ECLI:NL:RBNNE:2017:4918

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
18/920260-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen en ISD-maatregel

Op 19 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen, waaronder twee winkeldiefstallen en diefstal van scooters. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de diefstallen en opgelegd dat hij voor de duur van twee jaren in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) geplaatst wordt. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, was bij de zitting aanwezig en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.B. Pieters. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G.W. Wilbrink. De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen waren, ondanks de verdediging die vrijspraak voor enkele feiten had bepleit. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en dat de gepleegde feiten niet alleen materiële schade veroorzaakten, maar ook gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de herhaaldelijke veroordelingen van de verdachte in de afgelopen vijf jaar en de problematiek die hij vertoonde, waaronder verslavingsproblematiek. De ISD-maatregel werd als noodzakelijk beschouwd om de recidive te stoppen en de verdachte de kans te geven zijn problemen aan te pakken. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 3], tot schadevergoeding van € 787,50 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920260-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/920030-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.W. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 oktober 2017 te Coevorden met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een winkelpand (gelegen
aan de [straatnaam] aldaar) een blikje Captain Morgan, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 1] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 01 oktober 2017 te Coevorden met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een winkelpand (gelegen
aan de [straatnaam] aldaar) 2 stuks make-up Kiss Beautyful Brown, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
(aangifte BVH-nummer 2017228967)
hij op of omstreeks 25 augustus 2017 te Klazienaveen, gemeente Emmen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een flatgebouw aan/nabij de
[straatnaam] heeft weggenomen een scooter, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak en/of verbreking;
4.
(aangifte BVH-nummer 2017235273)
hij op of omstreeks 3 september 2017 te en in de gemeente Emmen tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aan/nabij de Marktplein
geparkeerd staande scooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe verwezen naar de verklaringen in de beide dossiers.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Zij heeft met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde bepleit dat er geen sprake is van een voltooide diefstal, nu verdachte de winkel nog niet had verlaten en hij het goed in het schap had teruggelegd. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft zij bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat het om de scooter van [slachtoffer 3] gaat. Verdachte heeft verklaard dat een kennis hem heeft gevraagd om die scooter naar Emmen te rijden, omdat die kennis zijn auto wilde verkopen en op de scooter wilde gaan rijden. De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het onder 1 en 4 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 5 december 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Feit 1:
Ik beken het onder 1 ten laste gelegde feit, de diefstal van het blikje Captain Morgan op 3 oktober 2017 bij de [slachtoffer 1] in Coevorden. Het blikje kwam van de [slachtoffer 1] . Ik dacht: ik loop gewoon de winkel uit met blikje en al.
Feit 2:
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit, de diefstal van cosmetica bij de [slachtoffer 2] te Emmen op 3 september 2017, kan ik zeggen dat ik in de winkel ben geweest. Ik heb de spullen in mijn binnenzak gedaan.
Feit 3:
Over het onder 3 ten laste gelegde feit, de diefstal van een scooter op 25 augustus 2017 te Klazienaveen, kan ik zeggen dat ik daar was. Ik heb op de scooter gereden. Het was niet mijn scooter. De sleutel zat er in. Het was niet een mooie sleutel. Er was wel degelijk een stukje ijzer te zien. U toont mij de foto’s op pagina 148 en pagina 149. Dat ben ik op die foto’s.
Feit 4:
Ik beken het onder 4 ten laste gelegde feit, de diefstal van een scooter op 3 september 2017 bij de ING in Emmen. Dat was ik. Ik was samen met iemand anders.