ECLI:NL:RBNNE:2017:5195

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
C/18/179560 / HA ZA 17-236
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep deelgeschil en verlof voor hoger beroep in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 december 2017 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep deelgeschil. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Kolder, heeft verlof aangevraagd om hoger beroep in te stellen tegen een eerdere deelgeschilbeschikking van 11 maart 2016. Deze beschikking, die betrekking had op de aansprakelijkheid van [B] voor een sportongeval, was eerder afgewezen. Eiser heeft op 21 september 2017 een dagvaarding ingediend en verzocht om verlof voor het instellen van hoger beroep. De rechtbank overweegt dat, gelet op artikel 1019bb van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), er geen voorziening openstaat tegen de deelgeschilbeschikking, maar dat op basis van artikel 1019cc Rv verlof kan worden verleend voor hoger beroep. De rechtbank concludeert dat het verzoek om verlof tijdig is ingediend en dat alle partijen instemmen met het verlenen van dit verlof. Om proceseconomische redenen heeft de rechtbank besloten het verlof te verlenen en de zaak naar de parkeerrol te verwijzen in afwachting van de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/179560 / HA ZA 17-236
Vonnis van 20 december 2017
in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A. Kolder te Groningen,
tegen

1.[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagden,
advocaat mr. M.S.E. van Beurden te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 september 2017,
  • de brief van [eiser] van 17 oktober 2017,
  • het rolbericht van [B] en Reaal Schadeverzekeringen N.V. van 22 november 2017.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De overwegingen

2.1.
Bij beschikking van 11 maart 2016 in de deelgeschilprocedure tussen partijen met het zaaknummer/rekestnummer C/18/161509/HA RK 15-383 heeft de rechtbank het verzoek van [eiser] om te bepalen dat [B] aansprakelijk is voor het sportongeval dat [eiser] is overkomen en [B] en Reaal Schadeverzekeringen N.V. te veroordelen tot vergoeding van de schade op te maken bij staat, afgewezen.
2.2.
Bij dagvaarding van 21 september 2017 en schrijven van 17 oktober 2017 heeft [eiser] aangegeven hoger beroep te willen instellen tegen voornoemde beschikking en in dat kader aan de rechtbank verzocht verlof te verlenen voor het instellen van (tussentijds) hoger beroep. Voorts is verzocht de zaak na verleend verlof naar de parkeerrol te verwijzen.
2.3.
Bij rolbericht van 22 november 2017 hebben [B] en Reaal Schadeverzekerin-gen N.V. medegedeeld akkoord te zijn met het verzoek van [eiser] om de procedure naar de parkeerrol te verwijzen in afwachting van de uitspraak van het hof.
2.4.
De rechtbank overweegt het volgende.
2.5.
Ingevolge artikel 1019bb Rv staat tegen de beschikking van 11 maart 2016 geen voorziening open, onverminderd artikel 1019cc, lid 3 Rv. In artikel 1019cc, lid 1 Rv is bepaald dat voor zover in een deelgeschilbeschikking als de onderhavige uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist op één of meer geschilpunten tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding, de rechter daaraan in de procedure ten principale op dezelfde wijze is gebonden als wanneer de beslissing zou zijn genomen in een tussenvonnis in die procedure. In artikel 1019cc, lid 3 Rv is bepaald dat in de procedure ten principale van de beschikking, voor zover zij beslissingen als bedoeld in het eerste lid bevat, bij het gerechtshof hoger beroep kan worden ingesteld als van een tussenvonnis, welk beroep in casu ingevolge voormeld artikel binnen drie maanden dient te worden ingesteld, te rekenen vanaf de eerste roldatum, zijnde 11 oktober 2017 en tevens dient binnen dezelfde termijn aan de (bodem)rechter een verzoek te worden ingediend tot het verlenen van verlof.
2.6.
In casu is het verzoek tot het verlenen van het verlof gelijk bij dagvaarding gedaan, zodat dit tijdig is.
2.7.
Partijen wensen allen (zo niet expliciet dan wel impliciet) dat verlof wordt verleend voor het instellen van tussentijds hoger beroep. Ook de rechtbank is van oordeel dat het om proceseconomische redenen geraden is dit verlof te verlenen. Het verlof zal dan ook verleend worden. In afwachting van de procedure in hoger beroep zal de onderhavige zaak naar de parkeerrol worden verwezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
Staat hoger beroep toe van de op 11 maart 2016 onder zaaknummer/rekestnummer C/18/161509/HA RK 15-383 gegeven beschikking in de tussen partijen gevoerde deelgeschilprocedure;
3.2.
Verwijst de onderhavige bodemprocedure in afwachting van de procedure in hoger beroep naar de parkeerrol;
3.3.
Houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Griffioen en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2017. [1]

Voetnoten

1.type: