ECLI:NL:RBNNE:2017:4941

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
18/850088-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank over handel in hard- en softdrugs met deels voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 6 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de handel in hard- en softdrugs. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon met observaties en verklaringen van verschillende getuigen die aangaven dat de verdachte actief betrokken was bij de verkoop van cocaïne, amfetamine en hennep. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Heeg, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H. Mous. Tijdens de zitting op 22 november 2017 ontkende de verdachte de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde op basis van de verzamelde bewijsmiddelen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de handel in cocaïne en hennep. De rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen betrouwbaar en consistent, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder de handel in amfetamine, vanwege onvoldoende bewijs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de volksgezondheid, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn positieve ontwikkeling en bereidheid tot behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850088-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 november 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Heeg, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 14 november 2016 te
[pleegplaats], gemeente Eemsmond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] te [pleegplaats]) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of cocaïne, zijnde amfetamine en/of cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2015 tot en met 23 november 2016 te [pleegplaats], gemeente Eemsmond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] te [pleegplaats]) een hoeveelheid van
(in totaal) ongeveer 112 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd. Op grond van de vele zich in het dossier bevindende verklaringen van afnemers van verdachte en de uitgevoerde observaties waaruit is gebleken dat verdachte veel aanloop had, is wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne, amfetamine en hennep, zoals ten laste gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft het bezit van 3 gram cocaïne en de levering van 1 gram cocaïne aan [getuige 1] (ten aanzien van feit 1) en het bezit van de in zijn woning aangetroffen hennep (ten aanzien van feit 2), gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte voor het overige van beide feiten moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent zich aan (het medeplegen van) de handel in cocaïne, amfetamine en hennep te hebben schuldig gemaakt. De verklaringen die zijn afgelegd door de vermeende afnemers van verdachte zijn onbetrouwbaar of betreffen veronderstellingen en gissingen.
Ondanks getuigenverklaringen over het bezit van hoeveelheden cocaïne in het huis en de tuin van verdachte is er, met uitzondering van de eerder genoemd 3 gram cocaïne, geen cocaïne bij hem aangetroffen. Verder is het standpunt van de officier van justitie mede gebaseerd op de verklaring van een anonieme getuige en op door de politie ontvangen briefjes van anonieme personen. Nu de inhoud van deze stukken niet op betrouwbaarheid kunnen worden gecontroleerd kunnen zij niet voor het bewijs worden gebruikt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 22 november 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het is juist dat ik heb verklaard dat ik voor 30 en voor 20 euro cocaïne heb verkocht aan [getuige 1] . Daarmee heb ik bedoeld te zeggen dat zij mij voor het weekend geld heeft gegeven om cocaïne te kopen, dat ik dat heb gedaan en dat ik haar de cocaïne na het weekend heb gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2016, opgenomen op pagina 116 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2016291180, d.d. 19 januari 2017, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op woensdag 23 november 2016 omstreeks 19:40 uur, trad ik binnen in de woning,
[straatnaam] , [woonplaats] , bewoond door [verdachte] .
In de woning werd inbeslaggenomen:
- 117 bankbiljetten: 1 x 100, 7 x 50, 12 x 20, 8 x 10. Totaal 770 euro in enveloppe.
- zakje met wit poeder, 3,16 gram bruto (achterkamer naast kast in de hoek);
- zwarte plastic zak met hennep, 64 gram bruto;
- oranje plastic tas met hennep, 25 gram netto;
- bankbiljetten in fouillering verdachte [verdachte]: 5 x 50, 11 x 20, 4 x 10, 3 x 5 en
muntgeld ad 8,65. Totaal: 533,65;
- tabak met gemalen hennep, 20 gram netto;
- gripzakje met gemalen hennep, 1,5 gram bruto;
- gripzakje met henneptop, 1,5 gram bruto;
- grinder tbv vermalen van henneptop;
- grinder tbv vermalen van henneptop;
- grinder tbv vermalen van henneptop;
- verpakkingsmateriaal (wikkels papier 64 stuks);
- verpakkingsmateriaal (gripzakjes gebruikt 38 stuks);
- verpakkingsmateriaal, grote vloei (merk smoking en verpakkingsmateriaal (gripzakjes
gebruikt).