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 oktober 2017, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017281108 d.d. 23 oktober 2017, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Hij deed aangifte namens de benadeelde [slachtoffer 1] [straatnaam] , Coevorden. Vanmorgen 3 oktober 2017 kwam op een gegeven moment een manspersoon bij mij, die zei dat hij had gezien, dat er iemand iets in zijn jas had gestopt. Hij zei dat het de man met de zwarte jas was, die op dat moment achter mij stond. Hij zei dat hij van de politie was. Hij zei dat hij hem ging aanhouden. Ik zag, dat de man met de zwarte jas de winkel uitliep. Ik zag dat de man langs de kassa liep. Ik hoorde dat jouw collega zei dat hij had gezien dat hij iets in zijn zak had gestoken wat hij niet betaald had. Op dat moment was jij er ook en hebben jullie deze man aangehouden en meegenomen naar het kantoor boven de winkel. Ik zag dat hij iets in de wasmand gooide. Dit was een blikje Captain Morgan. De aangehouden man had geen toestemming om dit blikje zonder te betalen mee te nemen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 oktober 2017, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017281108 d.d. 23 oktober 2017, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik doe aangifte namens [slachtoffer 2] , [straatnaam] , Coevorden. Op 1 oktober 2017 was ik in de [slachtoffer 2] aan de [straatnaam] te Coevorden. Ik zag een man met halflang zwart haar de winkel binnenlopen. Ik kan de man als volgt omschrijven: half lang zwart haar, snor, grijs/groene winterjas met witte bontkraag, buitenlands uiterlijk. Ik zag dat de man twee 'pellets wenkbrauw kits' van het merk Kiss in zijn jas stopte. Het betroffen twee stuks cosmetica, te weten Kiss Beautyful Brown.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 augustus 2017, opgenomen op pagina 136 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017250205 d.d. 20 september 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik doe aangifte namens [slachtoffer 3] van diefstal van een bromfiets/snorfiets, gepleegd tussen 24 augustus 2017 en 25 augustus 2017 te Klazienaveen, gemeente Emmen. Op 24 augustus 2017 rond 15.00 uur heb ik de scooter weggezet in de portiek van de drie-etagewoningen aan de [straatnaam] . Op 25 augustus 2017 rond 17.00 uur hoorde ik van [getuige 3] dat de scooter er nog stond. Omstreeks 17.40 uur zag ik dat de scooter was weggenomen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2017, opgenomen op pagina 152 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017250205 d.d. 20 september 2017, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 6 september 2017 werd ik, verbalisant [verbalisant 1] , gebeld door [getuige 4] van de woningvereniging [stichting] dat men camerabeelden had van de flat aan de [straatnaam] te Klazienaveen. Daar was een scooter gestolen van een bewoner [slachtoffer 6] . [slachtoffer 6] had om camerabeelden gevraagd aan [getuige 4] , omdat zijn scooter was gestolen. [getuige 4] vertelde dat hij beelden had van een man die op 25 augustus 2017 naar de ingang van de jongerenflat toeloopt en ongeveer anderhalve minuut later wegrijdt op een rode scooter, gelijkend op de gestolen scooter van aangever [slachtoffer 6] . Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zijn op 6 september 2017, naar [getuige 4] bij [stichting] gegaan. Daar heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , enkele foto's gemaakt van het beeldscherm waarop een man te zien was, die liep naar de ingang van de flat en even later wegrijdt op een rode scooter. [De rechtbank merkt op dat deze foto’s onder meer op pagina 148 en pagina 149 van het dossier zijn opgenomen.]
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2017, opgenomen op pagina 189 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017250205 d.d. 20 september 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik doe aangifte namens [slachtoffer 5] van diefstal bromfiets/snorfiets, gepleegd op 3 september 2017 te Emmen. De scooter is eigendom van mijn moeder de nader als benadeelde genoemde [slachtoffer 5] . De scooter wordt door ons beiden gebruikt. Gisteravond 3 september 2017 omstreeks 18.30 uur parkeerde ik mijn scooter op het Marktplein, te Emmen. De scooter was met behulp van een stuurslot afgesloten. Toen ik omstreeks 21.20 uur terugkwam bij mijn scooter bleek deze te zijn gestolen. Twee jongens die we daar troffen bleken getuige van de diefstal te zijn geweest. Zij vertelden dat twee jongens de scooter hadden meegenomen. Ze vertelden dat ze die twee jongemannen heel hard aan het stuur van mijn scooter hadden zien roppen. Vermoedelijk deden ze dat om het stuurslot te verbreken. De jongens vertelden dat het net voor onze terugkomst was gebeurd. Even later zagen we twee scooters naast elkaar rijden. Ik herkende één scooter als mijn scooter. Ik schreeuwde heel hard: “Dat is mijn scooter”. Ik zag dat de jongemannen op de scooters verschrikt in mijn richting kijken. Ze probeerden in eerste instantie weg te rijden. Ik zag dat de bestuurder van mijn scooter vervolgens stopte en van mijn scooter afsprong en deze met een gang van zich afgooide en bij de andere bestuurder achterop sprong. Vervolgens reden ze met hun beiden op één scooter weg. Ik hoorde van uw collega’s dat er meerdere plekken op het spatbord van het voorwiel en de kunststof beplating bloedsporen op mijn scooter zaten. Deze zaten er niet op toen ik mijn scooter daar achterliet op het Marktplein.
Overwegingen met betrekking tot feit 2Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat sprake is van een voltooide diefstal, nu verdachte de cosmetica gedurende enige tijd aan de heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken en daarover als heer en meester heeft beschikt door de goederen in zijn jaszak te stoppen.
Overwegingen met betrekking tot feit 3
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit komt de rechtbank tot het oordeel dat de scooter waarop verdachte is weggereden, dezelfde is als de gestolen scooter van [slachtoffer 3] , gelet op de gelijkenissen die getuige [getuige 4] ziet tussen de scooter van aangever en de scooter op de camerabeelden en gelet op de overeenkomst in tijd en plaats tussen de diefstal en de camerabeelden.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat een kennis van hem zich heeft voorgedaan als eigenaar van de scooter en hem heeft gevraagd de scooter naar Emmen te rijden onaannemelijk. De rechtbank heeft de verklaring van verdachte over de gang van zaken, die op grond van de gebezigde bewijsmiddelen niet voor de hand ligt, ook niet kunnen verifiëren, nu verdachte niet de naam van deze kennis heeft willen noemen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 oktober 2017 te Coevorden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een winkelpand gelegen aan de [straatnaam] aldaar, een blikje Captain Morgan, toebehorende aan de [slachtoffer 1] ;
2.
hij op 1 oktober 2017 te Coevorden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een winkelpand gelegen aan de [straatnaam] aldaar, 2 stuks make-up Kiss Beautyful Brown, toebehorende aan de [slachtoffer 2] ;
3.
hij op 25 augustus 2017 te Klazienaveen, gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een flatgebouw aan de [straatnaam] heeft weggenomen een scooter, toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
4.
hij op 3 september 2017 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aan het Marktplein geparkeerd staande scooter, toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal;
2. diefstal;
3. diefstal;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen ISD-maatregel op te leggen, maar een straf die recht doet aan de ernst van de feiten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, een diefstal van een scooter en een diefstal in vereniging van een scooter met verbreking. Diefstallen als deze veroorzaken behalve materiële schade bij de gedupeerden, ook veel overlast, ergernis en gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Daar komt bij dat verdachte herhaaldelijk is gewaarschuwd. Blijkens het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie is hij in de afgelopen vijf jaren zeer frequent onherroepelijk veroordeeld voor vermogensfeiten tot gevangenis- en taak/werkstraffen. Bovendien heeft verdachte het onderhavige feit gepleegd terwijl hij in een proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling liep.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils d.d. 27 november 2017, ter terechtzitting toegelicht door [medewerker]. De reclassering heeft geadviseerd een ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren op te leggen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er sprake is problematiek op verschillende leefgebieden, waaronder verslavingsproblematiek. In de afgelopen jaren zijn meerdere pogingen ondernomen om verdachte de begeleiding te bieden die hij nodig heeft, maar verdachte heeft de aangeboden hulp telkens afgewezen. Hij heeft zich onttrokken aan voorwaarden, niet gehouden aan afspraken en telkens opnieuw delicten gepleegd. Ook in deze zaak heeft hij aangegeven geen bemoeienis van de reclassering te willen. Verdachte heeft sinds dit jaar regelmatig contact met een begeleider vanuit straathoekwerk van Verslavingszorg Noord Nederland, waarmee hij naar eigen zeggen op zoek is naar een plaats voor begeleid wonen. Daadwerkelijke hulp is echter nooit van de grond gekomen. De reclassering acht een klinisch traject geïndiceerd, maar verwacht dat dit niet gerealiseerd kan worden door middel van een voorwaardelijke veroordeling, omdat verdachte dan geen druk ervaart zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering. De reclassering acht een ISD-maatregel noodzakelijk om de toekomstplannen van verdachte, waaronder begeleid wonen, te kunnen bewerkstelligen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat thans geen andere beslissing rest dan het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Het opleggen van een (on)voorwaardelijke gevangenis- en/of werkstraf acht de rechtbank in deze zaak niet afdoende.
Verdachte krijgt binnen de ISD-maatregel de kans te komen tot een duurzame oplossing van zijn problematiek, ter beëindiging van de recidive van verdachte. Indien verdachte weigert mee te werken aan de behandeling van zijn problematiek komt de andere doelstelling van de ISD-maatregel in beeld, het beschermen van de maatschappij gedurende een langere periode.
De rechtbank zal, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, aan verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opleggen. Het bewezen en strafbaar verklaarde betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er moet voorts ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan en de veiligheid van goederen eist het opleggen van de maatregel.
Derhalve is voldaan aan de formele voorwaarden die artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van de ISD-maatregel.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 787,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, nu deze naar zijn mening voldoende is onderbouwd. Daarnaast heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd geen opmerkingen te hebben met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij, indien voor het onder 3 ten laste gelegde een veroordeling volgt.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 augustus 2017.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 16 augustus 2017, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 17 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 31 augustus 2017.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 9 november 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op het feit dat de rechtbank de ISD-maatregel zal opleggen, is tenuitvoerlegging niet opportuun en acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van 18/920260-17, feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
787,50(zegge: zevenhonderdzevenentachtig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 787,50 (zegge: zevenhonderdzevenentachtig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 787,50 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/920030-17:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 16 augustus 2017.
Verlengt de in het vonnis van de politierechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 16 augustus 2017 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. M.C. van Woudenberg, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2017.