ECLI:NL:RBNNE:2017:4855
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van afpersing en oplichting na onvoldoende bewijs van nauwe en bewuste samenwerking
Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van afpersing en oplichting. De zaak kwam voort uit een incident op 21 juli 2017, waarbij de verdachte en een medeverdachte de aangever zouden hebben gedwongen tot de afgifte van geld door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat essentieel is voor een bewezenverklaring van afpersing. De verklaringen van de aangever en de medeverdachte waren niet voldoende om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte om de aangever af te persen.
Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van oplichting, waarbij hij de aangever onder valse voorwendselen naar zijn woning zou hebben gelokt. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte of de medeverdachte de bedrieglijke handelingen hadden verricht die nodig zijn voor een bewezenverklaring van oplichting. De rechtbank kon niet vaststellen wie de seksadvertentie had geplaatst en wie de betrokken telefoons had gebruikt.
Ten slotte werd de verdachte ook beschuldigd van bedreiging met geweld, maar ook hier oordeelde de rechtbank dat de verklaringen niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en wees de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. L.W. Janssen, en de andere rechters mr. F. de Jong en mr. M.B.W. Venema.