ECLI:NL:RBNNE:2017:5084

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
18/730496-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding wegens gebrek aan betekening in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 4 december 2017, is de verdachte niet verschenen. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. M. Kappeijne van de Coppello. De zaak betreft een tenlastelegging waarbij de verdachte wordt beschuldigd van het behulpzaam zijn aan een ander bij het verkrijgen van verblijf in Nederland, terwijl zij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was. De tenlastelegging omvat verschillende handelingen, waaronder het laten verblijven van de slachtoffer in haar massagesalon en het verstrekken van leefgeld.

Echter, bij de stukken bevond zich geen akte van uitreiking waaruit blijkt dat de dagvaarding op de wettelijk voorgeschreven wijze aan de verdachte is betekend. De rechtbank oordeelt dat, nu de verdachte niet is verschenen, de dagvaarding nietig moet worden verklaard. De rechtbank benadrukt dat de nietigheid alleen kan worden gedekt door het verschijnen van de verdachte of door een ter terechtzitting verschenen raadsman die niet heeft geklaagd over een betekeningsverzuim. De rechtbank verklaart de dagvaarding dan ook nietig, wat betekent dat de zaak niet verder kan worden behandeld.

Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. O.J. Bosker als voorzitter en mr. J.V. Nolta en mr. M.B. de Wit als rechters. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting, waarbij de griffier W. Brandsma aanwezig was. Mr. M.B. de Wit was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/730496-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 december 2017.
Verdachte is niet verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeijne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 1 april 2016 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland
of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
-door die [slachtoffer] te laten verblijven in haar massagesalon [bedrijf] te Sneek en/of
-door die [slachtoffer] daar massages te laten verrichten en/of
-door leefgeld aan die [slachtoffer] te geven, althans die [slachtoffer] te betalen en/of door goederen voor die [slachtoffer] te kopen, terwijl zij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.

Geldigheid van de dagvaarding

Bij de stukken bevindt zich geen akte van uitreiking waaruit blijkt dat de dagvaarding op de bij de wet voorgeschreven wijze aan verdachte is betekend. Nu verdachte niet is verschenen dient de dagvaarding nietig te worden verklaard. De omstandigheid dat zich een raadsman in de zaak heeft gesteld die blijkens een brief van 30 november 2017 op de hoogte van de zitting is, maakt dit niet anders. De nietigheid kan alleen worden gedekt door het verschijnen van de verdachte ter terechtzitting dan wel door een ter terechtzitting verschenen raadsman van een niet verschenen verdachte die niet heeft geklaagd over een betekeningsverzuim [1] .

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de dagvaarding nietig.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2017.
Mr. De Wit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 maart 2002, NJ 2002/317; Hoge Raad 29 maart 2011, LJN BO4064.