ECLI:NL:RBNNE:2017:5139

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
C/18/179833 / JE RK 17-740
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met aanhouding voor verzoek tot uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 30 november 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling (OTS) van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Gecertificeerde Instelling (GI), vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de OTS te verlengen voor de duur van één jaar, tot 6 december 2018. De minderjarige verbleef aanvankelijk in een meeleefgezin, maar is inmiddels feitelijk volledig uit huis geplaatst zonder dat daar een geldige machtiging voor was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er op grond van artikel 1:265a BW een machtiging nodig is wanneer een minderjarige gedurende dag en nacht buiten het gezin verblijft.

De moeder van de minderjarige, een verstandelijk beperkte Turkse vrouw, heeft ingestemd met de verlenging van de OTS, maar wenst dat er afspraken worden gemaakt over het perspectief van de minderjarige. De vader is volledig buiten beeld en heeft aangegeven niet meer betrokken te willen zijn. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld en geconcludeerd dat de gronden voor de OTS nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft besloten de OTS te verlengen tot 1 maart 2018 en het verzoek voor het overige aan te houden in afwachting van een verzoek tot uithuisplaatsing, dat zal worden ingediend na afloop van een screeningsonderzoek naar het meeleefgezin.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI spoed moet maken met het screeningsonderzoek en dat de minderjarige momenteel goed wordt verzorgd in het meeleefgezin. De beslissing is genomen met instemming van alle betrokken partijen, en de kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/179833 / JE RK 17-740
datum uitspraak: 30 november 2017

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),

gevestigd te Amsterdam-Zuidoost.
betreffende

[naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam], hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats],

[naam], hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] (Duitsland).

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 17 oktober 2017, ingekomen bij de griffie op 25 oktober 2017.
Op 22 november 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam], die apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. A.R.H. Baas,
- namens de GI mevrouw [naam].
- als toehoorder mevrouw [naam], de persoonlijke begeleider van de moeder vanuit Bizimzorg.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.
Ter zitting is gebruik gemaakt van de diensten van de heer [naam], tolk in de taal Turks, die ter zitting is beëdigd.

De feitenHet ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.

[minderjarige] verblijft bij de familie [naam].
Bij beschikking van 6 december 2016 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 6 december 2017.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [minderjarige] voor de duur van één jaar, te weten tot 6 december 2018. De GI heeft het volgende aangevoerd. De moeder is een verstandelijk beperkte Turkse vrouw, die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, die slechtziend en - horend is en een zeer beperkt netwerk heeft. De opvoedingssituatie van de moeder komt onvoldoende tegemoet aan wat [minderjarige] nodig heeft zowel op praktisch als op pedagogisch gebied. Voorts beschikt de moeder over onvoldoende opvoedingsvaardigheden om aan te sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft. Om de moeder te ontlasten verbleef [minderjarige] sinds mei 2016 drie dagen per week in het meeleefgezin van de familie [naam]. Tot voor kort werd [minderjarige] belast met het feit dat haar ouders niet achter een (gedeeltelijke) plaatsing bij het meeleefgezin stonden.
De familie [naam] heeft in de zomer van 2017 te kennen gegeven graag de volledige zorg- en opvoeding van [minderjarige] op zich te willen nemen. [minderjarige] verblijft nu met instemming van de moeder grotendeels bij de familie [naam]. Er loopt momenteel een screening onderzoek naar de familie [naam]. Dat onderzoek duurt zeker drie maanden. De gezinsvoogd heeft ter zitting aangevoerd dat, indien de screening is afgerond, zij een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] zal verzoeken.
De vader woont met zijn partner in Duitsland. Momenteel is de vader volledig uit beeld en heeft hij laten weten dat hij op geen enkele manier meer betrokken wil zijn bij [minderjarige].

Het standpunt van belanghebbende

Door en namens de moeder is als volgt aangevoerd. Volgens de moeder zijn er geen problemen. Het gaat goed met [minderjarige]. De moeder heeft ingestemd met het verblijf van [minderjarige] bij de familie [naam], desondanks wil de moeder graag dat [minderjarige] (op termijn) weer thuis komt wonen. Zij kan op dit moment instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling, met dien verstande dat de moeder graag zou willen dat de komende periode wordt benut om afspraken te maken betreffende het perspectief van [minderjarige] en of voorzetting van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is.

Standpunt minderjarige

[minderjarige] heeft te kennen gegeven dat het super goed met haar gaat. [minderjarige] vindt het fijn en vertrouwd om bij de familie [naam] te verblijven. Er wordt goed voor haar gezorgd. Voor [minderjarige] voelt het alsof zij familie erbij heeft gekregen. Op school vordert [minderjarige] in haar niveaus. Daarbij sport zij regelmatig. [minderjarige] ziet haar moeder ongeveer drie á vier keer per week maar slaapt niet meer zo vaak bij haar moeder. [minderjarige] heeft momenteel geen contact met haar vader en dat vindt zij soms wel een beetje verdrietig.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is voldoende aannemelijk is geworden dat de gronden die destijds tot de ondertoezichtstelling hebben geleid ook nu nog aanwezig zijn en dat het nodig is de duur van de maatregel te verlengen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter heeft bij de beoordeling meegewogen dat iedereen kan instemmen met het verzoek.
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
- de beperkte opvoedingsvaardigheden en leerbaarheid van de moeder;
- de vader is volledig buiten beeld.
Het is de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] feitelijk in het meeleefgezin van de familie [naam] verblijft zonder een daartoe geldige machtiging. Ter zitting heeft de gezinsvoogd te kennen gegeven dat, indien het screeningsonderzoek naar het meeleefgezin is afgerond, zij een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing zal indienen.
Gelet op vorenstaande ziet de kinderrechter aanleiding om, gezien artikel 1:265a Burgerlijk Wetboek waarin de verplichting is opgenomen dat een plaatsing van een minderjarige gedurende dag en nacht buiten het gezin uitsluitend geschied met een machtiging uithuisplaatsing, het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling slechts toe te wijzen voor een kortere duur, te weten tot 1 maart 2018 en het verzoek voor het overige aan te houden in afwachting van het verzoek tot uithuisplaatsing.
Omdat iedereen instemt met het verblijf van [minderjarige] bij het meeleefgezin, gaat de kinderrechter ervan uit dat in de komende periode in die situatie geen verandering zal komen zodat haar plaats aldaar niet in gevaar komt.
De kinderrechter heeft bij het bepalen van de aanhoudingsduur meegewogen dat het screeningsonderzoek zeker drie maanden in beslag zal nemen. De kinderrechter maant de GI tot spoed om de screening af te ronden en een verzoek tot uithuisplaatsing in te dienen; een aanhouding zal niet worden verleend.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 1 maart 2018;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het verzoek, in afwachting van het verzoek tot uithuisplaatsing, voor het overige aan tot de zitting met gesloten deuren van
woensdag 14 februari 2018 om 10:00 uurin één van de zalen van het Gerechtsgebouw aan het Guyotplein 1 te Groningen.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.W. Tijms als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden