ECLI:NL:RBNNE:2017:5212

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
18/038122-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en vernieling met vrijheidsbeperkende maatregel

Op 19 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die dadelijk uitvoerbaar is. De verdachte had zich gedurende vijf maanden schuldig gemaakt aan belaging van haar ex-partner, waarbij zij hem herhaaldelijk via verschillende communicatiemiddelen lastigviel. Ook had zij zich bij zijn woning opgehouden en was zij betrokken bij vernielingen aan de woning en auto van de moeder van de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet hield aan een eerder opgelegde gedragsaanwijzing en dat zij beide slachtoffers heeft bedreigd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de recidivekans van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/038122-17
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 17/720173-17 en 18/720325-17
ter berechting gevoegde parketnummers 18/016006-17, 18/265281-16 en 18/103197-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 05 december 2017.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Brontsema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

parketnummer 18/038122-17

1.
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 februari 2017
te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in voornoemde periode
- ( ongeveer) 461, althans een groot aantal, (sms en/of whatsapp) berichten gestuurd naar die [slachtoffer 1] en/of
- een groot aantal facebook berichten en/of e-mails gestuurd naar die [slachtoffer 1] en/of
- een groot aantal keer gebeld naar die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, zich opgehouden bij de woning waar voornoemde [slachtoffer 1] verblijft ( [straatnaam] te Drachten) en/of
- meermalen, althans eenmaal, foto's en/of filmopnames (via het raam) van voornoemde woning gemaakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen de ramen van voornoemde woning geklopt en/of getrapt en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij voornoemde woning aangebeld;
2. ( parketnummer 18/016006-17)
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot 1 november 2016 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door op facebook en/of twitter, althans op internet, meerdere, althans een, bericht(en) te plaatsen waar in zij (verdachte) schrijft, althans waar in staat, dat voornoemde
[slachtoffer 1] en/of de moeder van voornoemde [slachtoffer 1] kinderontvoerders en/of kindermoordenaars zijn;
3. ( parketnummer 18/265281-16)
zij op of omstreeks 23 december 2016 te Drachten, in de gemeente Smallingerland,
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, meermalen, te weten 42 keer, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
4.
zij op of omstreeks 21 februari 2017 te Drachten, gemeente Smallingerland opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten
- meerdere ruiten van de woning [straatnaam] , dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [woningcorporatie] en/of
- meerdere, althans een, ruit(en) en/of de spiegels en/of de ruitenwissers van een auto met het kenteken [kenteken] , dat geheel of ten dele aan een andere toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2]
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
zij op of omstreeks 21 februari 2017 te Drachten, gemeente Smallingerland [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ;

parketnummer 18/720173-17

1.
zij op of omstreeks 20 mei 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning (gelegen aan of bij het [straatnaam] )), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de woningcorporatie [woningcorporatie] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
zij op of omstreeks 20 mei 2017 te Drachten, in elk geval gemeente Smallingerland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 24 februari 2017 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende onder meer dat zij, verdachte,
A. zich niet dient op te houden bij de adressen:
- [straatnaam] te Drachten en/of
- [straatnaam] te Drachten en/of
- [straatnaam] te Drachten (kinderdagverblijf " [naam] ") en/of
B. zich dient te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en):
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met bovengenoemde perso(o)n(en),
immers heeft verdachte opzettelijk in strijd met die gedragsaanwijzing zich opgehouden bij het adres [straatnaam] te Drachten en (daarbij) contact gezocht met [slachtoffer 1] ;
3. ( parketnummer 18/103197-17)
zij op of omstreeks 30 april 2017 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door toen aldaar meermalen, althans eenmaal, 112 te bellen;

