ECLI:NL:RBNNE:2017:5295

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
LEE 17/1221
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht

Op 25 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlagtwedde. De zaak betreft een beroep dat door de eiser is ingesteld tegen een besluit op bezwaar van verweerder, gedateerd 17 januari 2017. De eiser heeft op 17 januari 2017 beroep ingesteld, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval was het griffierecht vastgesteld op € 46.

De griffier heeft de eiser op 4 april 2017 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en hem een termijn van vier weken gegeven om dit te voldoen. Vervolgens heeft de griffier op 3 mei 2017 een aangetekende brief gestuurd waarin de eiser opnieuw werd verzocht het griffierecht binnen vier weken te betalen. Ondanks deze aanmaningen is het griffierecht niet tijdig betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:41, zesde lid, van de Awb. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.R. Mooi-Sikkema, griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2017. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE
17/
1221

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser]
,wonende te
[woonplaats], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlagtwedde, verweerder.

Procesverloop

AWB171221Op 17 januari 2017 heeft eiser tegen het besluit op bezwaar van verweerder van 17 januari 2017 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 46. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
2. Bij brief van 4 april 2017 heeft de griffier eiser gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en hem meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan.
3. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 3 mei 2017 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
4. Het griffierecht is niet op tijd betaald.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.R. Mooi-Sikkema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2017.
De griffier, De rechter,
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.