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 10 januari 2017, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
relatering van verbalisanten:
Goednummer : PL0100-2016291180-805452
Omschrijving : een gripzakje (groene rand) met zeer lichtgeel poeder en brokjes
Bruto : 3,13 gram
Netto : 2,53 gram
Genoemd goed, dat op 23 november 2016 in de woning van verdachte is aangetroffen en in beslag is genomen [1] , werd met de Ruybal test, positief getest op cocaïne.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 november 2016, opgenomen op pagina 221 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [getuige 1] :
Op 23 november 2016, omstreeks 18.45 uur, ben ik op de fiets naar de woning van [verdachte]
gegaan. Normaliter ga ik naar [verdachte] om drugs te kopen. Ik heb afgelopen maandag twee maal cocaïne bij [verdachte] gekocht, de eerste maal voor 30 euro en de tweede maal voor 20 euro. Ik denk dat het in totaal ongeveer 1 gram cocaïne betrof.
Terwijl ik daar gisteren was heb ik nog wel aan [verdachte] gevraagd of hij nog cocaïne had. [verdachte] gaf aan dat hij op dat moment door zijn voorraad heen was en dat hij op de aflevering van een nieuwe zending zat te wachten.
[verdachte] keek op een gegeven ogenblik de keuken in en hij pakte toen een plastic zak met rode letters. In die zak zat nog een andere doorzichtige zak. Ik zag dat [verdachte] uit die zak een hoeveelheid cocaïne haalde. Dit betrof een klomp ter grote van een tennisbal. Ik schat dat het om een klomp met een gewicht van een paar ons betrof. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij niet zoveel in huis wilde hebben. [verdachte] vroeg mij nog wel of de kwaliteit van de cocaïne, die ik maandag had gekocht goed was, omdat hij binnenkort weer "vingers" zou krijgen. Dit
(p. 222) zijn staafjes cocaïne ter grote van tampons, maar dan iets dikker en in zwart plastic
verpakt. Hij heeft uit de zak een kleine hoeveelheid geschept en de bol heeft hij weer verpakt.
Ik weet dat [verdachte] al anderhalf jaar cocaïne verkoopt. Ik neem namelijk vanaf dat tijdstip cocaïne bij hem af. In het begin kocht ik voor ongeveer 20 euro cocaïne per week. De laatste tijd ongeveer 4 gram, dus 100 euro per week. Ik heb bij [verdachte] ook wel eens een grote zak met weed gezien.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 november 2016, opgenomen op pagina 255 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [getuige 2] (gehoord als verdachte):
(p. 256) V: Hoe vaak verkoopt [verdachte] drugs?
A: Hij verkoopt elke dag, o.a. cocaïne. Ik zie dat mensen wel halen.
(p. 257) V: Hoe weet hij hoeveel hij in een zakje doet?
A: Op een weegschaal die er bij ligt.
(p. 258) V: Je weet dus wel dat [verdachte] drugs verkoopt?
A: Ja. Hij doet dit al lang.
V: Wat kun je ons nog meer vertellen over [verdachte] zijn handel?
A: Als er klanten komen dan gaat [verdachte] wel eens weg. Hij komt dan met cocaïne terug. De klanten moeten dan even in zijn woning wachten.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 november 2016, opgenomen op pagina 259 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] (gehoord als verdachte):
(p. 260) V: Wij gaan de bewuste avond van 23 november 2016 nog even bij langs.
A: Ik heb een gripzakje met weed op de tafel in de huiskamer zien liggen en een gripzakje met cocaïne op een tafeltje in de woonkamer.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 november 2016, opgenomen op pagina 249 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [getuige 3] (gehoord als verdachte):
(p. 250) We weten allemaal wat [verdachte] doet. Ik weet dus ook dat hij handelt in drugs.
Ik kom af en toe bij [verdachte] op visite Dit is ongeveer 1 maal in de week. Ik heb wel eens weed bij [verdachte] in huis gezien. Ik weet wel dat hij handelt. Eigenlijk staat hij wel bekend als de dealer van [pleegplaats].
