ECLI:NL:RBNNE:2017:4922

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
18/830298-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en ontzegging rijbevoegdheid voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel

Op 18 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 augustus 2016 in Hoogezand een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een motorfiets, reed met een snelheid van minimaal 77 km/h, terwijl de ter plaatse toegestane snelheid 50 km/h was. Bij het naderen van een oversteekplaats voor fietsers, waar een fietser bezig was over te steken, remde de verdachte te laat en kwam in botsing met de fietser, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een heupfractuur en een afscheuringsfractuur aan een vinger. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van het meer of anders ten laste gelegde. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid had getoond ten opzichte van andere weggebruikers en dat de ernst van het letsel bij het slachtoffer een zware straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830298-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 december 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Wachters, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 augustus 2016 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Kerkstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid van ongeveer 77 kilometer per uur, althans met een
(aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een - gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie ter plaatse - te hoge snelheid, een oversteekplaats voor fietsers, alwaar een voor verdachte van rechts naar links rijdende fietser die oversteekplaats overstak en/of bezig was over te steken, te naderen en/of zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover deze vrij was en/of (vervolgens) bij het zien van die overstekende fietser (vol) af te remmen waarbij of waarna verdachte ten val is gekomen en/of (vervolgens) tegen die fietser en/of diens fiets aan te rijden en/of te botsen en/of te glijden, waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten
een heupfractuur en/of een afscheuringsfractuur aan een vinger, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 09 augustus 2016 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Kerkstraat, met een snelheid van ongeveer 77 kilometer per uur, althans met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een - gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie ter plaatse - te hoge snelheid, een oversteekplaats voor fietsers, alwaar een voor verdachte van rechts naar links rijdende fietser die oversteekplaats overstak en/of bezig was over te steken, is genaderd en/of zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover deze vrij was en/of (vervolgens) bij het zien van die overstekende fietser (vol) heeft afgeremd waarbij of waarna verdachte ten val is gekomen en/of (vervolgens) tegen die fietser en/of diens fiets is aangereden en/of gebotst en/of gegleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen waarbij sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde nu slechts sprake is geweest van één verkeersfout die onder de gegeven omstandigheden geen schuld oplevert als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte heeft te hard gereden, echter dit was gelet op de overzichtelijke verkeersomstandigheden ter plaatse niet aanmerkelijk onvoorzichtig. Immers, verdachte reed
op een voorrangsweg en naderde een niet gevaarlijke kruising. Verder is niet te bewijzen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte dient tevens te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde nu zijn rijgedrag niet gevaarzettend is geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 4 december 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het is juist dat ik op dat moment geen idee had hoe hard ik reed. Ik lette niet op de snelheidsmeter. Je kunt aan het geluid horen hoe hard je rijdt. De motor was voor mij wel nieuw, ik had hem drie weken en moest er nog wel aan wennen. Hij had een ander toerengebied dan mijn vorige motor. Ik zal wel boven de 50 kilometer per uur hebben gereden. Ik wist dat ik een 30 kilometerzone naderde. Ik was gefocust op de linkerkant van de weg, omdat verkeer daar van alle kanten kan komen. Van rechts komt bijna nooit verkeer. Ik schrok daarom van de van rechts komende overstekende man. Door de schrik van het oversteken van de man heb ik zo hard geremd, dat het voorwiel blokkeerde en ik ten val kwam. Er zit geen ABS op de motor. Ik rijd daar dagelijks en ik weet dat de oversteekplaats zich daar bevindt.
2. Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, nummer 09.08.2016.1530.0214, d.d. 3 december 2016, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
1. een fiets;
2. een motorfiets.
Beknopte ongevalsbeschrijving:
Een overstekende fietser/voetganger met fiets aan de hand (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]), liet een op de kruisende weg rijdende motorrijder (de rechtbank begrijpt: verdachte) niet voorgaan. Als gevolg hiervan remde de motorrijder, welke de maxi-
mum snelheid ruimschoots overschreed, zich onderuit en kwam hierbij in botsing met de fietser/voetganger met fiets. De fietser liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op.
Berekeningen:
Aan de hand van de aangetroffen sporen en bepaalde vertragingen werden door snelheids-
berekeningen gemaakt. Uit deze berekeningen blijkt, dat het motorvoertuig heeft gereden met een snelheid van minimaal 77 kilometer per uur (km/h) en maximaal 105 km/h. Uit deze berekeningen bleek verder dat de minimale bots snelheid van de (glijdende) motorfiets tegen de overstekende fietser c.q. voetganger met fiets 58 km/h bedroeg. Wij achten het waarschijnlijk dat de fietser voor de naderende motorfiets had kunnen oversteken indien de motorfiets met 50 km/h was genaderd.
Conclusie/ beantwoording:
Wij zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch dat de oorzaak gedeeltelijk moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van bestuurder van de fiets en gedeeltelijk moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van bestuurder van de motorfiets.
Uit berekeningen blijkt dat de motorfiets sneller heeft gereden dan de ter plaatse toegestane
maximum snelheid (minimaal 77 km/h in plaats van 50 km/h). Als bijkomende factor naderde de motorfiets een 30 km/h zone, welke op ca 1.5 meter na het botspunt aanving.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2016, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Betreffende een gesprek van verbalisant met betrokkene [slachtoffer].
