ECLI:NL:RBNNE:2017:5131

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
C/17/157978 / KG RK 117/363
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. N. Baarsma in civiele procedure over erfenis

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 21 november 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter mr. N. Baarsma. Het verzoek tot wraking werd ingediend door [verzoeker], die betrokken was in een civiele procedure met zijn zus [A] over de erfenis van hun overleden vader. Tijdens een zitting op 3 november 2017, waar mr. Baarsma de zaak behandelde, heeft [verzoeker] een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij zich partijdig behandeld voelde door de rechter. Hij stelde dat mr. Baarsma inconsistent was in haar optreden en dat zij de zus van [A] meer ruimte gaf om te spreken dan hemzelf en zijn partner. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld en de argumenten van zowel [verzoeker] als mr. Baarsma gehoord. Mr. Baarsma ontkende de beschuldigingen van partijdigheid en gaf aan dat zij de regie van de zitting had gevoerd zoals zij dat nodig achtte. De wrakingskamer concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de vrees van [verzoeker] dat mr. Baarsma partijdig was. De wrakingskamer oordeelde dat het subjectieve gevoel van [verzoeker] niet voldoende was om de wraking te rechtvaardigen. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/157978 / KG RK 117/363
beslissing van de wrakingskamer van 21 november 2017
op het verzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[naam] ,
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
bijgestaan door H. Zijlstra als zijn gemachtigde,
hierna te noemen: Zijlstra,
dat strekt tot wraking van
mr. N. Baarsma(hierna te noemen mr. Baarsma), rechter van deze rechtbank.

1.Het procesverloop

1.1
Bij de afdeling privaatrecht, sector kanton, van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden is een procedure aanhangig met zaak-/rolnummer 6038836 CV EXPL 17-5418 tussen [verzoeker] als eisende partij en zijn zus [A]
(hierna: [A] ) als gedaagde partij. De procedure houdt verband met de erfenis van de overleden vader van partijen.
1.2.
Op 3 november 2017 vond een behandeling in het kader van voornoemde procedure ter zitting plaats (een comparitie van partijen) ten overstaan van mr. Baarsma. [verzoeker] is op die zitting verschenen, tezamen met zijn gemachtigde Zijlstra en zijn partner, mevrouw
[B] . [A] is ter zitting bijgestaan door mr. T. Bruinsma (hierna:
mr. Bruinsma) als haar gemachtigde. Verder heeft zij haar echtgenoot, haar twee dochters, de vriend van een van de dochters en haar zus [C] (tevens de zus van [verzoeker] ) meegenomen naar de zitting.
1.3.
Tijdens de zitting heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking van mr. Baarsma gedaan. Hierop is de zitting geschorst. Het proces-verbaal van de zitting is buiten aanwezigheid van [verzoeker] opgemaakt, omdat hij na het verzoek tot wraking, tezamen met zijn partner en Zijlstra, de zittingszaal en de rechtbank heeft verlaten. Met betrekking tot de wrakingsgrond is in het proces-verbaal het volgende vermeld:
"Ik doe een verzoek tot wraking wegens partijdigheid van de rechter. Ik wilde reageren op
mr. Bruinsma, maar de kantonrechter zei dat ik hem moest laten uitpraten. Hierop heb ik geconstateerd dat dit niet consequent was van de kantonrechter, omdat zij mr. Bruinsma eerder wel toestond om mij te onderbreken. De rechter is dus partijdig."
1.4.
Bij e-mailbericht van 6 november 2017 heeft [verzoeker] aan de rechtbank geschreven
- kort gezegd en voor zover hier van belang - dat hij en zijn vrouw zich tijdens de zitting, waarbij [verzoeker] meerdere malen zijn hand op heeft gestoken, genegeerd en niet gehoord hebben gevoeld, dat [verzoeker] tijdens de zitting in zijn verhaal werd verstoord door bijgeluiden vanaf de publieke tribune en dat hij ook uitgelachen werd door de wederpartij en dat alleen partij [A] haar verhaal heeft kunnen doen.
1.5.
Mr. Baarsma heeft niet in de wraking berust. Zij heeft op 8 november 2017 een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de leden van de wrakingskamer gezonden, waarin zij haar standpunt nader heeft toegelicht.
1.6.
Mr. Bruinsma heeft bij e-mailbericht van 10 november 2017 eveneens een reactie gegeven op het wrakingsverzoek.
1.7.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de meervoudige wrakingskamer van 13 november 2017. Zijlstra heeft verzocht om aanhouding van het wrakingsverzoek in verband met een door hem ingediend verzoek tot aanpassing van het proces-verbaal van de zitting van 3 november 2017. Dat proces-verbaal is volgens Zijlstra niet compleet en kan daarom niet dienen als basis voor het wrakingsverzoek. Zijlstra schrijft - voor zover hier van belang - hierover:
"Ter zitting heeft eiser de rechter verzocht de griffier de nuance op te laten nemen in het PV dat mijn cliënt geen contact meer met zijn moeder had omdat hem dat werd onthouden. De rechter zei toen dat de griffier alles opschreef. In het PV ontbreekt echter dit stuk.
Verder ontbreekt het complete stuk dat de rechter het tot twee keer toe toeliet dat gedaagde gesouffleerd werd vanaf de tribune. Toen de partner van mijn cliënt wat wilde zeggen werd zij direct de mond gesnoerd. Enige momenten later werd gedaagde weer gesouffleerd vanaf de tribune en toen zei de rechter niets.
Ook ontbreekt het gehele stuk dat de advocaat van gedaagde door het relaas van cliënt blaatte en ook door het relaas van gemachtigde. De rechter trad hier helemaal niet tegen op. Toen gedaagde aan de beurt was werd mijn cliënt echter gesommeerd zijn mond te houden. Toen de advocaat van gedaagde aan het woord was en gemachtigde ook reageerde terwijl hij aan het woord was repliceerde deze dat hij aan het woord was waarop de rechter gemachtigde direct sommeerde stil te zijn omdat de advocaat aan de beurt was. De rechter omschrijft in haar reactie op de wraking dat zij dit gezegd heeft maar in het PV ontbreekt elk spoor van dit gebeuren waardoor het KEN document niet weergeeft wat er zich ter zitting heeft afgespeeld (…)"
1.8.
Het hiervoor aangehaalde aanhoudingsverzoek was bij de wrakingskamer bij aanvang van de zitting niet bekend. De wrakingskamer heeft de zitting onder andere om die reden geschorst en heeft alsnog kennisgenomen van het ingediende verzoek. Partijen hebben vervolgens ingestemd met het voorstel van de wrakingskamer om het commentaar van Zijlstra op het proces-verbaal mee te nemen bij de behandeling van het wrakingsverzoek. Zijlstra heeft hierna nog een nader stuk overgelegd, waarin ook [verzoeker] zijn visie geeft op de gebeurtenissen tijdens de zitting van 3 november 2017. Naast de al door Zijlstra genoemde gebeurtenissen heeft [verzoeker] benoemd dat de echtgenoot van [A] continu neerbuigend commentaar gaf, wat door mr. Baarsma werd toegelaten, en dat
mr. Baarsma niet ingreep toen mr. Bruinsma beweerde dat [verzoeker] een aantal psychiatrische stoornissen zou hebben. Voorts schrijft [verzoeker] dat hij de vraagstelling door mr. Baarsma als partijdig heeft ervaren en dat die vraagstelling bij hem overkwam alsof mr. Baarsma wel begrip had voor het standpunt van [A] en alsof hijzelf niet serieus genomen werd. Dit stuk is eveneens - met instemming van partijen - bij de verdere behandeling van het wrakingsverzoek betrokken.
1.9.
Zijlstra heeft vervolgens het wrakingsverzoek nader toegelicht. Mr. Baarsma is gebleven bij haar standpunt niet in de wraking te berusten.