parketnummer 18/720325-17

zij op of omstreeks 5 oktober 2017 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten de ontvangsthal van het Stadskantoor van de gemeente Leeuwarden, wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd, immers was verdachte de toegang tot dat Stadskantoor, in elk geval dat door de openbare dienst bestemde lokaal, ontzegd voor de periode ingaande 27-07-2017 en eindigend op 27-10-2017, en heeft verdachte op voornoemde datum in strijd met die ontzegging dat Stadskantoor betreden en aldaar wederrechtelijk vertoefd, terwijl die ontzegging haar, verdachte, op 16
augustus 2017 was uitgereikt en (zodoende) kenbaar was gemaakt;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 18/038122-17 onder 1., 2., 3., 4. en 5., het in de zaak met parketnummer 18/720173-17 onder 1., 2. en 3. en het in de zaak met parketnummer 18/720325-17 ten laste gelegde gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
in de zaak met parketnummer 18/038122-17
feiten 1., 4. en 5.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 22 februari 2017, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017047088 d.d. 24 februari 2017, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1] ;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 22 februari 2017, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 22 februari 2017, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 22 februari 2017, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de klacht van [slachtoffer 1] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2017, opgenomen op pagina 44 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2017, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 februari 2017, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 februari 2017, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
feit 2.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 1 november 2016, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016311594 d.d. 21 maart 2017, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1] ;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 11e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de klacht van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 november 2016, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 november 2016, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de klacht van [slachtoffer 2] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2016, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2016, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 november 2016, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
feit 3.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 december 2016, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016361122 d.d. 10 januari 2017, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4] ;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2017, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 december 2016, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.

in de zaak met parketnummer 18/720173-17

feit 1.

1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 mei 2017, opgenomen op pagina 29 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017129943 d.d. 28 juni 2017, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1] ;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 21 mei 2017, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
feit 2.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2017, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 8] ;
2. een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 45 e.v., inhoudende een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast, d.d. 24 februari 2017;
3. een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 49, inhoudende een akte van uitreiking, d.d. 24 februari 2017;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 21 mei 2017, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
feit 3.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 april 2017, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] ;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 april 2017, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.

in de zaak met parketnummer 18/720325-17

1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 oktober 2017, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017264380 d.d. 5 oktober 2017, inhoudende de aangifte van [medewerker] namens de Gemeente Leeuwarden;
2. een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een ontzegging toegang stadskantoor, d.d. 25 juli 2017;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2017, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 oktober 2017, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/038122-17 onder 1., 2., 3., 4. en 5, het in de zaak met parketnummer 18720173-17 onder 1., 2. en 3. en het in de zaak met parketnummer 18/720325-17 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

parketnummer 18/038122-17

feit 1.
zij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 februari 2017 te Drachten,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, immers heeft verdachte in voornoemde periode
- een groot aantal sms en whatsapp berichten gestuurd naar die [slachtoffer 1] en
- een groot aantal facebook berichten en e-mails gestuurd naar die [slachtoffer 1] en
- een groot aantal keer gebeld naar die [slachtoffer 1] en
- meermalen zich opgehouden bij de woning waar voornoemde [slachtoffer 1] verblijft ( [straatnaam] te Drachten) en
- meermalen foto's en/of filmopnames via het raam van voornoemde woning gemaakt en
- meermalen op/tegen de ramen van voornoemde woning geklopt en getrapt en
- meermalen bij voornoemde woning aangebeld.
feit 2. (parketnummer 18/038122-17)
zij in de periode van 1 oktober 2016 tot 1 november 2016 te Drachten, meermalen telkens opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door op facebook en twitter, meerdere berichten te plaatsen waar in zij, verdachte, schrijft dat voornoemde [slachtoffer 1] en/of de moeder van voornoemde [slachtoffer 1] kinderontvoerders en/of kindermoordenaars zijn;
feit 3. (parketnummer 18/265281-16)
zij op 23 december 2016 te Drachten opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, meermalen, te weten 42 keer, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.
feit 4.
zij op 21 februari 2017 te Drachten opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten
- meerdere ruiten van de woning [straatnaam] , dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [woningcorporatie] en
- een ruit van een auto met het kenteken [kenteken] , dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2]
heeft vernield.
feit 5.
zij op 21 februari 2017 te Drachten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .

parketnummer 18/720173-17

feit 1.
zij op 20 mei 2017 te Drachten opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan het [straatnaam], toebehorende aan de woningcorporatie [woningcorporatie] , heeft vernield.
feit 2.
zij op 20 mei 2017 te Drachten opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 24 februari 2017 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Nederland, kort weergegeven inhoudende onder meer dat zij, verdachte,
A. zich niet dient op te houden bij de adressen:
- [straatnaam] te Drachten en/of
- [straatnaam] te Drachten en/of
- [straatnaam] te Drachten (kinderdagverblijf " [naam] ") en/of
B. zich dient te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en):
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met bovengenoemde perso(o)n(en),
immers heeft verdachte opzettelijk in strijd met die gedragsaanwijzing zich opgehouden bij het adres [straatnaam] te Drachten en daarbij contact gezocht met [slachtoffer 1] .

