ECLI:NL:RBNNE:2017:5117

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
C/17/154056/ KG RK 17/99
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoeker in het kader van ondertoezichtstelling van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 maart 2017 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van [verzoeker] in het kader van de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige zoon, [minderjarige]. De kinderrechter had op 24 maart 2016 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 24 maart 2017 verlengd. Op 1 februari 2017 verzocht het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid de kinderrechter om deze ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen. [Verzoeker] heeft mr. M.J. Dijkstra, de rechter die de zaak behandelde, op 10 maart 2017 gewraakt, wat leidde tot uitstel van de mondelinge behandeling. De wrakingskamer, bestaande uit verschillende rechters, heeft het wrakingsverzoek op 16 en 17 maart 2017 afgewezen. Op 21 maart 2017 heeft [verzoeker] opnieuw mr. Dijkstra gewraakt, wat resulteerde in een nieuwe wrakingsprocedure. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat [verzoeker] geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zijn wrakingsverzoek zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat het wrakingsinstrument misbruikt werd en verklaarde [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Tevens werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker] in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/154056/ KG RK 17/99
beslissing van 22 maart 2017 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek ex artikel 36 Wetboek van rechtsvordering (Rv) van
[naam],
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: [verzoeker],
van
mr. M.J. Dijkstra(hierna te noemen: mr. Dijkstra), rechter van deze rechtbank (locatie Leeuwarden, afdeling privaatrecht, onderdeel familie- en jeugdrecht)

1.Het procesverloop

1.1
Bij beschikking van 24 maart 2016 heeft de kinderrechter [minderjarige], de in 2013 geboren zoon van [verzoeker], tot 24 maart 2017 onder toezicht gesteld van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (hierna te noemen: het Regiecentrum). Op
1 februari 2017 heeft het Regiecentrum de kinderrechter verzocht de ondertoezichtstelling (OTS) van [minderjarige] met één jaar te verlengen. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer C/17/153183 / FJ RK 17/102.
1.2
Bij brief van 3 februari 2017 heeft de rechtbank [verzoeker], het Regiecentrum en [A], de moeder van [minderjarige] en ex-echtgenote van [verzoeker], uitgenodigd voor de zitting van mr. Dijkstra van 10 maart 2017 om 09:30 uur voor de behandeling van het onder 1.1 genoemde verzoek tot verlenging van de OTS van [minderjarige].
1.3
Bij faxbericht van 10 maart 2017 om 09:30 uur heeft [verzoeker] mr. Dijkstra gewraakt. In verband hiermee heeft de mondelinge behandeling van het verzoek tot verlenging van de OTS van [minderjarige] geen doorgang gevonden en is de mondelinge behandeling verplaatst naar de zitting van 17 maart 2017 om 09:30 uur.
1.4
Bij beslissing van 16 maart 2016 (met nummer C/17/153853 / KG RK 17/84) heeft de wrakingskamer, bestaande uit mr. M. Brinksma, mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en
mr. W.S. Sikkema, het onder 1.3 genoemde wrakingsverzoek afgewezen.
1.5
De mondelinge behandeling van het verlengingsverzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 17 maart 2017 om 09.30 uur. Tijdens deze zitting heeft [verzoeker] mr. Dijkstra opnieuw gewraakt, waarop de mondeling behandeling is geschorst.
1.6
Bij beslissing van 17 maart 2017 (met nummer C/17/153983 / KG RK 17/94) heeft de wrakingskamer, bestaande uit mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, mr. T.K. Hoogslag en mr. M. Sanna, het onder 1.5 genoemde wrakingsverzoek afgewezen. Vervolgens is de mondelinge behandeling van het verlengingsverzoek voortgezet. De beschikking op dit verzoek is bepaald op heden.
1.7
Bij faxbericht van 21 maart 2017 om 16:03 uur heeft [verzoeker] mr. Dijkstra opnieuw gewraakt. Vervolgens is een wrakingskamer samengesteld, bestaande uit
mr. A. van der Meer, mr. A.H.M. Dölle en mr. J.A. Werkema. Op 22 maart 2017 heeft
mr. Dijkstra de wrakingskamer bericht niet in de wraking te berusten.
1.8
De wrakingskamer heeft, gelet op het navolgende, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling van het wrakingsverzoek van [verzoeker]

2.1
Artikel 37 lid 4 Rv bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden. Ingeval van misbruik van het instrument van wraking kan bepaald worden dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen (artikel 39 lid 4 Rv).
2.2
In het kader van de eerdere wrakingsverzoeken heeft [verzoeker] zich beklaagd over processuele beslissingen van mr. Dijkstra, genomen in de periode vóór de mondelinge behandeling van het verlengingsverzoek ter zitting van 17 maart 2017 en tijdens deze zitting. Deze beslissingen komen er kort gezegd op neer dat mr. Dijkstra heeft geweigerd om op voorhand, vóór de mondelinge behandeling van het verlengingsverzoek ter zitting, het Regiecentrum op te dragen bewijs te leveren van de door haar aan het verlengingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, zoals door [verzoeker], met verwijzing naar de artikelen 21, 22 en 150 Rv, meermalen was verzocht. Daarbij heeft
mr. Dijkstra tijdens de mondelinge behandeling van verlengingsverzoek aangegeven dat zij in haar beschikking op het verlengingsverzoek zal beslissen op het verzoek van [verzoeker]. Volgens [verzoeker] geven deze beslissingen er blijk van dat mr. Dijkstra vooringenomen en partijdig is. In zijn beslissingen van 16 maart 2017 en 17 maart 2017 heeft de wrakingskamer deze stellingname niet gevolgd en de wrakingsverzoeken afgewezen.
2.3
De wrakingskamer stelt vast dat [verzoeker] in het kader van de onderhavige wrakingsprocedure de onder 2.2 vermelde processuele beslissingen van mr. Sanna opnieuw aan de orde stelt en niet tevens nieuwe feiten en omstandigheden ten grondslag legt aan zijn nieuwe wrakingsverzoek. In het onderhavige wrakingsverzoek heeft [verzoeker] weliswaar de gronden die ten grondslag liggen aan de eerdere wrakingsverzoeken nader toegelicht (onder meer met verwijzing naar uitspraken van het EHRM), maar deze toelichting behelst geen nieuwe feiten en omstandigheden.
2.4
Uit het voorgaande volgt dat [verzoeker] niet in het onderhavige wrakingsverzoek ontvangen kan worden. Tot een mondelinge behandeling behoeft derhalve niet te worden overgegaan.
2.5
Nu de eerdere wrakingsverzoeken zijn afgewezen en in de onderhavige wrakingsprocedure [verzoeker] zijn ongenoegen over voormelde processuele beslissingen nogmaals kenbaar heeft gemaakt en voor het overige geen nieuwe feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd aan zijn nieuwe wrakingsverzoek, moet onder deze omstandigheden worden aangenomen dat het wrakingsinstrument is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de onder 1.1 bedoelde procedure te frustreren. Om die reden is de wrakingskamer van oordeel dat sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker] in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker] in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van der Meer, voorzitter, en mr. A.H.M. Dölle en mr. J.A. Werkema als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier,
mr. J.R. Leegsma, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2017.
griffier voorzitter
c467