ECLI:NL:RBNNE:2017:5088

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
C/18/174550 / PR RK 17-86
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht

Op 10 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekers [A] en [B] hebben op 20 februari 2017 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. C. van den Noort, die betrokken was bij een andere procedure met zaaknummer 5246826 CV EXPL 16-10409. Mr. Van den Noort heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek. De rechtbank heeft een wrakingskamer geformeerd bestaande uit mr. Th.A. Wiersma, mr. M.A.B. Faber-Siermann en mr. L. Mulder om het verzoek te beoordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek van [A] niet voldoende onderbouwd is. Er zijn geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Evenmin is gebleken dat [B] het wrakingsverzoek ook voor zichzelf heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat zowel [A] als [B] niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek tot wraking. Bovendien oordeelt de rechtbank dat het indienen van het wrakingsverzoek lichtvaardig is gebeurd, zonder enige grondslag, wat wordt aangemerkt als misbruik van recht. Daarom wordt bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de betrokken partijen, waaronder mr. Van den Noort en Flanderijn en van Eck B.V., op de hoogte gesteld van deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/174550 / PR RK 17-86
Beschikking van 10 maart 2017
op het verzoek van

1.[A] ,

wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde [B] .
2.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

1.1.
Bij brief van 20 februari 2017 hebben verzoekers het verzoek tot wraking ingediend van mr. C. van den Noort, die de procedure met zaaknummer 5246826 CV EXPL 16-10409 behandelt.
Mr. Van den Noort heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.2.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. Th.A. Wiersma, mr. M.A.B. Faber-Siermann en mr. L. Mulder.

2.2. Beoordeling

2.1.
Bij de hiervoor vermelde brief van 20 februari 2017 heeft verzoeker onder meer het volgende aan deze rechtbank doen weten:
‘Als gemachtigde van [A] stel ik u namens [A] op de hoogte dat hij u als onderzoeksrechter in de zaak met zaaknr. 5246826 CV EXPL 16-10409 opnieuw wraakt met ingang van 20 februari 2017. Voor [B] verandert er niets. [B] heeft u met ingang van 6 februari 2017 gewraakt en blijkens de beschikking van 17 februari 2017 is die ongemoeid gelaten tot op de dag van vandaag 20 februari 2017 en daarna, met als consequentie, dat u met ingang van 20 februari 2017 niet bevoegd is om de zaak met zaaknr. 5246826 CV EXPL 16-10409 te behandelen.’
2.2.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het wrakingsverzoek van 6 februari 2017, dat heeft geleid tot de (hierbij gevoegde) beslissing van 17 februari 2017, is niet gebleken dat [B] dat verzoek ook voor zichzelf heeft ingediend. Dat verzoek alsmede de daaropvolgende in dat kader aan deze rechtbank verzonden brieven zijn alle ingediend namens [A] . Zowel onder het wrakingsverzoek als onder de zojuist bedoelde brieven is bij de ondertekening het volgende vermeld: ‘
, voor deze [B]’. Dat [B] dat verzoek ook voor zichzelf heeft gedaan, is dan ook niet duidelijk geworden.
2.3.
Voor zover het onderhavige wrakingsverzoek een door [A] herhaald wrakingsverzoek betreft, verwijst de rechtbank naar haar beslissing van 17 februari 2017 en met name naar overweging 2.4. waar zij overweegt dat aan het verzoek tot wraking van mr. Van den Noort voornoemd, geen concrete feiten of omstandigheden ten grondslag zijn gelegd waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid. Voor zover wel feiten zijn gesteld, hebben deze betrekking op een processuele beslissing die door mr. Van den Noort is genomen. Daaruit is naar het oordeel van de rechtbank geen grond voor wraking af te leiden.
2.4.
Voor zover in het onderhavige wrakingsverzoek aangaande [B] is vermeld dat met het eerdere wrakingsverzoek van 6 februari 2017 beoogd was dat ook voor [B] zelf in te dienen, overweegt de rechtbank dat ook ten aanzien van [B] noch in het wrakingsverzoek van 6 februari 2017 noch in het thans voorliggende verzoek concrete feiten en omstandigheden zijn aangevoerd waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid.
2.5.
Gezien het vorenoverwogene zal zowel [A] als [B] kennelijk niet-ontvankelijk in hun verzoek worden verklaard. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan daarom achterwege blijven.
2.6.
Omdat door [A] en [B] het middel van wraking lichtvaardig, want zonder enige grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van deze zaak (met zaaknummer 5246826 CV EXPL 16-10409) niet in behandeling wordt genomen.
2.7.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

3.3. De beslissing

De rechtbank
  • verklaart [A] en [B] niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking van
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer 5246826 CV EXPL 16-10409) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [A] , [B] ,
  • bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter(s) in de procedure met zaaknummer 5246826 CV EXPL 16-10409 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th.A. Wiersma, mr. M.A.B. Faber-Siermann en mr. L. Mulder en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2017. [1]

Voetnoten

1.coll: js