ECLI:NL:RBNNE:2017:483

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
16 februari 2017
Zaaknummer
17/880489-08
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging na beperkte vooruitgang in behandeltraject

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 februari 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde, die in 2009 was veroordeeld voor ernstige zedendelicten. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, omdat de veroordeelde onvoldoende vooruitgang had geboekt in zijn behandeltraject. Tijdens de zitting op 1 februari 2017 waren de veroordeelde, zijn raadsman, de officier van justitie en een GZ-psycholoog aanwezig. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen in overweging genomen, die wezen op de beperkte vooruitgang van de veroordeelde en het hoge recidiverisico bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisen dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, waarbij de rechtbank het verzoek van de raadsman om de maatregel te verlengen met één jaar heeft afgewezen. De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880489-08
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 15 februari 2017 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1946 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in FPC [instelling] te [verblijfsplaats] ,
hierna te noemen veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2017 (nadat op 21 december 2016 het aanhoudingsverzoek van de raadsman ter zitting is toegewezen), waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. W. Anker, de officier van justitie en W.R. Swaak, GZ-psycholoog, als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het plaatsvervangend hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies d.d. 14 oktober 2016 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
De rechtbank heeft voorts gelet op de adviezen als bedoeld in artikel 509o, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), opgemaakt door E. Stam, GZ-psycholoog en H.A. Gerritsen, forensisch psychiater en psychoanalyticus, beiden niet verbonden aan de instelling waar de veroordeelde wordt verpleegd.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 9 april 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden veroordeelde wegens het met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, en verkrachting, meermalen gepleegd, ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 7 december 2012 en laatstelijk op 17 februari 2015 verlengd met twee jaar.
Het advies van de instelling
In het voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, vermeld:
Veroordeelde is gediagnosticeerd met pedofilie van het niet exclusieve type en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Er is sprake van een onveranderbare parafilie. De afgelopen periode heeft veroordeelde relatief weinig vooruitgang laten zien in zijn behandeltraject. Hierdoor bevindt hij zich op dit moment nog steeds in de delictgerelateerde fase van zijn behandeling. Voor de komende periode acht de instelling het van belang dat veroordeelde meer motivatie laat zien ten opzichte van de behandeling en zich meer gaat openstellen voor de inhoud van de delictgerelateerde factoren. In het bijzonder is het hierbij van belang dat hij meer inzicht gaat geven in zijn (seksuele) belevingswereld. Veroordeelde staat egocentrisch in het leven, er is sprake van zeer beperkte empathische vermogens, hij heeft weinig zicht op zijn belevingswereld en de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. De behandeling vordert moeizaam omdat hij zich niet laat aanspreken op zijn gedrag. Het probleeminzicht of -besef van veroordeelde is beperkt. Het begeleid verlof is ingezet om zijn probleeminzicht te vergroten. Veroordeelde heeft nu enkel begeleid verlof. De opgestelde verlofdoelen zijn echter nog niet behaald. In het onderhavige advies schat de instelling het recidiverisico in als hoog bij een voorwaardelijke of definitieve beëindiging van de dwangmaatregel. Uit de risicotaxatie van 20 december 2016 blijkt dat de instelling het recidiverisico als matig inschat bij een voorwaardelijke beëindiging en bij beëindiging van de dwangmaatregel wordt het recidiverisico door de instelling als matig tot hoog ingeschat. De instelling schat in dat voor veroordeelde na zes tot twaalf maanden onbegeleid verlof geïndiceerd zal zijn. Indien veroordeelde de komende periode verdere progressie laat zien in het behandeltraject, zal over zes maanden worden overwogen of het verantwoord is om een machtiging voor (doelgericht) onbegeleid verlof aan te vragen. Het onbegeleide verloftraject zal vervolgens zeer stapsgewijs plaatsvinden. Pas wanneer de delictgerelateerde factoren in voldoende mate zijn bewerkt kan er een resocialisatietraject worden ingezet. De totale behandelduur tot en met transmuraal verlof wordt bij positief verloop geschat op drie jaar.
De deskundige W.R. Swaak heeft tijdens de terechtzitting van 1 februari 2017 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
Het behandelteam heeft een andere zienswijze dan de veroordeelde. Volgens de veroordeelde gaat het goed en lopen de verloven goed. Wij zien echter dat hij buiten de psychotherapie tijdens de verloven niet open is over zijn belevingswereld. Pas als hij de openheid die hij tijdens de psychotherapie laat zien ook in zijn dagelijkse leefomgeving laat zien, hetgeen wij toetsen met begeleid verlof, zal het recidiverisico lager worden en komt het onbegeleid verlof in beeld. Wij willen weten wat hij doet als hij in de toekomst onbegeleid verlof krijgt waarbij wij zullen toetsen of zijn belevingswereld overeenkomt met onze observaties. Als het onbegeleid verlof in beeld komt zal libidoremmende medicatie ook nog een aandachtspunt zijn. Als veroordeelde de psychotherapie positief afsluit, bestaat de kans dat hij aan zijn behandelplafond zit en kan met de resocialisatiefase worden begonnen. Het onbegeleid verlof zal stapsgewijs moeten worden opgebouwd. Daar gaat zeker een jaar overheen en daarna volgt nog de transmurale fase en het proefverlof.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 509o, vierde lid, Sv.
Het rapport van de deskundige H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, van 27 november 2016 houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van pedofilie van het niet-exclusieve type en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale trekken en een zwakke persoonlijkheidsstructuur. Veroordeelde heeft tot nu toe slechts beperkt kunnen profiteren van de hem geboden behandelingen. De deskundige heeft de indruk dat veroordeelde zijn pedoseksuele gevoelens en verlangens sterk
loochent. Veroordeelde staat nog relatief aan het begin van zijn behandeling als het uitgangspunt structurele verandering van zijn problematiek is. Voor structurele verandering van deze problematiek is het noodzakelijk dat veroordeelde meer zicht krijgt op zichzelf als persoon en het effect van zijn gedrag op anderen en dat zijn pedoseksuele verlangens en gevoelens beter bespreekbaar worden. In de huidige setting schat de deskundige de kans op een nieuw zedendelict in als laag. Het recidiverisico neemt toe als veroordeelde onbegeleid verlof krijgt. Dat is echter wel afhankelijk van het extern risicomanagement. Met een strakker extern risicomanagement is het recidiverisico lager. Dit geldt met name als het risicomanagement bestaat uit het verplicht gebruik van hormonaal libidoremmende medicatie dan wel niet-hormonaal libidoremmende medicatie. Als de maatregel nu wordt beëindigd en veroordeelde geen behandeling en begeleiding meer krijgt, dan schat de deskundige de kans op een nieuw zedendelict op de korte termijn (minder dan 6 maanden) als matig en op de (middel)lange termijn (tussen 6 maanden en 2 jaar en langer dan 2 jaar) als matig tot hoog. De verwachting is dan dat veroordeelde vanuit zijn eenzaamheid en gebrek aan sociaal netwerk opnieuw contact zal zoeken met een netwerk met kleine kinderen. Te verwachten is dat als veroordeelde zich alleen en/of eenzaam voelt, pedoseksuele gevoelens en verlangens bij hem zullen opleven dan wel zullen toenemen. Het is niet te verwachten dat veroordeelde ook nu hij al een aantal jaren behandeling achter de rug heeft, dan in staat zal zijn om op een volwassen manier een wederkerige relatie aan zal gaan. Evenmin is te verwachten dat hij zich, ook na een aantal jaren behandeling, alleen zal kunnen handhaven in de maatschappij. De deskundige adviseert de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar.
Het rapport van de deskundige W. Stam, GZ-psycholoog, van 20 november 2016 houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is sprake van pedofilie en een persoonlijkheidsstoornis met dwangmatige, afhankelijke en schizoïde trekken. De deskundige ziet te weinig aanwijzingen voor een
een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Veroordeelde heeft weinig inzicht in de aard van zijn problemen en de impact van zijn delictgedrag op zijn slachtoffers. Mogelijk is veroordeelde te beschadigd om dit inzicht te krijgen. De psychotherapie duurt relatief nog kort. Het verdient tijd om goed te kunnen beoordelen of deze vorm van therapie effectief is voor veroordeelde. Als dit binnen een redelijke termijn niet lukt, dan zal veel meer moeten worden gefocust op toezicht en controle al dan niet in combinatie met libidoremmende middelen Het is dan goed om de resocialisatie meer vorm te geven met behulp van toezicht en gedragsmatige interventies. Op die manier kan het recidiverisico laag blijven, terwijl veroordeelde wel in staat wordt gesteld een leven buiten de kliniek op te kunnen bouwen. Het risico op een nieuwe seksueel delict met een minderjarige is binnen het huidige kader (TBS met verpleging, begeleid verlof) afwezig. Bij beëindiging van de maatregel schat de deskundige de kans op recidive op korte termijn in als laag tot matig en op lange termijn in als matig tot hoog. Veroordeelde zal altijd van een zekere mate van toezicht afhankelijk blijven. De deskundige adviseert de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar omdat deze tijd zeker nodig zal zijn om te kijken of de inzichtgevende therapie effectief zal zijn en afhankelijk daarvan vervolgstappen te maken in de resocialisatie.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
Veroordeelde en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling, maar zij hebben zich op het standpunt gesteld dat de verlenging moet worden beperkt tot één jaar. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat niet voor de lange weg middels het doorlopen van alle verlofstappen moet worden gekozen. Gezien de huidige stand van de behandeling, het feit dat veroordeelde bij een positieve afronding van de psychotherapie over twee maanden aan zijn onbegeleid verlof kan beginnen, en de inschatting van de kliniek dat het recidiverisico bij een voorwaardelijke beëindiging matig is, kan veroordeelde over een jaar zover zijn dat een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling in beeld komt. Daarom acht de raadsman het wenselijk dat de rechtbank zicht houdt op de voortgang van de behandeling en het verloop van de terbeschikkingstelling over één jaar opnieuw beoordeelt. Ten slotte heeft de raadsman de rechtbank verzocht een overweging ten overvloede in de beslissing op te nemen, waarin is vermeld dat er twee maanden voor de volgende verlengingszitting een maatregelrapport door de reclassering zal moeten worden opgemaakt, waarbij de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging worden onderzocht.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
Uit het verlengingsadvies en de adviezen van de externe deskundigen blijkt dat veroordeelde in de afgelopen periode relatief weinig vooruitgang heeft laten zien in zijn behandeltraject. Het begeleid verlof is ingezet om het beperkte probleembesef en zelfinzicht van veroordeelde te vergroten. Dit verlofdoel is nog niet bereikt en de onbegeleide verloven moeten nog worden aangevraagd. De rechtbank begrijpt dat veroordeelde zicht wil houden op een terugkeer in de samenleving, maar de behandeling van veroordeelde bevindt zich nog in de delictgerelateerde fase en veroordeelde dient alle verlofstappen nog te doorlopen. De rechtbank is van oordeel dat de termijn van de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd met twee jaar, nu aannemelijk is dat de behandeling van veroordeelde meer tijd in beslag zal nemen, dan de tijdsduur bij een verlenging van één jaar. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman om de maatregel te verlengen met één jaar en het in de beslissing opnemen van de verzochte overweging ten overvloede af en zal de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, overeenkomstig de vordering en de adviezen, met twee jaar verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2017.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Inhoudsindicatie:

Terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar.