Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 november 2017 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
1.1 Eiseres was sedert 1980 bij verweerder werkzaam als medewerkster documentatiebeheer.
1.2 Eiseres heeft een langdurige relatie gehad met [naam partner] . Vanuit haar ouderlijk huis is zij met hem gaan samenwonen. Begin 2010 zou de relatie zijn beëindigd. Op 19 januari 2010 heeft [naam partner verkort] een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) aangevraagd. Nadat verweerder deze aanvraag had afgewezen omdat het door [naam partner verkort] opgegeven woonadres niet werd gezien als adres waar gewoond kan worden, is hij weer bij eiseres aan de Kei 145 te Leeuwarden gaan wonen, ditmaal, zoals was ingevuld op het aanvraagformulier IOAW, als kostganger. Eiseres heeft deze aanvraagformulieren voor [naam partner verkort] ingevuld; [naam partner verkort] heeft ondertekend. Uitgaande van kostgangerschap is door verweerder aan [naam partner verkort] ingaande 3 maart 2010 een IOAW-uitkering toegekend. Aan dit besluit heeft onder andere een huisbezoek ten grondslag gelegen. Ook bij herhaald onderzoek door verweerder in december 2013 werd geconcludeerd dat geen sprake was van een gezamenlijke huishouding tussen eiseres en [naam partner verkort] . In april 2015 heeft [naam partner verkort] een eigen huurflat gekregen aan de Fennen 238 te Leeuwarden, die hij echter vrij snel daarna heeft onderverhuurd. In verband met een aangetroffen hennepplantage in deze flat van [naam partner verkort] , zijn eiseres en [naam partner verkort] verhoord, onder meer over de door eiseres ingevulde aanvraagformulieren voor de IOAW. De IOAW-uitkering van [naam partner verkort] is herzien en een bedrag van € 83.055,02 is teruggevorderd, mede van eiseres, omdat [naam partner verkort] heeft verzwegen dat hij een gezamenlijke huishouding met eiseres voerde gedurende (een groot deel van) de tijd dat hij een IOAW-uitkering kreeg.
1.2 Op 4 april 2016 heeft verweerder eiseres een voornemen tot (straf)ontslag uitgereikt.
Verweerder heeft hierin aangegeven dat sprake is van ernstig plichtsverzuim als bedoeld in artikel 16:1:1 lid 2 van de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Leeuwarden (ARL). Dit rechtvaardigt volgens verweerder een strafontslag op grond van artikel 8:13 van de ARL.Het plichtsverzuim bestaat daaruit dat verweerder het aannemelijk acht dat eiseres gedurende de periode 2010 tot 2015 op papier een kostgangerschap fingeerde, terwijl zij feitelijk samenwoonde met [naam partner verkort] . Eiseres heeft niet aangetoond dat er huur werd betaald en uit de feitelijk in haar woning aangetroffen situatie, samen met de verklaringen van eiseres over de woonvorm van haar met [naam partner verkort] , volgt volgens verweerder dat van een gezamenlijke huishouding sprake is geweest. Dit had moeten worden gemeld bij verweerder. Eiseres was daarvan op de hoogte, maar heeft bij het invullen van de verschillende formulieren ten behoeve van [naam partner verkort] geen melding gemaakt van de gezamenlijke huishouding. Eisers heeft erkend dat haar handelwijze niet correct is geweest. Bovendien heeft ze gehandeld in strijd met wettelijke bepalingen. Verweerder vindt dat zij zich hiermee niet heeft gedragen als een goed ambtenaar.
1.3 Eiseres heeft op 26 april 2016 een zienswijze ingediend tegen dit voornemen. Aangegeven is dat eiseres door [naam partner verkort] werd gedwongen om de formulieren valselijk in te vullen. Eiseres wist niet dat zij op de aanvraagformulieren had moeten vermelden dat zij namens iemand anders de vragen had beantwoord. Dit is niet vermeld op het formulier, zodat eiseres dat ook niet had kunnen weten. Eiseres heeft geen fraude gepleegd. Ze heeft de werkelijke situatie op de juiste wijze op de formulieren ingevuld.
