ECLI:NL:RBNNE:2017:5293

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
18/920271-16 en 18/920082-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belaging, mishandeling en bedreiging van voormalige vriendin en belaging van haar nieuwe vriend

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, mishandeling en bedreiging van zijn voormalige vriendin, alsook aan belaging van haar nieuwe vriend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 5 maart 2016 tot en met 19 september 2016 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de voormalige vriendin door herhaaldelijk contact met haar te zoeken via verschillende communicatiemiddelen, haar te bedreigen en haar fysieke ruimte te schenden. Dit gedrag heeft geleid tot een sfeer van angst en intimidatie voor het slachtoffer. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 25 augustus 2016 de voormalige vriendin heeft mishandeld door haar met zijn vuist tegen de buik te slaan. Daarnaast heeft hij haar in de periode van 3 september 2016 tot en met 13 september 2016 bedreigd met geweld via WhatsApp-berichten.

In een tweede zaak, met parketnummer 18/920082-17, heeft de rechtbank de verdachte ook schuldig bevonden aan belaging van de nieuwe vriend van de voormalige vriendin. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte, waaronder een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een verslaving aan drugs en alcohol. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat hij desondanks strafbaar is voor de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/920271-16 en 18/920082-17

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

13 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te Noordoostpolder,
thans verblijvende in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van de meervoudige kamer voor strafzaken van 10 januari, 26 januari, 10 maart en 30 mei 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.J.M. Pater, advocaat te Emmeloord.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/920271-16 dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 maart 2016 tot en met 19 september 2016 in de gemeente Meppel en/of de gemeente Emmeloord, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- vele malen via het internet/Facebook/WhatsApp contact te zoeken met die [slachtoffer 1] en/of
- haar vele malen te benaderen door haar berichten te sturen en/of
- op te bellen en/of haar te sms'en en/of
- de moeder en/of partner van die [slachtoffer 1] vele malen op te bellen en/of te benaderen
- meermalen door de straat waar die [slachtoffer 1] woont te rijden, en/of
- meermalen voor de deur/het raam van de woning van die [slachtoffer 1] en/of de woning waar die [slachtoffer 1] verblijft te staan, en/of
- de deuren van zijn auto op slot te doen waardoor die [slachtoffer 1] niet kon uitstappen en rondjes door Meppel te gaan rijden, en/of
- meermalen op het werk van die [slachtoffer 1] te verschijnen
- zonder toestemming een facebook profiel van die [slachtoffer 1] aan te maken en haar vrienden toe te voegen;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2016 te Meppel, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met zijn vuist/hand tegen haar buik/romp te slaan/stompen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 3 september 2016 tot en met 13 september 2016 in de gemeente Meppel en/of de gemeente Emmeloord, althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend via WhatsApp aan die [slachtoffer 1] bericht
- dat hij haar kop eraf zou trekken, en/of
- dat hij haar kapot zou maken en/of
- dat zijn moordneigingen naar haar toe met de minuut erger werden en/of
- dat hij zin heeft om net zo lang te slaan tot zij out zou gaan en/of
- dat hij, als zij bij hem zou zijn, haar zou slaan tot ze niet meer zou bewegen, en/of
- dat hij haar vol op haar strot had moeten slaan,
althans gelijkluidende woorden van dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 24 september 2016 te Meppel, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] de weg versperd, en/of
- de fiets van die [slachtoffer 1] op slot gedaan en/of
- de fietssleutel van die [slachtoffer 1] bij zich gehouden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij een fileermes in zijn auto had liggen, waarmee hij haar helemaal aan stukken wilde snijden,
althans gelijkluidende woorden van dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en in de zaak met parketnummer 18/920082-17 dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2017 tot en met 20 februari 2017 in de gemeente(n) Meppel en/of Noordoostpolder, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (zijnde die [slachtoffer 1] een (goede) vriendin van die [slachtoffer 2] ) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen,
door zelf en/of met tussenkomst van een of meer anderen die [slachtoffer 2] vele malen/meermalen een WhatsApp- en/of een Sms-bericht te sturen, waarin (onder meer)
- verdachte vroeg naar het welbevinden van die [slachtoffer 1] (welke [slachtoffer 1] al eens aangifte van belaging tegen verdachte had gedaan) en/of
- verdachte vroeg een gesprek te mogen hebben met die [slachtoffer 1] en/of
- verdachte liet blijken dat die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] door verdachte in de gaten gehouden werd(en) en/of
- verdachte meedeelde dat hij mogelijk (weer) contact met die [slachtoffer 1] zou gaan zoeken en/of bij die [slachtoffer 2] voor de deur zou staan;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
In de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

in de zaak met parketnummer 18/920271-16:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daartoe verwezen naar de aangifte en naar de verklaringen van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 1] , kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat tenlastegelegde periode moet worden beperkt van begin september 2016 tot 19 september 2016 omdat [slachtoffer 1] tot deze tijd zelf contact heeft gehouden met verdachte en zij ook nog bij verdachte langs ging. De raadsvrouw werpt vervolgens de vraag op of deze beperkte periode voldoende is om aan te nemen dat er stelselmatig inbreuk werd gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] .
Met betrekking tot de onder 2 tenlastegelegde mishandeling bepleit de raadsvrouw vrijspraak omdat deze niet uit het dossier blijkt. Verdachte heeft [slachtoffer 1] enkel een duw gegeven.
Met betrekking tot de onder 3 tenlastegelegde bedreiging door middel van WhatsApp berichten heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, gelet op de context van het geheel, de reactie van aangeefster en de wijze waarop de reacties hebben plaatsgevonden, niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. De raadsvrouw wijst erop dat de reactie van aangeefster op geen enkele wijze blijkt dat ze bang zou zijn voor verdachte, sterker nog, ze blijft reageren.
Met betrekking tot de onder 4 tenlastegelegde bedreiging heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 1] niet wordt ondersteund door steunbewijs. Haar enkele verklaring is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 25 september 2016, opgenomen op pagina 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016275442 d.d. 06 oktober 2016 inhoudende de klacht van [slachtoffer 1] :
Ik heb anderhalf jaar een relatie gehad met [verdachte] . Op woensdag 16 maart 2016 heb ik aangifte gedaan van stalking. [verdachte] stalkt mij sinds begin maart van dit jaar, zodanig dat dit een behoorlijke impact heeft op mijn leven en op dat van mijn ouders, waar ik bij woon.
Nadat ik aangifte heb gedaan is er eigenlijk niets in de situatie veranderd.
Binnen een half uur na het wijzigen van mijn facebookaccount werd een ander nieuw account op mijn naam aangemaakt die al mijn vrienden uitnodigde. Dit was een account met mijn foto en mijn persoonlijke informatie. Ik heb het laten verwijderen. [verdachte] heeft later tegenover mij toegegeven dat hij dit was. Na een stroom van constante berichtjes op instagram heb ik uiteindelijk mijn telefoonnummer aan hem gegeven, dus nu appt hij ook weer.
Al maandenlang word ik 's ochtends wakker met een stuk of tien berichtjes van hem.
Ik geef toe dat ik hier nog wel eens op reageer. Als ik dit niet doe word ik namelijk gelijk gebeld. Ik krijg de hele dag door, iedere dag, berichtjes van [verdachte] .
Als ik niet reageer krijg ik tientallen telefoontjes. Ik heb al zo vaak aan hem verteld dat ik dit niet wil, eerst normaal, maar dit komt niet aan.
Ik heb hem meerdere malen gezegd dat ik geen contact meer met hem wil.
[verdachte] zoekt mij constant op. Hij zegt dat hij graag in mijn buurt wil zijn, hij appt dan dat hij me graag wil zien. Ik heb vaak gereageerd op zijn appjes, ik had niet het idee dat ik heel veel keus had. Als ik niet reageer staat hij bij mijn ouders voor de deur, onrust te stoken.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 16 maart 2016, opgenomen op pagina 3 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016067143 d.d. 17 juni 2016 inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1] en als bijlagen bij de aangifte gevoegde WhatsApp gesprekken (pagina’s 21-71);
3. De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het klopt dat hij [slachtoffer 1] heel veel berichten heeft gestuurd en contact met haar heeft gezocht en dat hij zich bedreigend heeft uitgelaten als zij niet reageerde.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde:
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 25 september 2016, opgenomen op pagina 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016275442 d.d. 06 oktober 2016 inhoudende de klacht van [slachtoffer 1] :
Hij stond vlak voor mij stil en ik zag dat hij zijn arm naar achteren haalde. Hij stootte mij zijn vuist in mijn maag, behoorlijk hard. Het deed flink zeer.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 06 oktober 2016, opgenomen op pagina 25 van voornoemd dossier inhoudende op pagina 26 een weergave van de op 25 augustus 2016 tussen [slachtoffer 1] en verdachte verstuurde WhatsApp berichten:
26-08-16, 15:08 — [slachtoffer 1] : [verdachte] laat me verdomme even. Ik vraag het je normaal en toch luister je niet. LAAT ME EVEN NET RUST.
26-08-16, 15:08 — [verdachte] Hoe gaat het ?
26-08-16, 15:08 — [slachtoffer 1] : Wat denk je zelf
26-08-l6, 15:08 — [verdachte] Morge heel de dag achterom kijke of ik dr ben
26-08-16, 15:08 — [verdachte] Leuk dag word dat
26-08-16, 15:09 — [slachtoffer 1] : Ja bedankt
26-08-16, 15:09 — [verdachte] Als ik
26-08-16, 15:12 — [verdachte] Je beloof nirt te komrb
26-08-16, 15:12 — [verdachte] Kom je zondag dab alleeb?
26-08-16, 15:15 — [slachtoffer 1] : [verdachte] als ik dat niet durf kun je me niet dwingen
26-08-16, 15:17 — [verdachte] Spreken we ergens anders sf ik doe je niets
26-08-16, 15:17 — [slachtoffer 1] : Ik ben gewoon bang
26-08-16, 15:18 — [slachtoffer 1] : Mn buik doet nog steeds pijn van gister
26-08-16, 15:20 — [verdachte] Oke
26-08-16, 15:21 — [verdachte] Sorry word waas ook blauw en blijft ben ik bang ook nog wel paar dagen pijn doen
26-08-16, 15:22 — [verdachte] Was een leverstoot
26-08-16, 15:22 — [verdachte] Kan je van out gaan als diw hard is
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde:
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 25 september 2016, opgenomen op pagina 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016275442 d.d. 06 oktober 2016 inhoudende de klacht van [slachtoffer 1] :
Na dit incident wilde ik al helemaal niets meer met hem te maken hebben. Ik krijg nog steeds dagelijks telefoontjes en berichtjes. Tientallen per dag. Op pagina 19 van ditzelfde proces-verbaal: Ik wil niet meer doen wat hij wil, maar ik ben bang dat het dan helemaal uit de hand loopt.
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 06 oktober 2016, opgenomen op pagina 25 van voornoemd dossier inhoudende op pagina 26-32 een weergave van de tussen 03 september en 13 september 2016 tussen [slachtoffer 1] en verdachte verstuurde WhatsApp berichten, onder meer inhoudende:
03-09-16, 23:23 [verdachte] Anders trek ik je kop er morgen af
03-09-16, 23:42 [verdachte] Ecjt maak je morgen af
04-09-16 00:40 [verdachte] Maak je kapot
04-09-16, 06:16 [verdachte] Vermoord je
04-09-16, 11:06 [verdachte] Mijn moord neigingen naar jou toe worden op moment met de minuut erger
04-09-16, 11:53 [verdachte] Ik heb echt zin om net zo lang te slaan tot je out gaat
11-09-16, 20:10 [verdachte] Als je nu bij me was zou ik je slaan tot je niet meer zou bewegen
13-09-16, 20:08 [verdachte] Ik had je vol op je strot moeten slaan
[verdachte] Had je er nu niet meer geweest
Met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde:
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 25 september 2016, opgenomen op pagina 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016275442 d.d. 06 oktober 2016 inhoudende de klacht van [slachtoffer 1] :
Gisteren, 24 september 2016, ben ik rond half zes naar het werk gegaan. Ik fietste over de Blankensteinweg in de richting van de spoorwegovergang en de Burgemeester Mackaystraat naar het centrum. Vlak voor de fietstunnel op de Blankensteinweg stond [verdachte] op me te wachten. Hij stond bij zijn auto. Hij ging midden op de weg staan zodat ik moest stoppen. [verdachte] deed onmiddellijk mijn fiets op slot, het ringslot, en pakte de sleutel. Ik kon dus niet meer weg. Hij zei tegen mij: "weet jij wat ik in mijn auto heb liggen? Een fileermes, waarmee ik je helemaal aan stukken wil snijden."