2.De beoordeling

2.1.
Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft eenieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld (artikel 6 lid 1 EVRM).
2.2.
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden (artikel 36 Rv).
2.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Tegen deze achtergrond overweegt de wrakingskamer het volgende.
2.4.
Uit de gegeven nadere onderbouwing van het wrakingsverzoek en uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat [verzoeker] het vermoeden van partijdigheid van
mr. Baarsma heeft afgeleid uit haar gedragingen tijdens de zitting op 3 november 2017. [verzoeker] is van mening dat mr. Baarsma zich toen niet consistent heeft opgesteld en dat er sprake was van een disbalans doordat mr. Baarsma volgens hem veel strenger was voor de ene partij dan voor de andere partij. Zijlstra en [verzoeker] hebben diverse concrete situaties benoemd die tijdens de zitting zouden zijn voorgevallen, waarbij het in het proces-verbaal van de zitting aangehaalde voorval voor [verzoeker] de druppel is geweest die de emmer heeft doen overlopen.
2.5.
Mr. Baarsma heeft aangevoerd dat zij zich niet volledig herkent in de manier waarop [verzoeker] en Zijlstra de zitting hebben beleefd. Zij heeft aangegeven dat ter zitting meerdere malen door haar is gezegd dat partijen elkaar moeten laten uitspreken en dat er - op een later moment - gelegenheid zou zijn te reageren op elkaars standpunten, maar dit is over en weer geschied. Zij heeft erkend dat zij de zus van [A] wél de gelegenheid heeft gegeven om iets te zeggen en de partner van [verzoeker] niet. Tijdens de wrakingszitting heeft mr. Baarsma als reden hiervoor aangegeven dat zij de zus méér als een betrokkene in het inhoudelijke geding heeft beschouwd dan de partner van [verzoeker] . Ook heeft mr. Baarsma erkend dat zij heeft gezien dat [verzoeker] de hand opstak en iets wilde zeggen, maar dat zij daarop niet is ingegaan omdat zij eerst de ene partij wilde laten uitpraten (die naar haar inschatting op dat moment bijna was uitgepraat), waarop dan vervolgens gereageerd zou mogen worden door de andere partij. Tot een reactie van [verzoeker] is het echter niet meer gekomen, omdat [verzoeker] en Zijlstra overgingen tot de onderhavige wraking en de zittingszaal verlieten. Mr. Baarsma kan zich de overige genoemde voorvallen niet herinneren en herkent niet het verwijt dat zij voor de ene partij minder streng en /of toegeeflijker is geweest dan voor de andere. Zij heeft aangegeven dat [A] inderdaad meer aan het woord is geweest tot het moment van de wraking, maar dat vloeide voort uit het feit dat [verzoeker] in de aanloop naar de comparitie nog een uitgebreid stuk in het geding had gebracht waar [A] nog niet op had kunnen reageren. Daar heeft zij ter zitting gelegenheid voor geboden. Uit het totaalbeeld van de zitting kan niet - objectief - de vrees voor partijdigheid worden afgeleid, aldus Baarsma.
2.6.
De wrakingskamer is van oordeel dat het duidelijker voor partijen zou zijn geweest als mr. Baarsma had toegelicht waarom zij wel toestond dat mevrouw [C] iets mocht zeggen, terwijl de partner van [verzoeker] niets mocht zeggen. Ook was het wellicht voor de gemoedsrust van [verzoeker] beter geweest als zij tegen [verzoeker] - in reactie op zijn handopsteken - zou hebben gezegd dat hij op een later moment nog zou mogen reageren. Overigens is het voor de wrakingskamer duidelijk geworden dat de aanwezigen tijdens de zitting over en weer door elkaar heen hebben gesproken, maar na betwisting door mr. Baarsma is niet komen vast te staan dat zij regelmatig bij de ene partij meer heeft toegelaten en minder streng heeft ingegrepen dan bij de andere partij. De wrakingskamer neemt hierbij in aanmerking dat het aan de rechter is om de regie van het geding te voeren en om de procesorde ter zitting te bewaken. Aan de rechter komt in dit verband de vrijheid toe om eerst aan de ene partij de vragen te stellen die nodig worden geacht om tot een goede beoordeling van het geschil te komen en om vervolgens de andere partij daarop te laten reageren. Afhankelijk van de inhoud van het debat, de vragen die de rechter daarover heeft en de wijze waarop de discussie tijdens de zitting verloopt is het goed denkbaar dat de ene partij meer aan het woord komt dan de andere. Uit het proces-verbaal van de zitting van
3 november 2017 volgt - hoewel er mogelijk meer vragen zijn gesteld aan [A] dan aan [verzoeker] - dat beide partijen uitgebreid aan het woord zijn geweest en in beginsel hun standpunten naar voren hebben kunnen brengen. Zijlstra had, als professionele gemachtigde van [verzoeker] , de kennelijk bij hem en zijn cliënt levende onvrede over de manier waarop de zitting verliep ook tijdens de zitting aan de rechter kenbaar kunnen maken als een punt van orde. Dan was mr. Baarsma ook in de gelegenheid geweest om daar op in te gaan en haar regie toe te lichten. Door het plotseling verlaten van de zittingszaal door [verzoeker] en Zijlstra kan niet beoordeeld worden of uiteindelijk aan [verzoeker] voldoende gelegenheid zou zijn gegeven om op alles wat door zijn wederpartij is aangevoerd te reageren.
2.7.
De wrakingskamer is gelet op het vorenstaande van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te concluderen dat er tijdens de zitting sprake is geweest van een patroon waarin partijen zodanig onevenwichtige zijn bejegend door
mr. Baarsma dat daaruit kan worden afgeleid dat mr. Baarsma jegens [verzoeker] een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij [verzoeker] dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve gevoel bij [verzoeker] dat dit zo was is naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende. De slotsom is dan ook dat het wrakingsverzoek tegen mr. Baarsma zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze uitspraak is gewezen door mr. C.M. Telman, mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en
mr. W.S. Sikkema en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2017, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier.