ECLI:NL:RBNNE:2017:4770

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
6354445 AR VERZ 17-80
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging opzegging arbeidsovereenkomst en ontbindende voorwaarde in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de besloten vennootschap Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) tegen een werknemer, aangeduid als [verzoeker]. De zaak betreft de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] door NAM, die op 1 mei 2017 heeft plaatsgevonden. [verzoeker] heeft verzocht om te verklaren dat zijn arbeidsovereenkomst met NAM niet is geëindigd en dat hij recht heeft op doorbetaling van zijn salaris, een billijke vergoeding en een transitievergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] sinds 1 februari 2017 op de payroll van Shell UK is geplaatst, wat volgens de arbeidsovereenkomst met NAM een ontbindende voorwaarde inhoudt. De rechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst met NAM per 1 februari 2017 van rechtswege is beëindigd door het in vervulling gaan van deze ontbindende voorwaarde. Hierdoor zijn de verzoeken van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging en betaling van vergoedingen afgewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er geen recht op een transitievergoeding bestaat, omdat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd op de wijze die in de wet is voorgeschreven. De proceskosten zijn voor rekening van [verzoeker].

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer.: 6354445 AR VERZ 17-80

beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:681 BW d.d. 14 december 2017

[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. L. Laken-Steenhouwer
tegen

de besloten vennootschap NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.