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 december 2016, opgenomen op pagina 227 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [getuige 4] :
Ik weet dat [verdachte] al langere tijd drugs verkoopt. Hij is in [pleegplaats] bekend om zijn drugsverkoop. Ik weet dat hij wiet en cocaïne verkoopt. Ik heb daar zelf nooit wat gekocht maar ik ging langere tijd met mijn vriend mee naar zijn woning. Ik en [naam] reden daar dan samen heen in mijn auto en [naam] ging dan korte tijd naar binnen. Ik bleef in de auto zitten want ik hoefde niet mee. Ik en [naam] spraken dan van tevoren af dat we dan wiet zouden kopen. Meestal kochten we dan voor 10 euro wiet.
(p. 228) Ik kan zeggen dat we ongeveer anderhalf jaar onze wiet kochten bij [verdachte] . We kochten dan wekelijks voor 30 a 40 euro wiet. Ik weet wel dat [verdachte] niet alleen aan ons verkocht. Ik weet nu ook dat [naam] cocaïne kocht bij [verdachte] . Ik heb dat gevraagd aan [naam] . Ik denk dat hij tussen de 25 a 30 euro per keer cocaïne kocht bij [verdachte] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 december 2016, opgenomen op pagina 229 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [getuige 5] :
[verdachte] woont aan het [straatnaam] te [pleegplaats]. Sinds ongeveer anderhalf jaar koop ik wiet en cocaïne bij [verdachte] . Eerst liet ik het voor mij ophalen en op een gegeven moment heb ik zelf een keer aangebeld. Ik koop meestal een halve gram maar ik kocht ook weleens een gram cocaïne. Een halve gram kost 30 euro en een gram kost 60 euro. Het ging meestal zo dat ik kocht. [verdachte] ging dan naar een soort van achterkamertje. Uit een bureautje haalde hij dan een boterhamzakje met daarin de cocaïne. Vervolgens woog [verdachte] dat af en deed hij dit in een zogenaamd "pony pack" of "snowpakje". Dit is gewoon een klein wit papieren envelopje. Ik kreeg dan de halve gram of gram en ging vervolgens weer weg.
(p. 230) In die tijd kwam ik daar wel 2 à 3 keer in de week om cocaïne te kopen. Het klopt dus wel dat ik voor 40 à 50 euro wiet kocht maar de laatste tijd niet meer bij [verdachte] . Dus tot 3 à 4 maanden geleden kocht ik mijn wiet wel bij [verdachte] . Dus wat [getuige 4] vertelde klopt wel, alleen de laatste 3 maanden niet meer.
Ik kocht dus voor gemiddeld 100 à 120 euro aan de week, in de weken dat ik thuis was
aan cocaïne bij [verdachte] . Dit over een periode van ruim een jaar dus. Als ik moet schatten hoe vaak ik bij [verdachte] ben geweest om cocaïne te kopen dan is dat ongeveer 40 keer. Het afgelopen jaar ben ik ook vaak aan het werk geweest, ik was dan een aantal weken van huis. Ik schat dat ik het afgelopen jaar, 3 keer in de week, 4 keer weken lang, dat is 12 keer in de 4 weken. Het afgelopen half jaar heb ik 3 maanden gewerkt. Dus blijven er 3 maanden over.
Dat is dan 36 keer . De maanden daarvoor was ik ook veel weg maar ben ik ook nog diverse keren geweest.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 december 2016, opgenomen op pagina 223 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als
verklaring van [getuige 6] :
Mijn ex-man [naam] was verslaafd aan drugs. Zijn weed kocht [naam] bij een zekere [verdachte] , wonende aan de [straatnaam] in [pleegplaats].
(p. 224) Bij [verdachte] kocht hij het afgelopen jaar dus gemiddeld voor 30 euro aan weed per week. Ik zou echt niet weten waar hij zijn cocaïne heeft gekocht.
De rechtbank leidt uit de opgenomen bewijsmiddelen af dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde handel in cocaïne en de onder 2 ten laste gelegde handel in hennep.
Anders dan de raadsvrouw heeft de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van de opgenomen verklaringen van de afnemers van verdachte - de verklaring van de anonieme getuige buiten beschouwing latend - te twijfelen. De afnemers hebben uit eigen waarneming over hun bevindingen met betrekking tot verdachte verklaard en ten aanzien van de verkoop door verdachte van cocaïne en hennep stemmen hun verklaringen met elkaar overeen.
De rechtbank acht ten aanzien van beide feiten niet bewezen dat sprake is geweest van medeplegen. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte ten aanzien van feit 2 heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Verdachte zal daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt aan de handel in amfetamine dan wel aan het bezit ervan, nu hiervoor slechts één bewijsmiddel aanwezig is, te weten de verklaring van [getuige 7] . Een op 5 oktober 2016 door de politie ontvangen brief waarin gesproken wordt over het bezit door verdachte van 2 kilogram amfetamine, die overigens niet in de woning of tuin van verdachte is aangetroffen, draagt niet tot het bewijs bij nu deze anoniem is. Verdachte zal tevens van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 mei 2015 tot en met 14 november 2016 te [pleegplaats], gemeente Eemsmond, meermalen telkens opzettelijk heeft verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 27 mei 2015 tot en met 23 november 2016 te [pleegplaats], gemeente Eemsmond, meermalen, telkens opzettelijk heeft verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van in totaal ongeveer 112 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering van de VNN in het rapport van 16 november 2017.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zal overgaan - ervoor gepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij zou daardoor veel kwijtraken en mogelijke daarna weer in een verkeerd circuit kunnen belanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen van hard- en softdrugs. Het is algemeen bekend dat zowel hard- als softdrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Bovendien gaat de handel in drugs vaak gepaard met andere vormen van (verwervings)criminaliteit.
De rechtbank acht voor deze feiten, mede gelet op de omvang ervan en de periode waarin ze werden gepleegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat het op dit moment goed met hem gaat, dat hij samenwoont met zijn vriendin en dat hij een baan heeft. Uit het reclasseringsrapport van de VNN d.d. 16 november 2017 leidt de rechtbank evenwel af dat er bij verdachte sprake is van een patroon, waarin het ontstaan van emotionele problemen kan leiden tot een toename van druggebruik, omgang met verkeerde vrienden en uiteindelijk tot delictgedrag. Zo zou verdachte ook tot het plegen van de onderhavige feiten zijn gekomen. De reclassering is van mening dat wanneer verdachte voldoende copingvaardigheden aanleert om te kunnen omgaan met stress en tegenslagen de kans op terugval in (hard)drugsgebruik en de recidivekans afnemen. De reclassering adviseert daarom aan verdachte een reclasseringstoezicht op te leggen en een ambulante behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek VNN te Groningen. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid getoond de geadviseerde behandeling te ondergaan.
De rechtbank zal gelet hierop een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en zal daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte thans doormaakt alsmede het tijdsverloop sinds het plegen van de feiten zal de rechtbank aan verdachte een lagere straf opleggen dan is gevorderd door de officier van justitie.
Een strafafdoening als bepleit door de raadsvrouw doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 64 stuks papieren wikkels;
- 38 kleine gripzakjes;
- 3 grinders,
vatbaar voor verbeurdverklaring nu het voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan en deze toebehoren aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich na zijn detentie op uitnodiging meldt bij de reclassering van de VNN te Groningen, zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zal meewerken aan de totstandkoming van diagnostiek en behandeling, uitgevoerd door de Forensische Polikliniek VNN te Groningen of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die diagnostiek en behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering van de VNN op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:

- 64 stuks papieren wikkels;
- 38 kleine gripzakjes;
- 3 grinders.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. R.B.M. Keurentjes en
mr. M.J. Oostveen, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2017.
Mr. Agema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.KVI betreffende goednummer PL0100-2016291180-805452 (1 gripzakje met wit poeder, ad 3,14 gram, aangetroffen in de hoek van de woonkamer), pagina 10.