Ik hoorde dat [slachtoffer] het volgende tegenover mij verklaarde:
Vanaf de Primera is hij weer richting het centrum van Hoogezand gereden. Aldaar moest
hij ter hoogte van de Rabobank de Kerkstraat oversteken. Hij is al fietsend de Kerkstraat overgestoken. Voordat hij overstak heeft hij eerst naar links en rechts gekeken, om te kijken of er ook verkeer aan kwam. Hij hoorde niets en zag ook geen verkeer. Hierop is hij al fietsend de Kerkstraat overgestoken in de richting van het winkelcentrum. Vervolgens werd hij wakker en lag hij op de straat.
4. Een geneeskundige verklaring van het UMCG, d.d. 16 augustus 2016, opgenomen in voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Bij [slachtoffer] is op 11 augustus 2016 het volgende letsel waargenomen, ten gevolge van een aanrijding door een motor op 9 augustus 2016:
femurfractuur (de rechtbank begrijpt: heupfractuur), rechts, wv OK gesloten repositie en interne fixatie middels gammanail deglovement wijsvinger links (de rechtbank begrijpt: afscheuringsfractuur).
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij het vaststellen van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld als bedoeld in genoemde bepaling. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De rechtbank leidt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen af dat verdachte als bestuurder van een motorfiets reed in de bebouwde kom van Hoogezand over de (enkele) rijbaan van de Kerkstraat met een snelheid van minimaal 77 km/h. De ter plaatse toegestane snelheid bedroeg 50 km/h. Verdachte naderde daarbij een oversteekplaats voor fietsers waar [slachtoffer] op dat moment met zijn fiets ging oversteken. Toen verdachte de fietser zag heeft hij in een schrikreactie vol de remmen ingedrukt, is het voorwiel van zijn motor geblokkeerd, is hij met zijn motor gevallen en heeft hij [slachtoffer] met een botssnelheid van minimaal 58 km/h geschept. De plaats van het ongeval lag anderhalve meter voor een 30 kilometer-zone, die duidelijk is aangegeven middels verkeersborden en -tekens op het wegdek [1] en waarmee verdachte bekend was. Dit betekent dat verdachte feitelijk op de plaats van het ongeval niet veel harder mocht rijden dan 30 kilometer per uur.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen idee had hoe hard hij reed, hij heeft niet op de snelheidsmeter gekeken. Je zou uit het geluid dat de motor maakt je snelheid kunnen afleiden, aldus verdachte. Verdachte heeft ook verklaard dat hij zijn motor pas drie weken in zijn bezit had en dat deze een ander toerengebied had dan zijn vorige motor en dat hij er nog wel aan moest wennen. Er zat geen ABS op. De aandacht van verdachte was gefocust op de linker kant van de weg.
Gelet op deze combinatie van omstandigheden, het met veel te hoge snelheid rijden in een verkeerssituatie die noopte tot extra voorzichtigheid en oplettendheid, immers een fietsersoversteekplaats en een 30 kilometer-zone naderend waar zich kwetsbare medeweggebruikers kunnen bevinden, het slechts focussen op één zijde van de weg, het zich niet van de werkelijke snelheid vergewissen terwijl verdachte op een voor hem nieuwe motor reed, zonder ABS, hetgeen extra risico oplevert in geval van plotseling (moeten) remmen, beoordeelt de rechtbank het handelen van verdachte als aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend. Verdachte heeft zichzelf in de situatie gebracht dat hij niet tijdig en adequaat kon reageren op de overstekende fietser.
Dat verdachte ten opzichte van [slachtoffer] voorrang had maakt dit niet anders. In de gegeven omstandigheden hoefde [slachtoffer] immers geen rekening te houden met verkeer dat minimaal ruim anderhalf keer zo snel als ter plaatse toegestaan kwam aanrijden. De opstellers van de VOA hebben het waarschijnlijk geacht dat [slachtoffer] voor de naderende motorfiets had kunnen oversteken indien de motorfiets met 50 km/h was genaderd.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat door de gedragingen van de verdachte bij het slachtoffer is veroorzaakt, gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Immers, uit de medische verklaring blijkt dat sprake is geweest van een afscheuringsfractuur aan een vinger alsmede van een heupfractuur die operatief ingrijpen en interne fixatie met een gammanail heeft vereist. Dit betekent dat zwaar lichamelijk letsel kan worden bewezen verklaard.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De handelwijze van verdachte heeft geleid tot een ongeval waarbij een ander, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 augustus 2016 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Kerkstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, met een snelheid van ongeveer 77 kilometer per uur, althans met een
aanmerkelijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, een oversteekplaats voor fietsers, alwaar een voor verdachte van rechts naar links rijdende fietser die oversteekplaats bezig was over te steken, te naderen en zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en vervolgens bij het zien van die overstekende fietser (vol) af te remmen waarbij verdachte ten val is gekomen en vervolgens tegen die fietser en diens fiets aan te botsen, waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een heupfractuur en een afscheuringsfractuur aan een vinger werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot het volgende wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zal overgaan - verzocht over te gaan tot de oplegging van een al dan niet voorwaardelijke geldboete.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Door de wijze waarop verdachte aan het verkeer heeft deelgenomen, heeft hij onvoldoende verantwoordelijkheid getoond ten opzichte van zijn medeweggebruikers. Verdachte heeft met dit handelen zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt bij [slachtoffer], waardoor operatief ingrijpen noodzakelijk was en waarvan het slachtoffer veel hinder en pijn heeft ondervonden.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag met dit gevolg, gaan uit van een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken en heeft daarbij tevens gelet op de omstandigheid dat verdachte al eerder met justitie in aanraking is geweest ter zake van verkeersdelicten.
Een strafafdoening als bepleit door de raadsvrouw doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2017.
Mr. De Wit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie foto's, nummers 9 en 10 behorend bij het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse.