ECLI:NL:RBNNE:2017:5211

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
18/720085-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel voor winkeldiefstal met recidive

Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, heeft op 15 februari 2018 in een supermarkt aan de [straatnaam] in Leeuwarden scheermesjes, bier en snoep gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder al een ISD-maatregel opgelegd had gekregen, maar dat dit hem niet heeft weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, onderbouwd door een reclasseringsrapport dat een hoog recidiverisico aangaf. De verdediging betwistte de stelling dat de verdachte als stelselmatige dader kon worden aangemerkt en pleitte voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat of bereid was om zijn gedrag te veranderen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de winkeldiefstal en heeft de ISD-maatregel opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het delict en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720085-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2018, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt aan de [straatnaam] heeft weggenomen scheermesje en/of bier en/of snoep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 februari 2018, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk een aantal winkelgoederen, te weten scheermesje en/of bier en/of snoep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te
verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 15 februari 2018, ingevuld door
[medewerker], namens [slachtoffer] [straatnaam], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als haar verklaring:
Op 15 februari 2018 te Leeuwarden heeft een persoon uit de winkel [slachtoffer] aan de [straatnaam] te Leeuwarden scheermesjes weggenomen zonder te betalen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2018, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant]:
Ik heb de camerabeelden van de [slachtoffer] gelegen aan de [straatnaam] te Leeuwarden bekeken. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] meerdere producten uit de stelling van het pad drogmetica pakte en dat hij direct daarna met zijn rechterhand een product uit de stelling pakte. Vervolgens zag ik dat verdachte voorbij een onbemande kassa liep in de richting van de uitgang. Ik zag dat verdachte op dat moment in zijn beide handen producten vast hield.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 februari 2018, te Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een supermarkt aan de [straatnaam] heeft weggenomen scheermesjes toebehorende aan [slachtoffer].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: diefstal.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) als bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren. Verdachte voldoet aan de criteria voor het opleggen van deze maatregel. De officier van justitie heeft verwezen naar het reclasseringsrapport d.d. 23 maart 2018 waarin staat dat het recidiverisico hoog is en dat oplegging van de ISD-maatregel geboden is. Verdachte heeft eerder een ISD-maatregel opgelegd gekregen. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft verklaard wel een behandeling te willen ondergaan, maar niet in het kader van de ISD-maatregel. De ISD-maatregel biedt verdachte een kans. Als hij die kans niet wil grijpen, is dat zijn eigen keus. De maatschappij zal in ieder geval verlost zijn van zijn delictgedrag.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat er formeel niet is voldaan aan de vereisten die artikel 38 Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt, omdat verdachte niet kan worden aangemerkt als een stelselmatige dader. De reclassering heeft al opgemerkt dat verdachte niet als veelpleger geregistreerd staat. Op grond van de Richtlijn ISD onder 2c is een stelselmatige dader een zeer actieve veelpleger. Daarvan is, gelet op het strafblad van verdachte, geen sprake. Subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de proportionaliteit in het geding is. Verdachte zal niet meewerken aan de ISD-maatregel, zodat oplegging van de maatregel feitelijk zal neerkomen op een gevangenisstraf van twee jaren. Twee jaar gevangenisstraf is een veel te lange periode als straf voor een winkeldiefstal en staat op geen enkele wijze in verhouding tot het strafbare feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van deze zaak heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld, alsmede het reclasseringsadvies d.d. 23 maart 2018 van Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN).
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Uit zulke vermogensdelicten spreekt een gebrek aan eerbied voor andermans eigendom; deze delicten veroorzaken voor de slachtoffers hinder, schade en ergernis. Diefstal is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het rapport van VNN blijkt dat verdachte veelvuldig vermogensdelicten heeft gepleegd. Middelenverslaving (alcohol en drugs) loopt vanaf dertienjarige leeftijd als een rode draad door zijn leven en staat in direct verband met het delictgedrag. Verschillende hulpverleningstrajecten en gedragsbeïnvloedende interventies door de reclassering hebben tot op heden niet tot de gewenste recidivevermindering geleid. Verschillende reclasseringstoezichten zijn voortijdig negatief beëindigd. Binnen de eerder opgelegde ISD-maatregel, die begin 2011 afliep, werkte verdachte niet mee aan een behandeltraject. Daarna is gebleken dat verdachte niet in staat of bereid is om zijn situatie in positieve zin te veranderen. Verdachte trekt zijn eigen plan en wenst niet te stoppen met zijn destructieve leefstijl. Er lijkt sprake te zijn van onwil. In hoeverre er sprake is van onvermogen om te veranderen is, mede gelet op het ontbreken van diagnostiek, niet duidelijk. De reclassering schat de kans op recidive hoog in. De reclassering is van mening dat een ISD-maatregel, mede gelet op het gebrek aan motivatie om in positieve zin te veranderen, de enige strafmodaliteit is waardoor recidive en maatschappelijke overlast kunnen worden ingeperkt en adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar.
Uit de justitiële documentatie d.d. 27 februari 2018 blijkt dat verdachte zich al jarenlang schuldig maakt aan (met name) vermogensdelicten. Verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan het thans door hem gepleegde feit veelvuldig (tenminste driemaal) ter zake van misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Het bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts moet er, mede gelet op voormelde rapportage, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom misdrijven zal begaan. De veiligheid van goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel, nu verdachte telkens opnieuw strafbare feiten pleegt en de frequente oplegging van vrijheidsstraffen en een eerder opgelegde ISD-maatregel hem daarvan kennelijk niet weerhouden.
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de formele voorwaarden die artikel 38m, lid 1 Sr stelt aan het opleggen van de ISD-maatregel.
Daarnaast is op 1 januari 2014 de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel voor stelselmatige daders) in werking getreden. Daarin is opgenomen dat de officier van justitie de vordering van de ISD-maatregel overweegt indien de verdachte een stelselmatige dader is zoals bedoeld in die richtlijn. Een stelselmatige dader is 'een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit’. De rechtbank stelt op basis van de justitiële documentatie vast dat ook aan dit vereiste is voldaan.
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte blijft vervallen in crimineel gedrag. Verdachte laat zich niets gelegen liggen aan het feit dat hij telkens tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen wordt veroordeeld. Ook de in 2009 opgelegde ISD-maatregel heeft verdachte niet weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft geen enkele intentie om te stoppen met het gebruik van harddrugs en het drinken van alcohol. De vermogensdelicten dienen om zijn leefstijl te kunnen bekostigen. Eerdere hulpverleningstrajecten zijn door het handelen van verdachte niet geslaagd. De ISD-maatregel is een
ultimum remedium, maar het gebrek aan motivatie, de hardnekkigheid waarmee verdachte volhardt in zijn criminele gedrag en de aanzienlijke maatschappelijke schade en overlast die hij veroorzaakt, rechtvaardigen de oplegging van deze maatregel. De door de raadsvrouw naar voren gebrachte optie van een voorwaardelijke ISD-maatregel acht de rechtbank, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, niet afdoende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in het verleden voldoende kansen heeft gehad zijn leven ten goede te keren, maar dat hij daarin door zijn eigen handelen niet is geslaagd. Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van recidive door verdachte is de rechtbank dan ook van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geboden is. De rechtbank zal deze maatregel aan verdachte opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. K. Post en mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2018.
Mr. Punt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.