ECLI:NL:RBNNE:2017:5188

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
158372
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige in verband met ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de minderjarige, die bij de moeder woont, ernstig klem zit tussen de ouders. De Raad stelde dat de hulpverlening in het vrijwillige kader niet voldoende is en dat er een gezinsvoogd moet komen om de noodzakelijke hulpverlening te waarborgen. Tijdens de zitting is de minderjarige apart gehoord, en zijn zowel de moeder als de vader gehoord. De moeder voerde verweer tegen het verzoek en stelde dat een ondertoezichtstelling de situatie voor de minderjarige zou verergeren. De vader steunde het verzoek van de Raad.

De kinderrechter concludeerde dat er inderdaad sprake is van een zorgelijke opvoedingssituatie en dat de minderjarige kampt met loyaliteitsproblemen. Echter, de kinderrechter was van mening dat een ondertoezichtstelling niet de oplossing zou zijn en dat dit de spanningen in het gezin zou verhogen. De kinderrechter wees het verzoek van de Raad af, met de overweging dat de ouders al jarenlang in een conflict verkeren en dat gedwongen hulpverlening niet het gewenste effect zou hebben. De kinderrechter hoopte dat de ouders in de toekomst stappen zouden zetten om de situatie voor de minderjarige te verbeteren, maar had er geen vertrouwen in dat dit met gedwongen hulpverlening zou lukken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/158372 / FJ RK 17-1201
datum uitspraak: 29 december 2017

beschikking van de kinderrechter

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Leeuwarden.
betreffende
[naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[naam] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats]

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 27 november 2017, ingekomen bij de griffie op 28 november 2017.
Op 20 december 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [minderjarige] , die apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. T.W. Delahaye,
- de vader,
- namens de Raad, mevrouw [naam] .
Op verzoek van de kinderrechter was tevens de heer [naam] , namens Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, als toehoorder ter zitting aanwezig.

De feitenHet ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad het volgende gesteld. De Raad is door de rechtbank gevraagd een onderzoek in te stellen en te adviseren met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, het gezag, de omgangsregeling en naamswijziging van [minderjarige] . Gedurende het onderzoek is naar voren gekomen dat [minderjarige] ernstig klem zit tussen de ouders, dat hulpverlening in het vrijwillig kader niet voldoende van de grond komt en de ouders gezamenlijk niet tot constructieve communicatie en afspraken kunnen komen. De Raad heeft daarom besloten het onderzoek ambtshalve uit te breiden naar een beschermingsonderzoek. De Raad is van mening dat [minderjarige] last heeft van de ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de negativiteit die hij van alle kanten meekrijgt. Hij bevindt zich hierdoor in een loyaliteitsconflict en moet altijd afwegen wat hij waar kan zeggen. Het kan volgens de Raad niet anders dan dat [minderjarige] hierdoor op dit moment een grote mate van onveiligheid, verwarring en onduidelijkheid ervaart. Hij lijkt zich er ogenschijnlijk goed doorheen te slaan, maar hij maakt ook een overbelaste indruk, zo stelt de Raad. Alle kinderen in het gezin maken echter een keuze tussen de ouders, omdat contact met beide ouders onderhouden niet mogelijk is. Er is tussen de ouders nog steeds sprake van boosheid, verbitterdheid en wantrouwen. Er is geen overleg mogelijk, geen vertrouwen in elkaar en de bereidheid voor gezamenlijke gesprekken ontbreekt bij de moeder. Er is al hulpverlening ingezet, maar dit heeft niet geleid tot verandering. Bovendien zet de moeder de situatie op scherp door te stellen dat indien de hulp wel noodzakelijk wordt geacht, [minderjarige] maar bij de vader moet gaan wonen. Zij laat de hulpverlening namelijk niet binnen. De Raad is van mening dat er een gezinsvoogd moet komen om de noodzakelijke hulpverlening in te zetten en te waarborgen. [minderjarige] moet ontlast worden, de ruimte krijgen voor eigen keuzes en zich gesteund moeten voelen in die keuzes. Bovendien moet er meer zicht verkregen worden op de opvoedsituatie bij de beide ouders.

Het standpunt van belanghebbenden

Het standpunt van de moeder
Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder erkent de zorgelijke situatie die voor [minderjarige] is ontstaan en zij had graag gezien dat dit in het verleden anders was gegaan. Zij denkt echter niet dat een ondertoezichtstelling de oplossing is. Er is bij de ouders weerstand om met elkaar in gesprek te gaan, maar dat zal door een ondertoezichtstelling niet worden opgelost. Een gedwongen gesprek zal alleen maar meer spanning bij de moeder opleveren en leiden tot meer ruzies en conflicten. Dit zal de situatie voor [minderjarige] verergeren. [minderjarige] heeft bij de moeder thuis een veilige basis en kan daar zichzelf zijn. De moeder staat [minderjarige] toe de vader te bezoeken wanneer hij dat zelf wil. Het enige wat [minderjarige] thuis niet krijgt is positieve feedback op de verhalen die hij vertelt over de omgang met de vader. De moeder kan dit niet opbrengen. De moeder staat open voor hulpverlening voor [minderjarige] . Als [minderjarige] hulp nodig heeft dat weet zij dit ook wel te vinden. Er is iemand op school met wie hij kan praten en hij kan ook bij de psycholoog terecht. De moeder vindt echter niet dat [minderjarige] op dit moment hulp nodig heeft. De moeder zal gezinsvoogd thuis niet toelaten, maar zij is wel bereid met [minderjarige] naar een gezinsvoogd toe te gaan.
Het standpunt van de vader
De vader stemt in met het verzoek van de Raad. Hij hoopt dat er door de ondertoezichtstelling meer zich komt op de situatie van [minderjarige] bij de moeder.

