als gemachtigde van de benadeelde partij aangegeven dat de door [slachtoffer4] . ingediende vordering met € 36,75 kan worden verminderd, zijnde de abusievelijk over de post "kosten gemachtigde" meegerekende BTW. Voorgaande resulteert erin dat er thans een vordering van in totaal € 6.892,16 resteert.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (en zonder vervangende hechtenis).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met het standpunt van de officier van justitie verenigd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 6.892,16 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2016.
[slachtoffer6]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ad informandum gevoegde feit dat bij de strafoplegging is meegewogen alsmede de gronden waarop deze berust.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.264,86 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.041,23 (zijnde het gevorderde bedrag minus de ten onrechte gevorderde BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met het standpunt van de officier van justitie verenigd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden. Deze schade staat in zodanig verband met het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 1.041,23 (zijnde het gevorderde bedrag minus de ten onrechte gevorderde BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 45, 57, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder parketnummer 18/830156-16 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/820283-16 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 483 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich aansluitend aan zijn detentie meldt bij de reclassering VNN in het [naam instelling 2] en zich blijft melden zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling op 20 maart 2017 te 10.00 uur (na overbrenging door DV&O) laat opnemen in het [naam instelling 2] ,
welke behandeling een maximale duur van één jaar zal hebben, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd en aansluitend aan de klinische behandeling laat begeleiden/behandelen door VNN of een nader te indiceren zorgaanbieder, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding/behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde aansluitend aan de klinische opname in een nader te indiceren begeleide/beschermde woonvoorziening verblijft, zulks ter beoordeling van de reclassering en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 20 maart 2017 (na overbrenging van verdachte naar het [naam instelling 2] door DV&O).
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer4] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 6.892,16,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer6] toe tot een bedrag van € 1.041,23 en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van dat bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer6] voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Oostveen, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2017.
Mr. Oostveen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.