Op 10 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekers [A] en [B] hebben op 20 februari 2017 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. C. van den Noort, die betrokken was bij een andere procedure met zaaknummer 5246826 CV EXPL 16-10409. Mr. Van den Noort heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek. De rechtbank heeft een wrakingskamer geformeerd bestaande uit mr. Th.A. Wiersma, mr. M.A.B. Faber-Siermann en mr. L. Mulder om het verzoek te beoordelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek van [A] niet voldoende onderbouwd is. Er zijn geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Evenmin is gebleken dat [B] het wrakingsverzoek ook voor zichzelf heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat zowel [A] als [B] niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek tot wraking. Bovendien oordeelt de rechtbank dat het indienen van het wrakingsverzoek lichtvaardig is gebeurd, zonder enige grondslag, wat wordt aangemerkt als misbruik van recht. Daarom wordt bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen.
De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de betrokken partijen, waaronder mr. Van den Noort en Flanderijn en van Eck B.V., op de hoogte gesteld van deze beslissing.