ECLI:NL:RBNNE:2017:5213

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
18/720263-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere diefstallen met braak en inklimming

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 december 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstallen door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor vijf ten laste gelegde feiten van diefstal, gepleegd in de periode van 1 januari 2017 tot en met 27 juli 2017 in Drachten, gemeente Smallingerland. De verdachte heeft onder andere fietsen, een grasmaaier en gereedschap weggenomen uit schuren en tuinhokken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de door de verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de plaatsen van de misdrijven heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een mildere straf. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 283 dagen opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling van verslavingsproblemen. Tevens is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, en zijn er maatregelen genomen met betrekking tot inbeslaggenomen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720263-17
vorderingen na voorwaardelijke veroordelingen parketnummers 18/730426-14 en 18/730154-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. de Haan, advocaat te Lemmer.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 26 juli 2017 en 27 juli 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur (bij een woning) heeft weggenomen een fiets (van het merk Giant, type ATX), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 18 juli 2017 en 19 juli 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur (bij een woning) heeft weggenomen een grasmaaier (van het merk Honda, type HRG 416 pk), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2017 en 27 juli 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, een goed te weten een grasmaaier (van het merk Honda, type HRG 416 pk) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 16 juli 2017 en 17 juli 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een tuinhok/schuur (bij een woning) heeft weggenomen een (dames)fiets (van het merk Koga Miyata) en/of een (heren)fiets (van het merk Sparta, kleur blauw) en/of een hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen (dames)fiets (van het merk Koga Miyata) en/of (heren)fiets (van het merk Sparta, kleur blauw) en/of hoeveelheid gereedschap onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2017 tot en met 27 juli 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, een of meerdere goed(eren) te weten een (dames)fiets (van het merk Koga Miyata) en/of een (heren)fiets (van het merk Sparta, kleur blauw) en/of een hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 1 mei 2017 en 2 mei 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur, gelegen aan of bij het [straatnaam 3] , heeft weggenomen (onder meer) een mountainbike (van het merk Trek, type Superfly 5) en/of een of meerdere boormachines en/of zaagmachines en/of schuurmachines en/of schaafmachines en/of slijpmachines en/of een of meerdere (andere) gereedschap(pen) en/of een compressor en/of een hogedrukreiniger en/of een navigatiesysteem en/of een fiets een fietstas en/of een pomp en/of een buitenboordmotor, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geva1 aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 27 juli 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, een of meerdere goed(eren), te weten een mountainbike (van het merk Trek, type Superfly 5) en/of een of meerdere boormachines en/of zaagmachines en/of schuurmachines en/of schaafmachines en/of slijpmachines en/of een of meerdere (andere) gereedschap(pen) en/of een compressor en/of een hogedrukreiniger en/of een navigatiesysteem en/of een fiets een fietstas en/of een pomp en/of een buitenboordmotor, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 2 januari 2017 tot en met 5 januari 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (bij een woning gelegen aan of bij [straatnaam 4]) heeft weggenomen een (heren)fiets (van het merk Gazelle, kleur grijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 2 januari 2017 tot en met 27 juli 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, een goed te weten een (heren)fiets (van het merk Gazelle, kleur grijs) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1., 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde gevorderd. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat er sprake is van inklimming. Ten aanzien van het onder 3. primair ten laste gelegde vordert hij veroordeling ter zake diefstal, nu er geen bewijs is dat er sprake is van verbreking. Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er sprake is van verbreking.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte kan worden veroordeeld voor het onder 1., 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat er geen sprake is van diefstal van de damesfiets. Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat verdachte dit feit gedeeltelijk heeft bekend. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er meer goederen als gestolen zijn opgegeven dan dat verdachte heeft ontvreemd. Ten aanzien van de ad informandum gevoegde feiten heeft de raadsman aangevoerd dat de feiten 8, 9 en 10 door verdachte zijn erkend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 december 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
De fiets van het merk Sparta heb ik in Drachten uit een schuurtje bij een woning weggenomen. De fiets van het merk Koga Miyata heb ik voorhanden gehad, deze fietste niet goed. Bij de diefstal heb ik ook een boormachine, een grastrimmer en een handcirkelzaag weggenomen.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een afschrift van aangifte d.d. 17 juli 2017, opgenomen op pagina 163 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017250264 d.d. 14 oktober 2017, inhoudende:
Gestolen:
- Damesfiets, merk: Koga Miyata
- Grastrimmer, merk: Gardena
- Herenfiets, merk Sparta, kleur: blauw
- Boormachine, merk: Black & Decker
- Cirkelzaagmachine, merk: Workx
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 augustus 2017, opgenomen op pagina 166 van het dossier van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Uit mijn tuinhok bij mijn woning aan de [straatnaam 2] te Drachten zijn twee fietsen en gereedschap gestolen tussen 16 juli 2017 en 17 juli 2017. U laat mij een aantal goederen zien. Ik kan u hierover het volgende zeggen:
- De fiets, merk Sparta, type 700, kleur blauw is mijn eigendom.
- De Black & Decker boormachine herken ik ook.
- De Gardena grastrimmer herken ik als het type dat ik had.
- De WORX handcirkelzaag komt qua merk, type en kleur overéén met wat uit mijn tuinhok is weggenomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 10 augustus 2017, opgenomen op pagina 257 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Op de [straatnaam 2] is ook een Koga Miyata weggenomen. Waar is deze Koga gebleven?
A: Die fiets deed het niet goed. Die moet daar nog vlakbij het huis staan.
Overweging ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde aangevoerd dat er geen sprake is van diefstal van de fiets van het merk Koga Miyata. Zowel ter terechtzitting als bij de politie heeft verdachte verklaard dat deze fiets niet goed fietste en dat hij de fiets vlakbij de woning van aangever heeft achtergelaten. Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte als heer en meester over de fiets heeft beschikt nu hij de fiets uit het tuinhok van aangever heeft weggenomen en hier vervolgens op is gaan fietsen. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fiets van het merk Koga Miyata heeft gestolen.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
5. De door verdachte op de terechtzitting van 15 december 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Bij de diefstal uit een schuur aan het [straatnaam 3] in Drachten heb ik een aantal goederen weggenomen, te weten een mountainbike van het merk Trek, een spijkerpistool, een decoupeerzaag, een schuurmachine, een boormachine en een compressor.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2017, opgenomen op pagina 168 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 1 mei 2017 heb ik gezien dat de deur van mijn schuur aan het [straatnaam 3] 173 te Drachten nog onbeschadigd was. Op 2 mei 2017 zag ik dat er was ingebroken in mijn schuur. Zowel een raam van de deur van de schuur als het raam van de tweede deur waren kapot. Ik zag dat er veel gestolen was. Onder andere:
- gereedschap,
- mijn mountainbike, een Trek Superfly 5.
- een compressor
- een afkortzaag.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 2 augustus 2017, opgenomen op pagina 190 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
U laat mij goederen zien die mogelijk afkomstig zijn van de diefstal waarvan ik aangifte heb gedaan. Ik kan met zekerheid zeggen dat de volgende goederen mijn eigendom zijn:
- de mountainbike, merk Trek
- het spijkerpistool
- dopsleutelset
- decoupeerzaag
- compressor
- verfstripper
- Black & Decker schuurmachine
Ik zie ook een Bosch accuboor met koffer. Er zit een freesboortje in de koffer. Ik heb exact zo'n frees.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het onder 1., 2. en 5. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
8. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 december 2017;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 juli 2017, opgenomen op pagina 89 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
10. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 december 2017;
11. een schriftelijk bescheid, te weten een afschrift van aangifte d.d. 21 juli 2017, opgenomen op pagina 158 van voornoemd dossier;
12. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 augustus 2017, opgenomen op pagina 160 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
13. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 december 2017;
14. een schriftelijk bescheid, te weten een afschrift van aangifte d.d. 16 juni 2017, opgenomen op pagina 192 van voornoemd dossier;
15. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 augustus 2017, opgenomen op pagina 194 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode omvattende de dagen 26 juli 2017 en 27 juli 2017 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur, bij een woning, heeft weggenomen een fiets van het merk Giant, type ATX, toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
2. primair
hij in de periode omvattende de dagen 18 juli 2017 en 19 juli 2017 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur, bij een woning, heeft weggenomen een grasmaaier van het merk Honda, type HRG 416 pk, toebehorende aan [slachtoffer 2] .
3. primair
hij in de periode omvattende de dagen 16 juli 2017 en 17 juli 2017 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tuinhok, bij een woning, heeft weggenomen een (dames)fiets van het merk Koga Miyata en een (heren)fiets van het merk Sparta, kleur blauw, en een hoeveelheid gereedschap, geheel toebehorende aan [slachtoffer 3] .
4. primair
hij in de periode omvattende de dagen 1 mei 2017 en 2 mei 2017 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur, gelegen aan het [straatnaam 3] , heeft weggenomen een mountainbike, van het merk Trek, type Superfly 5, en een of meerdere boormachines en zaagmachines en schuurmachines en andere gereedschappen en een compressor, toebehorende aan [slachtoffer 4] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5. primair
hij in de periode van 2 januari 2017 tot en met 5 januari 2017 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, bij een woning gelegen aan [straatnaam 4], heeft weggenomen een (heren)fiets van het merk Gazelle, kleur grijs, toebehorende aan [slachtoffer 5] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
2. primair Diefstal.
3. primair Diefstal.
4. primair Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5. primair Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 114 dagen, met aftrek van het voorarrest. Hij vordert tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van drie jaren, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland (verder: VNN), een ambulante behandelverplichting voor verdachtes psychische en verslavingsproblemen bij de Forensische Poli van VNN of soortgelijke ambulante forensische zorg en een verbod om harddrugs en alcohol te gebruiken. Tevens vordert de officier van justitie opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, nu de reclassering negatief is over een teruggang van verdachte naar de gevangenis. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de toekomstplannen van verdachte zal doorkruisen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage door de reclassering Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 27 november 2017, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstallen door middel van braak en inklimming. Ten aanzien van de diefstallen overweegt de rechtbank dat verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit. De rechtbank houdt verdachte verantwoordelijk voor de overlast die de slachtoffers hebben moeten ervaren. Verdachte heeft met de bewezenverklaarde feiten aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Inbraken veroorzaken in het algemeen gevoelens van angst bij de slachtoffers en veroorzaken gevoelens van onrust in de maatschappij. Als reactie op deze strafbare feiten dient een gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen voor soortgelijke feiten en ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten in twee proeftijden liep van veroordelingen die zien op soortgelijke feiten.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte sinds april 2017 het predicaat veelpleger kwijt is. Verdachte pleegt delicten wanneer hij onder invloed van middelen verkeert. Verdachte werkt 24 uur in de week in een garagebedrijf. Hij gebruikt geen middelen meer en is voornemens abstinent te blijven. Verdachte heeft op 20 november 2017 een intake gehad bij de Forensische Poli van Verslavingszorg Noord Nederland en is gemotiveerd om mee te werken aan diagnostiek. Verdachte lijkt daadwerkelijk een wens te hebben tot verandering en is derhalve gemotiveerd. De reclassering heeft geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland, een ambulante behandelverplichting voor verdachtes psychische en verslavingsproblemen bij de Forensische Poli van VNN of soortgelijke ambulante forensische zorg en een verbod om harddrugs en alcohol te gebruiken.
Gelet op het advies van de reclassering en gericht op het voorkomen van recidive in de toekomst zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten 8., 9. en 10., zoals die op de dagvaarding zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verbeurdverklaring, dan wel teruggave aan de rechtmatige eigenaar van de inbeslaggenomen goederen, zoals opgenomen op pagina 38 van het dossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat indien de rechtbank beslist dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen terug worden gegeven aan de rechtmatige eigenaar, het de vraag is wie als eigenaar moet worden gezien ten aanzien van bijvoorbeeld de inbeslaggenomen heggenschaar.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op 18 augustus 2017 onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden bewaard ten behoeve van de tot nu toe onbekend gebleven rechthebbende of rechthebbenden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van plusminus € 115,99 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van een bedrag van € 15,99 aan de benadeelde partij, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het overige deel van de vordering vordert de officier van justitie niet-ontvankelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vordering van de benadeelde partij. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de schade onvoldoende is onderbouwd. Indien de vordering voor toewijzing gereed ligt, dan ziet dat op de schade ter hoogte van € 15,99, welk bedrag voldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat een deel van deze gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte door verdachte is betwist, zal daarom gedeeltelijk worden toegewezen voor een bedrag van € 15,99 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 juli 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling, parketnummer 18/730426-14

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 april 2015, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 254 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 april 2015. Door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden is bij vonnis van 11 augustus 2015 de gedeeltelijke tenuitvoerlegging, en wel voor een deel groot 111 dagen, gelast.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 6 december 2017 de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat het verkeerde deel uit het vonnis in de vordering is opgenomen. De vordering tot tenuitvoerlegging bedraagt, na een eerdere gedeeltelijke tenuitvoerlegging, 143 dagen. De officier van justitie vordert verlenging van de proeftijd met één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen en heeft bepleit de proeftijd met een jaar te verlengen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd de vordering na voorwaardelijke veroordeling om te zetten naar een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
De hiervoor onder 1., 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. primair bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling, parketnummer 18/730154-15

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 11 augustus 2015, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van zes weken voorwaardelijk, met aftrek, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 26 augustus 2015.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 6 december 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn vordering en vordert omzetting van de gevangenisstraf naar een taakstraf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen en heeft bepleit de proeftijd met een jaar te verlengen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd de vordering na voorwaardelijke veroordeling om te zetten naar een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
De hiervoor onder 1., 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. primair bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij voornoemd vonnis van 11 augustus 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig een taakstraf te gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te geven.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 283 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 200 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de reclassering Verslavingszorg Noord Nederland, Oostergoweg 6 te Leeuwarden, waarna de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde diagnostiek laat verrichten en zich onder behandeling zal stellen van de Forensische Poli van VNN Leeuwarden, of soortgelijke ambulante zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische en verslavingsproblemen, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de Forensische Poli van VNN Leeuwarden zullen worden gegeven;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van harddrugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de bewaringvan de hierna te noemen in beslag genomen goederen ten behoeve van de rechthebbende of rechthebbenden:
- Hogedrukspuit, merk KARCHER 620M
- Hogedrukspuit, merk KARCHER K2.325
- Hogedrukspuit, merk KARCHER K.490
- Heggeschaar Hs23
- Heggeschaar, merk BLACK & DECKER
- Zaagmachine, merk HUSQVARNA 55
- Zaagmachine, merk STIHL Ms440
- Kettingzaag, merk STIHL 020t
- 3 tennistassen
- Bromfiets off road
- Boormachine, merk BOSCH klopboor
- 3 Haakse slijpmachines
- Boormachine, merk HITACHI
- Boormachine, merk BLACK & DECKER kd1001 (drilboor)
- Gereedschap, merk BOSCH
- Boormachine, merk WORKX
- Gereedschap, merk GEDORE (steeksleutel set)
- Afkortzaag, merk TOPCRAFT
- Afkortzaag, merk FERM
- Dompelpomp
- Fiets, merk MERIDA sports
- Fiets, merk GAZELLE
- Fiets met sleutel, merk BATAVUS
- Radio.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
15,99(zegge: vijftien euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2017.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , te betalen een bedrag van € 15,99 (zegge: vijftien euro en negenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 15,99 aan materiële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/730426-14:
Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 2 april 2015 vastgestelde proeftijd met één jaar.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/730154-15:
Gelast het verrichten van een taakstraf voor de duur van 84 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf voor de duur van zes weken gevangenisstraf, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 11 augustus 2015.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 42 dagen, zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. C.H. Beuker en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2017.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.