3. (parketnummer 18/103197-17)

zij op 30 april 2017 te Drachten meermalen opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door toen aldaar meermalen 112 te bellen.

parketnummer 18/720325-17

zij op 5 oktober 2017 te Leeuwarden in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten de ontvangsthal van het Stadskantoor van de gemeente Leeuwarden, wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd, immers was verdachte de toegang tot dat Stadskantoor, in elk geval dat door de openbare dienst bestemde lokaal, ontzegd voor de periode ingaande 27-07-2017 en eindigend op 27-10-2017, en heeft verdachte op voornoemde datum in strijd met die ontzegging dat Stadskantoor betreden en aldaar wederrechtelijk vertoefd, terwijl die ontzegging haar, verdachte, op 16 augustus 2017 was uitgereikt en zodoende kenbaar was gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/038122-17
1. Belaging
2. parketnummer 18/016006-17
Smaadschrift, meermalen gepleegd
3. parketnummer 18/265281-16
Opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd
4. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
5. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
parketnummer 18/270173-17
1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
2. Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering
3. parketnummer 18/103197-17
Opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd
parketnummer 18/720325-17
Het in een voor de openbare dienst bestemd lokaal wederrechtelijke binnendringen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/038122-17 onder 1., 2., 3., 4. en 5, het in de zaak met parketnummer 18/720173-17 onder 1., 2. en 3. en het in de zaak met parketnummer 18/720325-17 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast acht de officier van justitie het noodzakelijk om gedurende de proeftijd een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , alsmede een locatieverbod voor de adressen [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] (kinderdagverblijf " [naam] "), allen te Drachten, op te leggen, in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Voor het geval er door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan zal vervangende hechtenis worden toegepast. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat er niet door verdachte aan de maatregel wordt voldaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over haar opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan belaging van haar ex-partner (hierna: aangever). Zij heeft daarbij aangever veel berichten via de mail en whatsapp gestuurd, berichten op Facebook geplaatst en hem meermalen gebeld. Ook heeft ze zich veel opgehouden bij de woning van aangever en aangebeld, tegen de ramen getrapt en filmopnames gemaakt. Ook aangevers moeder is slachtoffer geworden, mede doordat aangever daar veel verbleef. Ook van haar woning werden de ramen vernield, haar auto werd vernield en verdachte plaatste berichten over haar op Facebook. Verdachte heeft zich tijdens deze handelingen meermalen niet gehouden aan de gedragsaanwijzing welke haar door de officier van justitie was opgelegd. Verder zijn beide slachtoffers door verdachte bedreigd. Tot slot heeft verdachte meermalen zonder noodzaak 112 gebeld en heeft ze het Stadskantoor betreden terwijl haar daar de toegang was ontzegd. Verdachte heeft door veelvuldig met het alarmnummer 112 te bellen niet alleen grote overlast bezorgd, maar bovendien, naar valt aan te nemen, de desbetreffende lijnen voor urgente meldingen onnodig bezet gehouden.
Verdachte heeft ernstig en herhaald inbreuk gemaakt op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. Haar gedrag is niet alleen zeer vervelend, maar ook beangstigend geweest voor de slachtoffers. Bovendien heeft verdachte met haar gedrag anderen veel overlast bezorgd.
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Volgens de Reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland wil verdachte niet met de reclassering in gesprek. Een conflictueuze relatie met haar ex-partner over de opvoeding van hun dochter, emotieregulatieproblemen en mogelijk alcoholgebruik zijn onderliggend aan de tenlastegelegde feiten. In oktober 2017 is de echtscheiding uitgesproken en is het ouderlijk gezag voor hun dochter volledig naar de ex-partner gegaan. Voorts is de omgangsregeling stopgezet. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en heeft geen duidelijke inkomstenbron meer. De recidivekans is in hoge mate aanwezig. Verdachte leeft op gespannen voet met haar ex-partner en diens sociale netwerk. Verdachte erkent de uitspraak van de rechtbank ten aanzien van het ouderlijk gezag niet en volgens de reclassering zal daardoor een blijvende dreiging uit blijven gaan naar de ex-partner en diens netwerk.
De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Verdachte geeft aan niet mee te willen werken aan een nieuw toezicht. Ze wil geen hulpverleningstraject omdat zij naar haar zeggen geen hulp nodig heeft. In het afgeronde toezicht heeft verdachte laten zien dat ze zich wel kan houden aan de afspraken met de reclassering, echter dit levert geen bijdrage aan een verlaging van het recidiverisico, aldus de reclassering.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen verklaarde feit, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
Gelet op de aard van de strafbare feiten sinds 1 oktober 2016 en het verloop ervan, zal de rechtbank, zoals gevorderd, ter voorkoming van strafbare feiten een maatregel opleggen strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat verdachte gedurende twee jaar op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook zal worden bepaald dat verdachte zich niet zal ophouden bij de adressen [straatnaam] te Drachten, [straatnaam] te Drachten en [straatnaam] .
Aangezien verdachte en [slachtoffer 1] samen een minderjarig kind hebben, zal worden uitgezonderd die situatie dat verdachte middels een professionele derde, een advocaat of een (jeugd)hulpverlener, contact zoekt. Met betrekking tot het gevorderde contactverbod met dochter [slachtoffer 3] zal aansluiting worden gezocht bij de motivering van de eerder opgelegde gedragsaanwijzing (proces-verbaal PL 0100-2017129943, blz. 46).
De situatie die ten grondslag heeft gelegen aan de bewezenverklaarde strafbare feiten duurt nog voort. Nu deze situatie heeft geleid tot het onverdroten voortzetten van strafbare feiten, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarom zal, zoals gevorderd, een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel worden gegeven.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van in totaal € 750,00 ter zake van materiële schade en € 55.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 650,00 ter vergoeding van materiële schade en € 25.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] een bedrag van € 100,00 als materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 bij wijze van voorschot als immateriële schade toewijsbaar geacht. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] is een bedrag van € 500,00 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 bij wijze van voorschot als immateriële schade toewijsbaar, aldus de officier van justitie. Tot slot vordert de officier van justitie ten aanzien van beide vorderingen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 1] .
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gestelde materiële schade het volgende. De gestelde schade ad € 100,00 wegens het vernielde laminaat acht de rechtbank aannemelijk en deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/720173-17 feit 1 bewezen verklaarde.
Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2017.
Ten aanzien van de gestelde materiële schade ad € 650,00 (parketnummer 18/038122-17, feit 4.) overweegt de rechtbank het volgende. Uit de aangifte blijkt dat de moeder van [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan van vernieling van haar auto.
Nu niet blijkt dat de auto van [slachtoffer 1] is, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal een bedrag van € 1.000,00 toewijzen en het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] .
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gestelde materiële schade het volgende. De gestelde schade ad € 550,00 wegens de vernielde auto acht de rechtbank aannemelijk en deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/038122-17 feit 4 bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2017.
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal een bedrag van € 1.000,00 toewijzen en het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Voor het gevraagde verzoek teksten te verwijderen dient de benadeelde partij zich eveneens te wenden tot de burgerlijke rechter.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 38v, 38w, 57, 139, 142, 184a, 261, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/038122-17 onder 1., 2., 3., 4. en 5, het in de zaak met parketnummer 18/720173-17 onder 1., 2. en 3. en het in de zaak met parketnummer 18/720325-17 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot vier maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank legt op
de vrijheidsbeperkende maatregelinhoudende dat de veroordeelde gedurende twee jaren,
  • op geen enkele wijze -direct (zelf) of indirect (middels anderen)- op enigerlei wijze contact zal opnemen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , tenzij dit middels tussenkomst van een advocaat of (jeugd)hulpverlener gebeurt omdat contact is geboden met [slachtoffer 3] ;
  • geen contact zal opnemen met [slachtoffer 3] , tenzij er in het kader van een (eventueel op te zetten) omgangsregeling bezoek onder toezicht plaatsvindt, in overleg met de gezinsvoogd en/of de Raad voor de Kinderbescherming;
  • zich niet zal ophouden bij de adressen [straatnaam] te Drachten, [straatnaam] te Drachten en [straatnaam] (kinderdagverblijf " [naam] ") te Drachten.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt één week
voor iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]ten aanzien van de materiele schade toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 100,00(zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 20 mei 2017.
Bepaalt dat de vordering ten aanzien van het overig materieel gevorderde wordt afgewezen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten aanzien van de immateriële schade toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,00(zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 21 februari 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in zijn immateriële vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 1.100,00 (zegge: elfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 100,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]ten aanzien van de materiele schade toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 550,00(zegge: vijfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 21 februari 2017.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van de immateriele schade toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,00(zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 21 februari 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige in haar immateriële vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 1.550,00 (zegge: eenduizend vijfhonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 550,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. A.W. Wassink en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door D. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2017.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.