9. De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
en in de zaak met parketnummer 18/920082-17:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daartoe verwezen naar de aangifte en naar de verklaringen van verdachte. Inzake de in de tenlastelegging genoemde belaging van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie opgemerkt dat weliswaar geen (nieuwe) klacht is gedaan met betrekking tot dit feit maar dat de zaken gevoegd worden behandeld en uit de aangiftes en de in de zaak onder parketnummer 18/920271-16 ingediende klacht voldoende blijkt dat vervolging ook voor dit opvolgende feit gewenst is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken nu geen sprake was van stalking van [slachtoffer 2] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat voor het inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer vereist is dat [slachtoffer 2] aangeeft dat hij geen enkel contact wenst. [slachtoffer 2] heeft echter in het geheel niet gereageerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de officier van justitie met betrekking tot de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 1] in de periode van 27 januari 2017 tot en met 20 februari 2017 niet-ontvankelijk in de vervolging nu door [slachtoffer 1] ten aanzien van dit feit geen klacht is ingediend. De rechtbank komt derhalve aan een inhoudelijke behandeling van dit deel van de tenlastelegging niet toe. De rechtbank volgt de officier va justitie niet in haar standpunt dat uit de aangiftes en de in de zaak onder parketnummer 18/920271-16 ingediende klacht voldoende zou blijken dat vervolging ook voor dit opvolgende feit gewenst is. Deze aangiftes en klacht zijn immers gedaan en ingediend vóór de ten laste gelegde periode in dit feit, zodat de wens tot vervolging voor dit feit daaruit niet kan blijken.
Met betrekking tot de aan verdachte tenlastegelegde belaging van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat zij op grond van na te noemen bewijsmiddelen dit gedeelte van het tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen acht:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2017, opgenomen op pagina 21 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017047769
zd.d. 22 februari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 27 januari 2017 is [verdachte] weer vrij gekomen. Ik kreeg op dat moment gelijk een WhatsApp berichtje van een telefoonnummer waarin onder andere stond of ik dit nummer niet gelijk wilde blokkeren en dat hij het er vrij moeilijk mee had en dat hij graag af en toe met mij wilde appen. Hij schreef dat hij helemaal gek gemaakt is in de gevangenis door de psycholoog. Het tweede WhatsApp berichtje wat ik kreeg stond in dat hij begreep dat hij niet strafbaar was als hij mij berichtte. Ik heb het telefoonnummer toen gelijk geblokkeerd via WhatsApp. Het telefoonnummer
waar toen mee geappt werd is [telefoonnummer] . Nadat ik het telefoonnummer had geblokkeerd kreeg ik sms-jes van het telefoonnummer. Hij vraagt in de sms-jes dat hij graag in de toekomst een begeleid gesprek wil met [slachtoffer 1] en of zij daartoe bereid is. Ook stuurt het telefoonnummer [telefoonnummer] naar mij: "Je woont wel op een leuk plekje hoor;)" Tevens krijg ik berichtjes van [verdachte] waarin staat dat hij onderweg is naar Meppel. Ik krijg bijna dagelijks sms-jes van [verdachte] . De ene dag is het er 1 en de andere dag zijn het er 18. Ik heb zoveel mogelijk screenshots gemaakt en deze wil ik bij deze klacht voegen.
