ECLI:NL:RBNNE:2017:5062

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
3 januari 2018
Zaaknummer
18/930130-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitkeringsfraude en opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van uitkeringsfraude. De verdachte, geboren in 1984 en woonachtig in Hoogezand, heeft van 16 februari 2009 tot en met 12 april 2017 een uitkering ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren en de Participatiewet. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk niet tijdig verstrekken van noodzakelijke gegevens aan de gemeente, terwijl deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van zijn recht op uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen goederen via Marktplaats heeft verkocht en werkzaamheden heeft verricht in een avondwinkel, zonder deze activiteiten te melden bij de uitkeringsinstantie. Tijdens de zitting op 7 december 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij geen overzicht bijhield van zijn verkopen en dat hij zijn werkzaamheden in de avondwinkel niet had gemeld, omdat hij dit als privé beschouwde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten de benodigde gegevens te verstrekken, ondanks herhaalde waarschuwingen van de gemeente. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/930130-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 07 december 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2009 tot en met 12 april 2017
te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift
opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand en/of
artikel 44 van de Wet investeren in jongeren en/of artikel 17 van de
Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te
verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf
of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest
vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van
verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te
weten een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand en/of de Wet
investeren in jongeren en/of de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de
duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door (telkens) opzettelijk niet
tijdig en/of volledig en/of uit eigen beweging aan het Bedrijf Werk
Re-integratie en Inkomen (BWRI) en/of de (sociale dienst van de) gemeente
Hoogezand-Sappemeer door te geven en/of kenbaar te maken en/of mede te delen,
dat hij, verdachte, - (diverse soorten) goederen (via Marktplaats) verkocht en/of had verkocht
en/of (daaruit) inkomsten genoot en/of had genoten en/of - werkzaamheden (te weten: in een avondwinkel) verrichtte en/of had verricht
en/of (aldus uit dien hoofde) inkomsten genoot en/of had genoten en/of tegoed
had.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft nagelaten inlichtingen te verstrekken waarvan hij wist of in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden dat deze relevant waren voor zijn recht op een uitkering dan wel voor de hoogte van die uitkering. Verdachte is meermalen schriftelijk dan wel mondeling te kennen gegeven dat het verstrekken van inlichtingen noodzakelijk was voor het behoud dan wel de hoogte van zijn uitkering. Dit volgt onder meer uit de zich in het dossier bevindende officiële stukken – beschikkingen e.d. – van de gemeente en uit het gesprekverslag en de onderzoeksrapportages die namens de gemeente zijn opgemaakt. Gelet hierop heeft de officier van justitie geconcludeerd tot bewezenverklaring ter zake van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangevoerd dat zijn handel via Marktplaats en het meehelpen in de avondwinkel voortkomen uit eenzaamheid en om wat te doen te hebben. De internethandel leverde niet tot nauwelijks iets op en voor zijn werkzaamheden in de avondwinkel ontving hij slechts een onkostenvergoeding en soms wat levensmiddelen. Gelet hierop en op de passieve houding van de gemeente is het bij verdachte nooit echt doorgedrongen dat hij van deze handel en arbeid melding moest doen bij de gemeente.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 7 december 2017 afgelegde verklaring, voor zover hier van belang inhoudende en zakelijk weergegeven:
Ik heb vanaf 2009 tot 12 april 2017 onafgebroken een uitkering ontvangen. Ik heb in die periode spullen verkocht via Marktplaats. Ik hield geen overzicht daarvan bij en heb dat niet gemeld bij de gemeente. Sinds oktober 2016 help ik mee in een avondwinkel. Ik heb hiervan geen melding gedaan bij de uitkeringsinstantie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 12 april 2017, opgenomen op pagina 12 t/m 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PV-BWRl-02/2017 d.d. 18 mei 2017, inhoudende als verklaring van verdachte, voor zover hier van belang inhoudende en zakelijk weergegeven:
In de avondwinkel werk ik 4, 5 of 6 dagen in de week vanaf 19.00 uur tot 02.00 uur. Ik krijg € 10 brandstofvergoeding per keer en af en toe wat boodschapjes. Ik heb dit niet gemeld bij BWRI. Ik vind dit privé. U vraagt welke inkomsten ik verder nog naast mijn uitkering heb. Ik heb wel eens wat op Marktplaats staan maar dan houdt het wel op. Ik koop wel eens goederen die niet van of voor mezelf zijn om ze vervolgens te verkopen via Marktplaats. Je moet wel gek zijn als je dat niet doet. U vraagt of het een vorm van handel is. Ja, het is slim zakendoen. Iets kopen en doorverkopen. Ik heb hiervan niks gemeld bij BWRI. Ik vind dat privé.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2017 opgenomen op pagina 18 en 19 van genoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam], manager Inkomen en Voorzieningen van het Bedrijf Werk Re-integratie en Inkomen (hierna BWRI) van de gemeente Hoogezand-Sappemeer, voor zover hier van belang inhoudende en zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft van zijn verkopen op Marktplaats geen melding gemaakt en geen deugdelijke administratie bijgehouden. Verder was BWRI van de gemeente Hoogezand-Sappemeer niet op de hoogte van het feit dat [verdachte] sinds halverwege oktober 2016 werkt bij een avondwinkel. [verdachte] heeft ook geen deugdelijke administratie bijgehouden van zijn werkzaamheden en/of inkomsten bij deze avondwinkel.
Door het ontbreken van een deugdelijke en verifieerbare administratie is het recht op bijstand achteraf niet vast te stellen. [verdachte] heeft derhalve nagelaten (tijdig) gegevens te verstrekken die hem bij of krachtens wettelijk voorschrift was opgelegd en die van belang waren voor de vaststelling van zijn recht op een uitkering of de juiste hoogte daarvan.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een Beschikking Wet Werk en Bijstand, toekenning uitkering voor onbepaalde tijd d.d. 5 juni 2009 van gemeente Hoogezand-Sappemeer gericht aan verdachte, opgenomen op pagina 33-35 van genoemd dossier, voor zover hier relevant, inhoudende en zakelijk weergegeven:
Wij kennen u vanaf 16 februari 2009 het recht op bijstand toe.
U bent verplicht direct alles te melden wat noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet (art. 17 WWB). Zoals:
- wijzigingen in uw persoonlijke-, gezins- of financiële situatie doorgeven;
- direct melden als u gaat werken, ook al heeft u nog geen inkomsten ontvangen.
5. Een schriftelijk stuk, te weten een Beschikking Wet werk en bijstand, Afzien van verlaging d.d. 11 december 2009 van gemeente Hoogezand-Sappemeer gericht aan verdachte, opgenomen op pagina 36 van genoemd dossier, voor zover hier relevant, inhoudende en zakelijk weergegeven:
Wij hebben geconstateerd dat u in de periode juni 2009 tot en met september 2009 drie auto's op uw naam heeft gehad. U heeft echter verzuimd dit aan ons te melden.
Wij wijzen u erop dat u verplicht bent alle wijzigingen in uw woon-, leef- en vermogenssituatie te melden aan de unit werk en inkomen (art. 17 WWB).
6. Een schriftelijk stuk, te weten een Beschikking Wet investering jongeren (WIJ), d.d. 8 juni 2010 van gemeente Hoogezand-Sappemeer gericht aan verdachte, opgenomen op pagina 37-39 van genoemd dossier, voor zover hier relevant, inhoudende en zakelijk weergegeven:
Met ingang van 1 juli 2010 wordt uw Wwb-uitkering beëindigd en krijgt u een uitkering op grond van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ). U heeft een 'inlichtingenplicht':
1. Verandert er iets in uw eigen situatie? Bijvoorbeeld als er iets verandert in uw gezin of als
u werk vindt? Dan geeft u dit meteen aan ons door.
7. Een schriftelijk stuk, te weten Algemeen rapport, opgemaakt en ondertekend op
17 januari 2011 door [naam] , Fraude/preventiemedewerkster, toezichthouder WWB
Unit Werk en Inkomen, Gemeente Hoogezand-Sappemeer, Afdeling Sociale Zaken, voor zover hier relevant, inhoudende en zakelijk weergegeven:
Onderwerp: Verslag naar aanleiding van het gesprek op 12 januari 2011 met de heer [verdachte] .
Uit onderzoek bleek dat de heer [verdachte] gedurende de bijstandsperiode meerdere auto's op naam heeft gehad. De heer [verdachte] heeft in december 2009 hierover een gesprek gehad met de casemanager en heeft toen een waarschuwing gekregen voor het niet voldoen aan de inlichtingenplicht. In het jaar 2010 heeft de heer [verdachte] wederom meerdere auto's op naam gehad waarvan hij geen melding heeft gedaan op de maandelijkse verklaringen.
De heer [verdachte] is gevraagd of hij wel vaker auto's op naam heeft gehad. De heer [verdachte] ontkende. Daarop is de heer [verdachte] geconfronteerd met de advertenties op internet en de gegevens van het RDW. Desgevraagd vertelde de heer [verdachte] dat hij wel eens auto's kocht, maar niet met de bedoeling om deze met veel winst weer te verkopen.
De heer [verdachte] wordt gevraagd waarom hij de auto's niet op zijn maandverklaring heeft opgegeven. De heer [verdachte] verklaarde van opgave niets af te weten en dat het op de maandverklaring ook niet wordt gevraagd. De heer [verdachte] wordt geconfronteerd met de rapportage en beschikking van 2009, waarin hem een waarschuwing wordt opgelegd voor het niet opgeven van de aanschaf/verkoop van auto's. De heer [verdachte] gaf te kennen hiervan niets te weten. De heer [verdachte] is gevraagd wat hij, naast de auto's nog meer verhandelt op internet. Desgevraagd antwoordde hij dat hij wel eens wat boeken en zo verkoopt. Op de vraag hoeveel en wat hij daaraan verdient, kan de heer [verdachte] geen antwoord geven.
Als laatste wordt de heer [verdachte] gevraagd of hij nog meerdere dingen verhandelt en/of zwart werkt. De heer [verdachte] antwoordde ontkennend.
De heer [verdachte] werd medegedeeld dat zijn verhaal en zijn houding ons doet twijfelen of hij de waarheid vertelt. De heer [verdachte] werd verteld dat hij een hersteltermijn krijgt opgelegd voor het aanleveren van gegevens en bankafschriften. De heer [verdachte] werd duidelijk gemaakt dat als hij niet aan de hersteltermijn voldoet, de uitkering wordt beëindigd. Ook werd hem verteld dat onduidelijkheid over zijn handeltjes op internet er toe kunnen leiden dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld en er tot terugvordering van de bijstand kan worden overgegaan.
8. Een schriftelijk stuk, te weten een Beschikking Participatiewet d.d. 13 maart 2015 van gemeente Hoogezand-Sappemeer gericht aan verdachte, opgenomen op pagina 45-48 van genoemd dossier, voor zover hier relevant, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
U ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet (PW), voorheen de Wet werk en bijstand (WWB) voor de noodzakelijke kosten van het bestaan.
Verplichtingen
Aan het recht op bijstand is een aantal verplichtingen verbonden. Deze verplichtingen worden hieronder beschreven. Indien u deze verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, kunnen wij uw uitkering verlagen of de betaling van de bijstand opschorten. Dit kan uiteindelijk leiden tot beëindiging van uw bijstandsuitkering.
In geval van schending van de inlichtingenplicht dienen wij een bestuurlijke boete aan u op te leggen.
Inlichtingenplicht
U bent verplicht om ons te informeren over alles wat van invloed kan zijn op uw recht op bijstand of op uw mogelijkheden om door middel van arbeid in uw eigen levensonderhoud te voorzien. Enkele van de verplichtingen zijn:
- wijzigingen in uw persoonlijke-, gezins- of financiële situatie doorgeven;
- direct melden als u gaat werken, ook al heeft u nog geen inkomsten ontvangen.
9. Een schriftelijk stuk, te weten een Rapportage Fraude onderzoek van Gemeente Hoogezand-Sappemeer, procesnummer 29443 d.d. 25 oktober 2016 opgemaakt door
E. Noordhof, opgenomen op pagina 20-25 van genoemd dossier, voor zover relevant, inhoudende en zakelijk weergegeven:
Er is in 2011 onderzoek gedaan naar de vele kentekenregistraties op naam van [verdachte] . De uitkomst was dat hij hobbymatig kentekens voor kortere tijd op zijn naam geregistreerd mag hebben, maar dat hij alle aan- en verkopen wel moet melden bij de Unit Werk en Inkomen. Dit heeft [verdachte] niet gedaan.
Op 15 november 2012 heeft [verdachte] een beschikking ontvangen waarin hem wordt verplicht eens per drie maand een overzicht in te leveren waarin hij zijn aan- en verkopen verantwoord. In het dossier is echter nergens een dergelijk overzicht aangetroffen.
Blijkens gegevens van de RDW heeft [verdachte] vanaf 1 januari 2014 tot en met 22 augustus 2015 16 kentekens op zijn naam geregistreerd gehad.
Blijkens een op 29 september 2015 ontvangen overzicht van Marktplaats heeft [verdachte] over de periode 1 januari 2014 t/m 14 juli 2015 de volgende advertenties op Markplaats geplaatst:
Rubriek Aantal advertenties
Audio, TV en foto 28
Auto diversen 18
Auto onderdelen 151
Computers en software 234
Doe het zelf en verbouw 8
Fietsen en brommers 10
Hobby en vrije tijd 4
Huis en inrichting 4
Muziek en instrumenten 5
Spelcomputers en games 4
Telecommunicatie 5
Tuin en terras 10
Verzamelen 1
Watersport en boten 6
Witgoed en apparatuur 7
Uit op 23 augustus 2016 ontvangen gegevens van Marktplaats is gebleken dat [verdachte] over de periode 29 juni 2011 tot en met 16 augustus 2016 – met uitzondering van de periode 1 januari 2014 tot 14 juli 2015 – de volgende advertenties heeft geplaatst:
Rubriek Aantal advertenties
Audio, tv en foto 73
Auto diversen 58
Auto onderdelen 326
Computers en software 370
Doe het zelf en verbouw 33
Fietsen en brommers 17
Hobby en vrije tijd 5
Huis en inrichting 20
Muziek en instrumenten 5
Spelcomputers en games 7
Telecommunicatie 19
Tuin en terras 24
Verzamelen 2
Watersport en boten 16
Witgoed en apparatuur 22
Auto 1
Antiek en kunst 4
Postzegels en munten 1
Caravans en kamperen 4
Motoren 1
Cd en dvd 1
Diversen 1
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 18 mei 2017, opgemaakt door O. Kempinga, sociaal rechercheur bij de gemeente Hoogezand-Sappemeer, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, opgenomen op pagina 3-11 van genoemd dossier, voor zover hier relevant inhoudende en zakelijk weergegeven:
Blijkens alle door Marktplaats verstrekte informatie heeft verdachte vanaf 16 februari 2009 tot en met 1 maart 2017 in totaal 1496 advertenties geplaatst.
Met betrekking tot de weergegeven standpunten, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tijdens de periode dat hij een uitkering heeft ontvangen helder en ondubbelzinnig door de gemeente op de hoogte is gesteld van de verplichtingen waaraan hij moest voldoen om een uitkering te verkrijgen c.q. te behouden. Verdachte is er schriftelijk meerdere keren op gewezen dat wijzigingen in zijn persoonlijke-, gezins- of financiële situatie aan de gemeente moesten worden doorgegeven en dat hij het direct moest melden als hij zou gaan werken, óók als hij daarvoor nog geen inkomsten zou ontvangen. Ook mondeling is hij een paar keer gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Tijdens het gesprek dat op 12 januari 2011 tussen verdachte en een fraude-/preventiemedewerkster van de gemeente is gevoerd omdat de gemeente erachter was gekomen dat verdachte ondanks de eerdere waarschuwing in 2009 voor het overtreden van de inlichtingenplicht wederom meerdere auto’s op zijn naam had gehad zonder dat te hebben gemeld bij de gemeente, is het verdachte zelfs expliciet voorgehouden dat onduidelijkheid over zijn internethandel ertoe zou kunnen leiden dat zijn recht op bijstand niet zou kunnen worden vastgesteld en dat in dat geval tot terugvordering van reeds verleende bijstand zou kunnen worden overgegaan. Uit het verslag van dit gesprek blijkt dat verdachte op de vraag wat hij naast auto(-onderdelen) nog meer op internet verhandelt, heeft geantwoord dat hij wel eens wat “boeken en zo” verkoopt. Dit antwoord rechtvaardigt de conclusie eens te meer dat verdachte heel goed wist dat zijn handelen een risico vormde voor het behoud van zijn uitkering. Immers uit de door de gemeente opgevraagde gegevens van Marktplaats volgt dat door verdachte in de ten laste gelegde periode in totaal bijna 1500 advertenties zijn geplaatst, terwijl een aanzienlijk deel van de door hem te verkopen goederen in een andere rubriek werden aangeboden dan de rubrieken met betrekking tot auto(-onderdelen).
Dat de gemeente vervolgens weinig voortvarend is geweest en passief heeft opgetreden tegen verdachte, doet aan het vorenstaande niet af. Dat neemt immers niet weg dat het verdachte kan worden verweten dat hij heeft nagelaten de gemeente in te lichten over zijn handel en wandel op internet waarvan hij wist dat die informatie van invloed zou zijn op (de hoogte van) zijn uitkering.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 16 februari 2009 tot en met 12 april 2017 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, meermalen in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand en/of
artikel 44 van de Wet investeren in jongeren en/of artikel 17 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl hij, verdachte, wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand en/of de Wet
investeren in jongeren en/of de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door telkens opzettelijk niet tijdig en/of volledig en/of uit eigen beweging aan het Bedrijf Werk Re-integratie en Inkomen (BWRI) en/of de sociale dienst van de gemeente Hoogezand-Sappemeer door te geven of kenbaar te maken of mede te delen, dat hij, verdachte,
- diverse soorten goederen via Marktplaats verkocht en/of had verkocht en/of daaruit inkomsten genoot en/of had genoten en
- werkzaamheden in een avondwinkel verrichtte en/of had verricht en aldus uit dien hoofde inkomsten genoot en/of had genoten en/of tegoed had.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en een taakstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 uren hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij veroordeling ter zake van het tenlastegelegde gepleit voor matiging van de gevorderde taakstraf, en afwijzing van de gevorderde voorwaardelijke vrijheidsstraf. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het handelen van verdachte met name is voortgekomen uit eenzaamheid en de behoefte om met andere mensen contact te hebben en dat financieel gewin daarbij geen enkele rol heeft gespeeld. Verder heeft de raadsman aangegeven dat verdachte van mening is dat hij geen verplicht reclasseringstoezicht nodig heeft. Wellicht kan hij ondersteuning op financieel en administratief gebied gebruiken, maar dat hoeft niet uit de hoek van de reclassering te komen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende lange tijd schuldig gemaakt aan sociale zekerheidsfraude, door na te laten aan de uitkerende instantie gegevens te verstrekken met betrekking tot zijn internethandel en ten aanzien van zijn werkzaamheden in een avondwinkel terwijl hij wist dat hij melding moest maken van alle gegevens die van invloed zouden kunnen zijn op een uitkering. Hierdoor heeft hij de gemeente Hoogezand-Sappemeer en daarmee de gemeenschap benadeeld en heeft hij het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, geschaad.
Misbruik van de sociale voorzieningen is een ernstig feit, waarop gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf eventueel – afhankelijk van de hoogte van het benadelingsbedrag – aangevuld met een taakstraf.
Als wordt uitgegaan van het door de gemeente berekende benadelingsbedrag is de door de officier van justitie gevorderde straf passend. De rechtbank zal echter van een lager benadelingsbedrag uitgaan aangezien zij van oordeel is dat dit bedrag substantieel lager zou zijn geweest indien de gemeente adequater had opgetreden, wat ook van een overheidsinstelling mag worden verwacht.
Gelet hierop en verder in aanmerking nemende dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder voor sociale zekerheidsfraude onherroepelijk is veroordeeld, acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Gelet op de door de reclassering bij verdachte gesignaleerde problemen op meerdere leefgebieden – waaronder dagbesteding, financiële situatie en houding – is de rechtbank van oordeel dat aan deze voorwaardelijke vrijheidsstraf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht moet worden verbonden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich uiterlijk op 2 januari 2018 meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte verder tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. R.Tj. Terpstra, rechters, bijgestaan door mr. K.A. de Groot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2017.