ECLI:NL:RBNNE:2017:5094

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
C/18/173912 / PR RK 17-636
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in kort gedingprocedure niet-ontvankelijk verklaard

Op 10 maart 2017 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland te Groningen uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. J. de Vroome door een verzoeker die niet werd bijgestaan door een advocaat. Het wrakingsverzoek was ingediend op 4 februari 2016, maar de verzoeker had geen advocaat die het verzoek mede kon ondertekenen, wat noodzakelijk is in het kader van een kort gedingprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 20 februari 2017 had aangegeven dat zijn advocaat, mr. M.G.J. Smit, zich onttrok als zijn raadsman. De verzoeker kreeg vervolgens een termijn van zeven dagen om een nieuwe advocaat in te schakelen, maar hij heeft binnen deze termijn geen nieuwe advocaat kunnen vinden. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat het wrakingsverzoek niet geldig was omdat het niet was ingediend door een advocaat, en heeft de verzoeker daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De rechtbank heeft besloten dat een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking niet nodig was en heeft de procedure in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige wrakingskamer
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/173912 / PR RK 17-636
Beslissing van 10 maart 2017
op het verzoek van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Bij brief van 4 februari 2016 heeft verzoeker het verzoek tot wraking ingediend van mr. J. de Vroome als rechter die de kort geding procedure met zaaknummer C/18/172573 / KG ZA 16-352 behandelt.
1.2.
Bij brief van 6 februari 2017 van de griffie van deze rechtbank aan
mr. M.G.J. Smit, de raadsman van verzoeker in de kort geding procedure, is gemeld dat zijn cliënt geen proceshandelingen mag verrichten. In verband daarmee is de raadsman verzocht, inden deze het wrakingsverzoek wenst in te dienen, het verzoek mede te ondertekenen.
Bij brief van 20 februari 2017 heeft mr. Smit aan deze rechtbank doen weten dat hij zich onttrekt als de advocaat van verzoeker.
Mede omdat verzoeker op 17 februari 2017 aan een medewerker van deze rechtbank mondeling te kennen had gegeven een andere advocaat te willen inschakelen is verzoeker bij brief van 22 februari 2017 van de griffie van deze rechtbank een termijn van zeven dagen na de dagtekening van die brief gegeven teneinde een andere advocaat in te schakelen.
1.3.
Bij brief van 23 februari 2017 heeft verzoeker aan deze rechtbank doen weten binnen de hem gegeven termijn niet in staat te zijn een andere advocaat in te schakelen. Daarbij heeft verzoeker verzocht om een gesprek met de voorzitter van de wrakingskamer, mr. Th.A. Wiersma.
Bij brief van 27 februari 2017 van de griffie van deze rechtbank aan verzoeker is hem medegedeeld dat hij zich dient te verstaan met een juridisch hulpverlener en dat de voorzitter van de wrakingskamer daarbij geen rol kan spelen. Verder is daarbij aangegeven dat de bij brief van 22 februari 2017 gegeven termijn wordt gehandhaafd.

2. Beoordeling

2.1.
In een kort gedingprocedure moeten proceshandelingen door de eisende partij worden verricht door tussenkomst van een advocaat.
Ook een in het kader van een kort geding ingediend wrakingsverzoek wordt als een proceshandeling aangemerkt. Indien dat wrakingsverzoek door de eisende partij wordt ingediend, moet een advocaat dat verzoek indienen, danwel in ieder geval mede-ondertekenen.
2.2.
Nu het onderhavige wrakingsverzoek niet is ingediend noch is mede-ondertekend door een advocaat, kan verzoeker niet worden ontvangen in zijn wrakingsverzoek.
2.3. Gezien het vorenoverwogene zal verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek worden verklaard. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan daarom achterwege blijven.

3. De beslissing

De rechtbank
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer C/18/172573 / KG ZA 16-352) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
Deze beschikking is gegeven door mr. Th.A. Wiersma, mr. M.A.B. Faber-Siermann en
mr. L. Mulder en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2017.
js