Ik wens dat er een strafvervolging gaat plaats vinden van [verdachte] . Ik wil dat
hij mij niet meer lastig valt en ik wil ook niet dat hij steeds naar [slachtoffer 1] vraagt.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 februari 2017, opgenomen op pagina 40 van voornoemd dossier, inhoudende de door [slachtoffer 2] ingediende klacht.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 februari 2017, opgenomen op pagina 42 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van de getuige [slachtoffer 1] :
Op 27 januari 2017 is [verdachte] weer vrij gekomen. Vrij snel nadat hij vrij kwam heeft een goede vriend van mij geappt. Deze goede vriend is [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft [verdachte] toen gelijk geblokkeerd op Whats-App. [slachtoffer 2] heeft via de mail screenshots gestuurd van wat [verdachte] allemaal naar [slachtoffer 2] heeft gestuurd.
[slachtoffer 2] krijgt inmiddels dagelijks sms-jes van [verdachte] . De ene keer blijft dit bij 1 sms en e andere keer zijn het er 18. Hier staat dan in dat hij mij wil spreken en dat hij wil weten hoe het met me gaat en of ik ooit nog een gesprek met hem wil. [verdachte] schrijft ook in zijn sms-jes dat als [slachtoffer 2] niet reageert dat hij naar mij toe gaat. Ik wil dit absoluut niet. Ik vind het wel beangstigend dat [verdachte] nu toch door blijft gaan en dat hij toch probeert een ingang te krijgen om met mij in contact te komen terwijl ik weet dat hij geen contact met mij op mag nemen. Wat mij ook beangstigt is dat [verdachte] berichtjes stuurt naar [slachtoffer 2] waarin staat dat ik bij [slachtoffer 2] ben. Op dat moment ben ik ook daadwerkelijk bij [slachtoffer 2] .
4. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2017, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven; het klopt dat ik telefonisch en per sms/WhatsApp contact heb gezocht met [slachtoffer 2] . Ik heb contact met hem gezocht omdat ik wilde weten of [slachtoffer 1] ooit nog contact met mij wilde hebben. Toen ik geen reacties kreeg ben ik gaan dreigen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/920271-16 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 5 maart 2016 tot en met 19 september 2016 in de gemeente Meppel en de gemeente Emmeloord, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, door
- vele malen via het internet/Facebook/WhatsApp contact te zoeken met die [slachtoffer 1] en
- haar vele malen te benaderen door haar berichten te sturen en
- op te bellen en haar te sms'en en
- de moeder van die [slachtoffer 1] vele malen op te bellen en te benaderen
- meermalen door de straat waar die [slachtoffer 1] woont te rijden, en
- meermalen voor de deur/het raam van de woning van die [slachtoffer 1] en de woning waar die [slachtoffer 1] verblijft te staan, en
- de deuren van zijn auto op slot te doen waardoor die [slachtoffer 1] niet kon uitstappen en rondjes door Meppel te gaan rijden, en
- meermalen op het werk van die [slachtoffer 1] te verschijnen, en
- zonder toestemming een facebook profiel van die [slachtoffer 1] aan te maken en haar vrienden toe te voegen;
2.
hij op 25 augustus 2016 te Meppel, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met zijn vuist tegen haar buik te stompen;
3.
hij in de periode van 3 september 2016 tot en met 13 september 2016 in de gemeente Meppel en de gemeente Emmeloord, telkens [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend via WhatsApp aan die [slachtoffer 1] bericht
- dat hij haar kop eraf zou trekken, en
- dat hij haar kapot zou maken, en
- dat zijn moordneigingen naar haar toe met de minuut erger werden, en
- dat hij zin heeft om net zo lang te slaan tot zij out zou gaan, en
- dat hij, als zij bij hem zou zijn, haar zou slaan tot ze niet meer zou bewegen, en
- dat hij haar vol op haar strot had moeten slaan;
4.
hij op 24 september 2016 te Meppel, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] de weg versperd, en
- de fiets van die [slachtoffer 1] op slot gedaan, en
- de fietssleutel van die [slachtoffer 1] bij zich gehouden, en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij een fileermes in zijn auto had liggen, waarmee hij haar helemaal aan stukken wilde snijden.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/920082-17 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 27 januari 2017 tot en met 20 februari 2017 in de gemeenten Meppel en Noordoostpolder, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen,
door zelf en met tussenkomst van anderen die [slachtoffer 2] vele malen een WhatsApp- en een Sms-bericht te sturen, waarin (onder meer)
- verdachte vroeg naar het welbevinden van [slachtoffer 1] (welke [slachtoffer 1] al eens aangifte van belaging tegen verdachte had gedaan), en
- verdachte vroeg een gesprek te mogen hebben met die [slachtoffer 1] , en
- verdachte liet blijken dat die [slachtoffer 2] door verdachte in de gaten gehouden werden, en
- verdachte meedeelde dat hij mogelijk (weer) contact met die [slachtoffer 1] zou gaan zoeken en bij die [slachtoffer 2] voor de deur zou staan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/920271-16:
1. belaging;
2. mishandeling;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
in de zaak met parketnummer 18/920082-17:
belaging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 08 maart 2017, opgemaakt door C.J.M. Vredeveld, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 11 november 2016, opgemaakt door N. van der Weegen, gz-psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van stoornissen in de ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een autismespectrumstoornis, alsmede van een ziekelijke stoornis in de zin van een (hard-)drugsverslaving (Cocaïne) en misbruik van alcohol. Beide rapporteurs adviseren om verdachte voor alle tenlastegelegde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/920271-16 onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/920082-17 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en dat de rechtbank daarnaast een terbeschikkingstelling met voorwaarden zal opleggen, zoals door de reclassering is geadviseerd, en zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voor een aantal feiten vrijspraak bepleit. Zij heeft voorts aangegeven dat verdachte al 7 maanden in voorarrest heeft doorgebracht en dat hij thans is opgenomen voor behandeling. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om een eventueel op te leggen vrijheidsstraf te beperken tot de duur van de voorlopige hechtenis en indien de rechtbank nog een stok achter de deur nodig acht deze in een voorwaardelijk kader te plaatsen en de voorwaarde te stellen dat verdachte de behandeling bij [instelling] af zal maken. Een tbs-maatregel, al dan niet met voorwaarden, acht de raadsvrouw, gelet op de tenlastegelegde feiten (voor zover al bewezen), niet nodig en gelet op de omstandigheden ook niet geïndiceerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat hij eerder wegens soortgelijke delicten is veroordeeld, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Er zijn over verdachte meerdere rapportages opgemaakt, het meest recent zijn de psychiatrische rapportage d.d. 08 maart 2017, opgemaakt door C.J.M. Vredeveld, psychiater, en de reclasseringsrapportage d.d. 04 mei 2017, opgemaakt door [naam] , werkzaam bij Tactus Reclassering.
De psychiater geeft de rechtbank twee opties: behandeling en begeleiding op basis van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf, of een tbs met voorwaarden.
De reclassering heeft geadviseerd een tbs met voorwaarden op te leggen onder de in het advies genoemde algemene en bijzondere voorwaarden en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Uit eerdere rapportage d.d. 11 november 2016, opgemaakt door N. van der Weegen, gz-psycholoog, volgt dat een langdurige klinische behandeling in een gedwongen kader nodig is, gelet op het hoge recidiverisico. Omdat verdachte herhaaldelijk heeft aangegeven zich niet aan voorwaarden te zullen houden, ziet de psycholoog geen andere optie dan een tbs-maatregel met dwangverpleging te adviseren.
Uit de meer recente rapportages blijkt dat verdachte inmiddels wel de noodzaak en wenselijkheid van klinische behandeling onderkent en dat hij thans in het kader van schorsingsvoorwaarden is opgenomen in [instelling] .
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan belaging, mishandeling en bedreiging van zijn voormalige vriendin en in het verlengde daarvan aan belaging van de nieuwe vriend van die voormalige vriendin, dit laatste met de bedoeling weer in contact te komen met die voormalige vriendin. Verdachte heeft hiermee een sfeer van angst en intimidatie geschapen die voor het slachtoffer zeer belastend is geweest. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. De rechtbank rekent verdachte voorts ernstig aan dat hij, op het moment dat zijn voorlopige hechtenis werd geschorst, binnen een tijdsbestek van enkele uren de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden door (op indirecte wijze) contact te zoeken met [slachtoffer 1] terwijl hem dit uitdrukkelijk was verboden.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de ernst van de bij verdachte geconstateerde problematiek, acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte behandeling ondergaat en deze behandeling ook afmaakt. In dit verband en gelet op de rapportages van met name de psychiater en de reclassering heeft de rechtbank overwogen om een tbs met voorwaarden op te leggen, maar geoordeeld dat zij dit thans nog niet aangewezen acht gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en gelet op het feit dat verdachte nog niet eerder een klinische behandeling heeft ondergaan. Om zoveel mogelijk te waarborgen dat verdachte zijn behandeling zal afmaken zal de rechtbank een fors deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel zullen de algemene en bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals opgenomen in het maatregelenrapport van de reclassering, waaronder een klinische behandeling voor de maximale duur van 1 jaar.
De rechtbank zal bevelen dat de aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend zal gedragen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de verdachte is. De rechtbank verwijst in dit kader naar de bewezenverklaarde feiten, naar het feit dat verdachte zich eerder aan schorsingsvoorwaarden heeft onttrokken en naar het door de deskundigen geconstateerde recidivegevaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 57, 285, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

in de zaak met parketnummer 18/920271-16:
Verklaart het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
in de zaak met parketnummer 18/920082-17:
Verklaart de officier van justitie met betrekking tot de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 1] (periode januari/februari 2017) niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart het overige ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich gedurende de maximale termijn van 1 jaar zal laten opnemen en verblijven bij [instelling] of door DIZ toe te wijzen soortgelijke instelling en dat hij meewerkt aan de klinische behandeling en zich houdt aan de afspraken/voorwaarden die gelden binnen de instelling waar hij verblijft;
b. dat de veroordeelde meewerkt aan de totstandkoming van een driepartijen overeenkomst waarbij de onderlinge afspraken tussen veroordeelde, [instelling] en de reclassering worden vastgelegd;
c. dat de verloven van veroordeelde enkel plaatsvinden na goedkeuring door de behandelaar en de reclassering;
d. dat de veroordeelde, indien geïndiceerd door de behandelaar en/of de reclassering, na de
klinische behandeling meewerkt aan een ambulante behandeling bij een forensische instelling en/of meewerkt aan beschermd of begeleid wonen;
e. dat de veroordeelde zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding;
f. dat het de veroordeelde verboden is om op welke manier dan ook, direct of indirect, contact te zoeken of te nemen met het slachtoffer [slachtoffer 1] ;
g. dat de veroordeelde openheid dient te geven over zijn sociale/familiecontacten die hij onderhoudt. Indien de reclassering dat nodig vindt, dient de veroordeelde toestemming te geven om contact te hebben met deze personen;
h. dat de veroordeelde openheid dient te geven aangaande eventuele partnerrelaties. Indien er sprake is van een relatie dan dient veroordeelde toestemming aan de behandelaars en reclassering te geven om contact op te nemen met deze persoon;
i. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en dat hij meewerkt aan urinecontroles en/of blaastesten. Wanneer er sprake is van een terugval in middelengebruik zal er in overleg tussen de behandelinstelling, de reclassering en de officier van justitie gekeken worden naar passende interventies;
j. dat de veroordeelde geen schulden maakt. Hij geeft inzage in zijn financiële zaken en hij accepteert begeleiding/controle indien de reclassering dit nodig acht;
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mrs. E.C.M. Wolfert en M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juni 2017.
Mrs. Klaassens en Van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.