De beoordeling

De kinderrechter deelt de conclusies van de Raad dat bij [minderjarige] sprake is van een zorgelijke opvoedingssituatie. [minderjarige] kampt met pittige loyaliteitsproblemen. Hij kan geen onbelast contact hebben met beide ouders. De houding van de moeder ten aanzien van contact tussen [minderjarige] en de vader is zeer zorgelijk. Zo geeft de moeder aan dat [minderjarige] omgang mag hebben met de vader, maar als [minderjarige] na een omgangsmoment thuis komt wordt over het contact tussen vader en zoon door de moeder en de rest van het gezin gezwegen. Hij mag erover vertellen, maar hoeft geen reactie te verwachten. Het komt er voor [minderjarige] dan dus op neer dat hij thuis niets kwijt kan over het contact met zijn vader. Hij kan niet openlijk loyaal zijn naar de vader. Dat is niet alleen schadelijk voor zijn ontwikkeling, maar het moet voor hem ook erg moeilijk te hanteren zijn. De vader stelt zich evenmin adequaat op. Zo heeft hij [minderjarige] belast met zijn uitgesproken teleurstelling over hun contact. [minderjarige] zit hierin behoorlijk klem. De ouders dienen zich dat aan te rekenen.
Op grond van deze problematiek is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling word bedreigd. Daarnaast is voldoende duidelijk geworden dat in ieder geval de moeder geen hulp zal aanvaarden teneinde de communicatie en het vertrouwen tussen de ouders te herstellen en te verbeteren. De kinderrechter zou op grond daarvan al tot het oordeel kunnen komen dat aan de vereisten voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling is voldaan. Echter, op grond van het volgende zal de kinderrechter tot de conclusie komen dat het verzoek, in het belang van [minderjarige] , toch moet worden afgewezen.
Door en namens de moeder is gesteld dat een ondertoezichtstelling bij de moeder extra veel spanningen zal opleveren waardoor de situatie voor [minderjarige] moeilijker te hanteren zal worden. Een ondertoezichtstelling zal volgens de moeder averechts uitpakken. Zij baseert zich daarbij ook op een eerdere (negatieve) ervaring met een ondertoezichtstelling van de oudste zoon van partijen. Verder heeft zij aangegeven nooit met de vader om tafel te zullen gaan; ook niet met een hulpverlener of mediator erbij. Aan de redenen die zij daarvoor zegt te hebben zal zij niet tornen, zo is de verwachting van de kinderrechter. Blijkens het raadsrapport maar ook tijdens de zitting lijkt zij daarin niet te vermurwen. Er is geen enkele opening.
De kinderrechter overweegt dat de ouders al bijna tien jaar uit elkaar zijn, dat er jarenlang geen contact heeft plaatsgevonden tussen [minderjarige] en zijn vader - hoewel de laatste tijd wel af en toe in het geheim - en dat [minderjarige] het grootste deel van zijn leven al is blootgesteld aan het forse conflict tussen zijn ouders. [minderjarige] lijkt een manier te hebben gevonden om met de situatie om te gaan en er tussendoor te laveren. De Raad stelt ook dat [minderjarige] zich eigenlijk knap staande houdt. [minderjarige] vertoont op dit moment geen kindsignalen en het gaat redelijk goed op school.
De kinderrechter vindt de situatie voor [minderjarige] echt schrijnend, maar ziet ook een zeker evenwicht in de gehele situatie dat weliswaar wankel is maar dat ook al jaren bestaat. De kinderrechter zou voor [minderjarige] willen dat er door zijn ouders gewerkt wordt aan het verminderen van de hiervoor beschreven ernstige ontwikkelingsbedreigingen. Echter, de kinderrechter heeft er geen vertrouwen in dat de ouders dat voor hem kunnen bereiken. Ook niet in het kader van gedwongen hulpverlening. De stelling van de moeder dat een ondertoezichtstelling de situatie voor [minderjarige] alleen maar erger zal maken door de enorme spanning die het haar zal opleveren is door de Raad niet betwist. De Raad heeft ter zitting in dit verband gesteld dat hulp in het gedwongen kader nog niet is geprobeerd en dat zal moet blijken of het zal werken.
Met een ondertoezichtstelling is naar de verwachting van de kinderrechter het door de Raad beoogde doel, te weten het verminderen of opheffen van de ontwikkelingsbedreigingen niet haalbaar. De kinderrechter vreest dat gedwongen hulpverlening eerder zal leiden tot verhoging van de spanningen in het systeem, waar [minderjarige] zeker niet bij gebaat is. Voor zover een ondertoezichtstelling door de ouders als ‘erg’ wordt ervaren zouden zij het feit dat het verzoek wordt afgewezen als ‘nog erger’ moeten ervaren. Wellicht lukt het de ouders de komende tijd om zich in het contact met [minderjarige] bewust te zijn van het in deze beschikking en in het raadsrapport beschreven loyaliteitsconflict van [minderjarige] en er vervolgens naar te handelen door toch wel te reageren na een bezoek van [minderjarige] aan zijn vader en om eventuele teleurstellingen over contact met [minderjarige] als een volwassene te dragen en [minderjarige] daar niet mee te belasten. Als het de ouders lukt daarin stappen vooruit te zetten dan is het feit dat het verzoek tot ondertoezichtstelling wordt afgewezen al iets ‘minder erg’.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de Raad af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. de Jong, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
T.F. Ploegh als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden

c441