Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met betrekking tot de wederrechtelijk verkregen voordelen uit hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de wederrechtelijkheid van het verkregen voordeel vaststaat, ondanks de argumenten van de verdediging dat de berekeningen van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet correct zouden zijn. De verdediging stelde dat de uitgangspunten van het BOOM-rapport niet van toepassing waren op de specifieke situatie van de veroordeelde, die volgens hen geen doorsneekweker was. De rechtbank verwierp deze stelling, omdat de verdediging deze niet onderbouwde en de rapporten als uitgangspunt nam voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank stelde het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 128.499,21 en € 46.489,28, en legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van respectievelijk € 64.249,60 en € 23.244,64 aan de staat. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om de terugbetalingsverplichting op nihil te stellen, omdat de verdediging geen concrete onderbouwing had gegeven van de financiële situatie van de veroordeelde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank ook rekening hield met de jurisprudentie van de Hoge Raad over de wederrechtelijkheid van het verkregen voordeel en de fiscale consequenties van de ontnemingsmaatregel.