Verder is in de zienswijze aangegeven dat verweerder het rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden. Eiseres heeft na het politieverhoor aan verweerder uitleg gegeven en vervolgens nog een maand op de gebruikelijke wijze doorgewerkt. Daaruit heeft zij mogen afleiden dat verweerder de kwestie niet ernstig vond. Ook heeft verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden, door de voor eiseres positieve punten uit het gesprek met verweerder onbenoemd te laten. Een strafontslag is tenslotte volgens eiseres niet evenredig aan het gepleegde vergrijp en dus disproportioneel. Eiseres is 37 jaar in dienst en heeft nu een leeftijd waarop ze niet snel een andere baan zal vinden. Er is nooit eerder in het dienstverband iets voorgevallen. Volgens eiseres is er dan ook geen sprake van plichtsverzuim. Eventueel zou een andere maatregel beter op zijn plaats zijn.
Daarop heeft verweerder, met overname van het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiseres bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond en verwijst daarvoor naar de overwegingen in de gelijkgedateerde uitspraak van de rechtbank in het beroep met het registratienummer LEE 17/492.
3.1 Voorts heeft eiseres aangevoerd dat niet gezegd kan worden dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. In dat verband heeft zij er op gewezen dat verweerder haar positie gelijk stelt aan die van [naam partner verkort] , door ook eiseres te behandelen als ware zij verdachte van strafbare feiten. Volgens eiseres is er ten aanzien van haar zelf echter niet eens een verdenking van een strafbaar feit. Niet zij, maar [naam partner verkort] moet immers verantwoordelijk worden gehouden voor de in strijd met de waarheid ingevulde IOAW-formulieren.
3.2 Verweerder heeft hier tegen in gebracht dat eiseres blijkens de frauderapportage strafrechtelijk verdacht is geweest, namelijk van de delicten valsheid in geschrifte, valselijk opmaken uitkeringsformulieren, medeplegen/medeplichtigheid uitkeringsfraude en heling.
Evenwel acht verweerder voor de vraag of gesproken kan worden van (zeer ernstig) plichtsverzuim, niet van doorslaggevende betekenis of er een strafrechtelijke kwalificatie van het handelen aanwezig is. Het gaat om de verantwoordelijkheid die eiseres als ambtenaar van de gemeente Leeuwarden had om zich als goed ambtenaar te gedragen en niet in strijd met enig voorschrift te handelen. Er is volgens verweerder geen sprake van vereenzelviging van eiseres met [naam partner verkort] ; het gaat in deze om haar eigen verantwoordelijkheid als ambtenaar. Een goed ambtenaar hoort, ook in privétijd, niet mee te werken aan het verkrijgen en behouden van een IOAW-uitkering waarvan zij wist of behoorde te weten dat daarop gelet op de feitelijke woonsituatie geen aanspraak bestond. Door hier jarenlang actief aan mee te werken is verweerder voor meer dan € 80.000,= benadeeld. Dat levert ernstig plichtsverzuim op.
3.3 De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie onder meer de uitspraak van 15 september 2001, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997) gelden in het ambtenarentuchtrecht niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire straf aanleiding kan geven is noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Voor een strafontslag is dus niet nodig dat eiseres strafrechtelijk is vervolgd of veroordeeld. De gedragingen van eiseres leveren, ook naar het oordeel van de rechtbank, ernstig plichtsverzuim op. Eiseres heeft door haar handelen de weg voor uitkeringsfraude door [naam partner verkort] vrij gemaakt. Blijkens de verslagen van de Sociale Recherche Fryslân van de verhoren van eiseres bleek zij zich bewust te zijn van het onjuist invullen van de formulieren en ook bewust van haar positie als ambtenaar hierbij. Dat zij, zoals zij ook bij de zitting van de rechtbank heeft verklaard, dacht dat verweerder deze constructie had goedgekeurd, maakt dit niet anders. Eiseres kende de feitelijke situatie en had zich moeten realiseren dat de aan [naam partner verkort] toegekende IOAW-uitkering berustte op een onjuiste opgave van de feiten voor wat betreft de woonsituatie door [naam partner verkort] , een onjuiste opgave waaraan eiseres heeft meegewerkt.
4 Eiseres heeft voorts aangevoerd dat niet gezegd kan worden dat het plichtsverzuim haar in zeer hoge mate kan worden verweten. Deze mate van verwijtbaarheid is wel nodig om een strafontslag te kunnen rechtvaardigen. Eiseres was niet in staat om [naam partner verkort] de toegang tot haar woning te ontzeggen. Deze ‘zwakte’ kan haar in redelijkheid niet worden verweten. Niet valt in te zien dat haar functie mee zou brengen dat zij door de inwoning van [naam partner verkort] toe te laten haar ambtelijke plicht zou schenden. De functie van eiseres was bovendien puur intern gericht zodat de beeldvorming van verweerder naar buiten toe door het handelen van eiseres niet negatief is beïnvloed.
4.1 Verweerder heeft ook dit standpunt bestreden. Ongeacht de functie die iemand bekleedt, mag van iedere ambtenaar worden verwacht dat hij zich aan de wet en regelgeving houdt. Anders dan eiseres vindt verweerder ook niet dat de handelwijze van eiseres enkel de privésfeer raakt. De integriteit en betrouwbaarheid van verweerder zijn door het handelen van eiseres in gevaar gekomen en het vertrouwen dat verweerder in eiseres moet kunnen stellen is hierdoor ernstig aangetast. Door mee te werken aan het opgeven van een woonsituatie die niet in overeenstemming met de werkelijkheid was, heeft zij uitkeringsfraude mogelijk gemaakt en daarmee verweerder, haar werkgever, benadeeld. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar een uitspraak van de CRvB van 17 februari 2011, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2011:BP6942.
4.2 De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het ernstige plichtsverzuim aan eiseres kan worden toegerekend. Het enkele feit dat zij zich te zwak voelde om weerstand te bieden aan de wensen van [naam partner verkort] is, wat daar overigens van zij, het dossier biedt hiervoor weinig aanknopingspunten, onvoldoende om daar anders over te oordelen. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat niet is gebleken dat eiseres de hulp van anderen, bijvoorbeeld haar werkgever, een hulpverlener of de politie, heeft ingeroepen om weerstand te kunnen bieden aan de volgens haar ontoelaatbare druk die [naam partner verkort] op haar uitoefende. De rechtbank verwerpt derhalve deze beroepsgrond van eiseres. Datzelfde geldt voor de beroepsgrond dat het handelen van eiseres geen externe werking zou hebben gehad en dat het enkel de privésfeer zou raken. De rechtbank overweegt dat de integriteit en betrouwbaarheid van de gemeente door het handelen van eiseres in gevaar zijn gekomen, doordat eiseres als ambtenaar heeft meegewerkt aan uitkeringsfraude. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat eiseres de gedragscode van de gemeente Leeuwarden heeft ondertekend en dat in deze gedragscode – met voorbeelden – staat omschreven dat privé-activiteiten het functioneren van de gemeente kunnen raken.
5 Eiseres heeft tenslotte aangevoerd dat het strafontslag disproportioneel is, waarbij zij met name heeft gewezen op haar langdurige dienstverband (37 jaar) en haar leeftijd.
5.1 Verweerder heeft aangevoerd zich rekenschap te hebben gegeven van de duur van het dienstverband van eiseres. Verweerder is evenwel van mening dat de ernst, duur en omvang van het plichtsverzuim de gegeven straf van ongevraagd ontslag niet onevenredig maakt.
5.2 De rechtbank verwerpt ook deze beroepsgrond van eiseres. De rechtbank acht het ontslag niet disproportioneel. Gelet op de lange periode waarover het plichtsverzuim zich heeft uitgestrekt, had eiseres voldoende gelegenheid om haar gedrag te heroverwegen of bijvoorbeeld iemand in verweerders organisatie in vertrouwen te nemen en om advies te vragen. Eiseres heeft dat niet gedaan, waardoor de gedragingen doorgingen en uiteindelijk ook de benadeling van verweerder zeer hoog is geworden.
Beslissing
mr. C. Coster, leden, in aanwezigheid van mr. H.W. Wind, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2017.