ECLI:NL:RBNNE:2017:5192

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
156215 RK 17-606 en 156216 RK 17-607
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Conservatoire maatregel
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening bij verzoek dwangakkoord in het kader van de WSNP

In deze zaak hebben verzoekers op 24 juli 2017 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek is ingediend als een subsidiair verzoek bij een verzoek om een dwangakkoord, dat op 6 september 2017 ter zitting behandeld zal worden. Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de rechtbank de uitoefening van het door gerekwestreerde gelegde beslag op het inkomen van verzoeker [verzoeker 1] bij het UWV zou schorsen totdat er een beslissing is genomen op het verzoek om het dwangakkoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker [verzoeker 1] eerder een WSNP-traject heeft doorlopen, dat eindigde zonder de schone lei op 17 mei 2011.

De rechtbank heeft de zaak pro forma behandeld op 17 augustus 2017, waarbij de verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om gehoord te worden. De rechtbank heeft overwogen of een verzoek om een voorlopige voorziening bij voorraad kan worden gedaan in het kader van de WSNP en heeft geconcludeerd dat dit mogelijk is. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de spoedeisendheid van de situatie, waarbij het beslag op het inkomen van verzoeker [verzoeker 1] een bedreigende situatie creëert. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op het inkomen van verzoeker leidt tot nieuwe schulden en dat dit de kans op slagen van het dwangakkoord aanzienlijk verkleint.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de uitoefening van het beslag op het inkomen van verzoeker [verzoeker 1] te schorsen totdat er een beslissing is genomen op het verzoek om het dwangakkoord. Deze voorlopige voorziening geldt totdat op het dwangakkoord verzoek is beslist, en vervalt op het moment dat het dwangakkoord verzoek wordt ingetrokken. De beschikking is gegeven door mr. R. Giltay en is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
zaaknummer / rekestnummer: 156215 RK 17.606 en 156216 RK 17.607
beschikking van 17 augustus 2017
in de zaak van
[verzoeker 1]
[verzoeker 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
aan de [adres] ,
hierna te noemen: verzoekers,
bijgestaan door de heer G. Benedictus,
werkzaam als schuldhulpverlener bij Bureau Benedictus te Garyp,
hierna te noemen: Benedictus,
tegen
[verweerster] ,h.o.d.n. [bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
woonplaats kiezende aan het adres van LAVG Gerechtsdeurwaarders,
gevestigd te (9723 ZL) Groningen,
aan de Elmpstraat 16-11,
postadres: Postbus 774, 9700 AT Groningen,
hierna te noemen: gerekwestreerde.

1.De procedure

1.1.
Op 24 juli 2017 is door verzoekers een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend. Verzoekers hebben voorts aangegeven dat het WSNP verzoek als een subsidiair verzoek beschouwd moet worden bij een verzoek ex artikel 287a Fw (verzoek dwangakkoord). Verzoekers hebben vorenbedoeld verzoek inmiddels ingediend (155795 RK 17.514 en 155797 RK 17.515) en de rechtbank heeft bepaald dat dit verzoek ter zitting op 6 september 2017 zal worden behandeld. Verzoekers hebben de rechtbank tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening bij voorraad te geven als bedoeld in artikel 287 lid 4 Faillissementswet (Fw). Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker [verzoeker 1] (hierna: [verzoeker 1] ) eerder een WSNP traject heeft doorlopen, welk traject per 17 mei 2011 is geëindigd zonder de schone lei. De gevraagde voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw houdt in dat de rechtbank de uitoefening van het door gerekwestreerde gelegde beslag op het inkomen van [verzoeker 1] bij het UWV, kantoorhoudende te Groningen zal schorsen voor de periode dat de rechtbank nog niet heeft beslist op het verzoek ex artikel 287a Fw.
1.2.
Daags na de indiening van vorenbedoeld verzoek, heeft de rechtbank
Benedictus per e-mailbericht de volgende vraag voorgelegd met het verzoek zich daarover uit te laten:
‘Hoe verhoudt zich het verzoek ex artikel 287 lid 4 Fw in relatie tot het verzoek
ex artikel 287a (dwangakkoord)? Op grond waarvan kunnen deze twee procedures
volgens u gelijktijdig aanhangig worden gemaakt, nu bij de procedure van artikel 287 lid 4 Fw het doel is in de WSNP te komen en dient ter overbrugging van de (korte) periode totdat definitief is beslist op het verzoek en het dwangakkoord juist ziet op het voorkomen van een WSNP traject?’
1.3.
Bij brief van 3 augustus 2017 heeft Benedictus een nadere schriftelijke toelichting gegeven, waarbij hij is ingegaan op de hiervoor bedoelde twee vragen.
1.4.
De rechtbank heeft het verzoekschrift pro forma behandeld ter terechtzitting van
17 augustus 2017, nadat Benedictus had aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van de gelegenheid om gehoord te worden.

2.Rechtsoverwegingen

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of een verzoek om een voorlopige voorziening bij voorraad zoals bedoeld in artikel 287, vierde lid Fw., die strekt tot overbrugging van de periode die eindigt op het moment dat op het in artikel 287a, eerste lid Fw. bedoelde dwangakkoord is beslist, kan worden gedaan. Op basis van de wetsgeschiedenis moet geconcludeerd worden dat de rechtbank -hangende de beslissing op het schuldsaneringsverzoek- een voorlopige voorziening bij voorraad kan geven. Met de afschaffing van de voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling is dit vierde lid ingevoerd. In artikel 287, vierde lid Fw. staat echter niet dat de te treffen voorziening ziet op de periode tot aan de (eventuele) toelating tot de schuldsaneringsregeling. De tekst van dit vierde lid verzet zich niet tegen het geven van een voorlopige voorziening totdat op het verzoek als bedoeld in artikel 287a Fw. is beslist. Blijkens de tekst van artikel 287, vierde lid Fw. is de rechtbank in spoedeisende zaken bevoegd een voorlopige voorziening bij voorraad te geven. Verder is daarin vermeld dat de voorlopige voorziening in het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling (of bij later verzoek) gedaan moet worden. Geoordeeld wordt daarom dat een op artikel 287, vierde lid Fw. gebaseerd verzoek kan worden toegewezen indien een op artikel 287a FW. gebaseerd verzoek is gedaan, terwijl duidelijk is dat het onderliggende WSNP verzoek niet wordt gehandhaafd of niet toewijsbaar is.
Bij de beoordeling van een verzoek ex artikel 287, vierde lid Fw. zullen de volgende aspecten betrokken moeten worden:
- de vraag of toewijzing van het artikel 287a Fw. verzoek waarschijnlijk is;
- de vraag hoe lang het duurt voordat op het artikel 287a Fw. verzoek zal worden beslist;
- het belang van verzoeker bij de voorlopige voorziening in verband met de mogelijkheid de aanstaande dwangregeling te kunnen uitvoeren;
- het belang van de schuldeiser bij voortzetting van de executie.
2.2.
De rechtbank zal thans overgaan tot het beoordelen van de gevraagde voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw. De rechtbank stelt allereerst vast dat er sprake is van een bedreigende situatie. Uit het verzoek blijkt dat gerekwestreerde [verzoeker 1] in rechte heeft
betrokken in een civiele procedure en dit heeft erin geresulteerd dat gerekwestreerde bij vonnis van 16 mei 2017 door de kantonrechter in het gelijk is gesteld. De vordering van gerekwestreerde bedraagt in hoofdsom € 1.132,19 te vermeerderen met rente en kosten. Op 17 juli 2017 is in opdracht van gerekwestreerde beslag gelegd op het inkomen van [verzoeker 1] . [verzoeker 1] ontvangt een netto WIA uitkering van het UWV van € 1174,72 per maand. Hierop is beslag gelegd met toepassing van € 634,19 als beslagvrije voet en uit het verzoek maakt de rechtbank op dat de beslagvrije voet ontoereikend is om daaruit de vaste lasten te kunnen voldoen. Verzoekers hebben aangegeven dat er in het zicht van een dwangakkoord (of toepassing van de WSNP) nieuwe schulden ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde voorziening daarmee ook spoedeisend is.
2.3.
Bij de (voorlopige) beoordeling van het verzoek dwangakkoord is de rechtbank niet gestuit op evidente afwijzingsgronden. De behandeling van dit verzoek is gepland op
6 september 2017 en vindt mitsdien plaats binnen afzienbare tijd. Een voorlopige voorziening ter overbrugging van een beslissing op het verzoek 287a Fw zal derhalve kortdurend zijn. Juist nu toelating tot de WSNP in verband met de 10 jaarstermijn niet mogelijk is, hebben verzoekers des te meer belang bij een reële kans op het slagen van het dwangakkoord. Die kans wordt beduidend kleiner in de situatie waar loonbeslag is gelegd. De basis voor het aanbieden van het akkoord is immers gelegen in een stabiel budget maar deze stabiliteit wordt bedreigd door het loonbeslag, nu dit beslag tot nieuwe schulden zal leiden. Vorenbedoeld belang van verzoekers dreigt daardoor in het gedrang te raken. Aan dat belang kent de rechtbank in de gegeven omstandigheden dan ook meer belang toe dan aan het belang van gerekwestreerde bij voortzetting van de executie. Gezien het verzoek dwangakkoord en met het oog op het daarmee te bereiken doel acht de rechtbank het verzochte gerechtvaardigd, zodat de gevraagde voorziening bij voorraad zal worden gegeven.
2.4.
Op het verzoek ex artikel 287a Fw zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist. Dit leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De rechtbank:
- schorst de uitoefening van het door gerekwestreerde gelegde derdenbeslag op het inkomen van verzoeker bij het UWV, kantoorhoudend te Groningen voor de periode dat de rechtbank nog niet heeft beslist op het dwangakkoord verzoek;
- bepaalt dat deze voorlopige voorziening geldt totdat op het dwangakkoord verzoek is beslist;
- bepaalt dat deze voorlopige voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat het dwangakkoord verzoek wordt ingetrokken en geldt tot de beslissing op dit verzoek in kracht van gewijsde is gegaan;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R Giltay, rechter en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.