gevestigd te Assen,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. B. Filippo.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en NAM worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1. [
verzoeker] heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2017, samengevat verzocht - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - :
primair:
I.
ex artikel 7:681 BW de opzegging door of namens NAM gedaan op 1 mei 2017 te vernietigen;
II.
te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en NAM niet is geëindigd per
1 februari 2017 of per 1 augustus 2017 en nog steeds voortduurt;
III.
NAM te veroordelen om aan [verzoeker] vanaf 1 augustus 2017 zijn bruto maandsalaris ad
€ 17.670,10 te betalen tot de dag dat rechtsgeldig een einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging en wettelijke rente indien NAM niet tijdig tot betaling overgaat;subsidiair:
IV.
ex artikel 7:681 BW, NAM te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van€ 850.000,00 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente;
V.
ex artikel 7:673 BW, NAM te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding ad
€ 283.816,07 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente;
VI.
ex artikel 7:672 lid 10 BW, NAM te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de vergoedingwegens onregelmatige opzegging ad € 35.340,20, te vermeerderen met wettelijke rente;primair en subsidiair:
VII.
NAM te veroordelen het salaris ad € 17.670,10 bruto per maand vanaf 1 februari 2017 tot en met31 juli 2017 aan [verzoeker] te betalen vanaf de payroll van NAM, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging en wettelijke rente indien NAM niet tijdig tot betaling overgaat;
VIII.
NAM te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke salarisspecificaties - betrekking hebbendeop het voornoemde onder VII. genoemde door NAM te betalen salaris - op uiterlijk 1 november 2017 aan [verzoeker] , op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel);
IX.
NAM te veroordelen de gebruikelijke inhoudingen en afdrachten van premies over voornoemde onderVII. door NAM te betalen salaris in Nederland in te houden en af te dragen aan de daartoe bevoegde instanties;
X.
NAM te veroordelen [verzoeker] volledig schadeloos te stellen voor enig fiscaal financieel nadeel dat isveroorzaakt doordat NAM [verzoeker] op de payroll van Shell UK Ltd. heeft geplaatst;
XI.
te verklaren voor recht dat [verzoeker] onder de werkingssfeer valt van de "Landelijke
Overtolligheidsregeling 2016-2021 voor medewerkers in salarisgroep 1-15 met Base Country Nederland";
XII.
NAM te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten ad € 15.000,00, te vermeerderenmet BTW, dan wel de kosten van deze procedure, nakosten daarbij inbegrepen en in alle gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente.
1.2.
NAM heeft op 1 november 2017 een verweerschrift ingediend.
1.3.
Op 9 november 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. Zowel [verzoeker] als NAM heeft pleitaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen overigens ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij brieven van 2 en 6 november 2017 nog stukken toegezonden.
1.4.
De datum voor de beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2.
NAM is een onderdeel van Shell, een groep energie - en petrochemiebedrijven die wereldwijd actief is.
2.3. [
verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , heeft de Engelse nationaliteit en is vanaf 2 oktober 1981 in dienst bij het Shell concern. [verzoeker] heeft een aantal jaren in Syrië en Gabon gewerkt en is met ingang van 22 april 1997 op basis van een
"Long Term International Assigment (LTIA)"overeenkomst in dienst getreden bij NAM. [verzoeker] heeft vanaf die tijd in Nederland gewoond en gewerkt.
2.4.
Op 1 januari 2007 heeft [verzoeker] bij NAM de functie van Project Manager/Continuous Improvement Coach gekregen tegen een bruto maandsalaris van laatstelijk € 17.670,10, op
"local plus"voorwaarden. In de tussen NAM en [verzoeker] in dit verband opgemaakte arbeidsovereenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
"(…)Article 12
Without prejudice to statutory provisions, service will terminate:
(…)
c. on the day on which the employee enters the service of another company forming part of, or associated with, the Shell Group.
Article 13
This contract will be governed solely by Netherlands law, even where the employee is working outside the Netherlands. (…)".
2.5.
In de aanstellingsbrief van 16 februari 2007 - die onderdeel uitmaakt van zijn arbeidsovereenkomst - staat onder meer het volgende opgenomen:
"(…) Following our recent discussion, this letter is to confirm that we have mutually agreed to amend your terms and conditions of employment as an expatriate with the effect from the 1st January 2007. From this date onwards you are employed bij the Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. on Terms ands Conditions applicable to local staff.(…)
Base Country
Your base country will remain the United Kingdom. (…)".
2.6.
Per 1 januari 2008 heeft de Shell groep, met instemming van de centrale ondernemingsraad, de op dat moment binnen de groep bestaande expatregelingen wereldwijd aangepast. De
"local plus"regeling is toen omgezet naar de
"Local Non National (LNN)"regeling.
2.7.
Tussen partijen is in 2012 een procedure bij de kantonrechter van deze rechtbank
(zaaknummer: 324012 \ CV EXPL 11-5626)aanhangig geweest over pensioenaanspraken van [verzoeker] . De kantonrechter heeft de door [verzoeker] in dat verband ingestelde vorderingen toen afgewezen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft dit vonnis bij arrest van 10 december 2013 (
zaaknummer: 200.107.127-01) bekrachtigd.
2.8.
Binnen het gehele Shell concern - waaronder NAM - is sinds 2016 een wereldwijde reorganisatie gaande die te wijten is aan ontstane lage olie- en gasprijzen. Voor medewerkers in salarisgroep 115 die als
"Base Country"Nederland hebben en die in verband met de reorganisatie overtollig worden verklaard, bestaat een afvloeiingsregeling conform de
"Landelijke Overtolligheidsregeling 2016-2021"(hierna: LOR'16). Omdat [verzoeker] Engeland als
"Base Country"heeft, heeft NAM de LOR'16 niet op hem van toepassing verklaard.
2.9.
Op 28 september 2016 heeft NAM [verzoeker] medegedeeld dat zijn functie vanwege de reorganisatie binnen Shell per 1 november 2016 verdwijnt en hij - indien hij voor die tijd geen andere functie binnen de Shell Groep zou bemachtigen - om die reden zal worden gerepatrieerd naar Engeland en daar vanaf 1 februari 2017 op de payroll van Shell UK Ltd. (hierna: Shell UK) zal worden geplaatst. Bij e-mail van 12 oktober 2016 heeft NAM dit aan [verzoeker] bevestigd. In deze e-mail staat onder meer weergegeven
"(…) If there are no further options you will receive a 'Letter of Repatriation' as per the 1st of November 2016, as per the standard LNN process. As a consequence you will return tot he UK payroll at the latest 1st of Feb 2017. You are also expected tot repatriate to the UK befor this date. Once returned tot the UK, you will be on the UK Payroll and, if they have no suitable role for you on arrival, you will receive your 'Stage 1' Warning of Potential Redundancy letter. (…)".
2.10.
Er is voor 1 november 2016 voor [verzoeker] geen andere positie binnen de Shell Groep gevonden. Bij brief van 1 november 2016 heeft NAM [verzoeker] daarop voornoemde
"repatriation notice"gezonden waarin hem officieel is bevestigd dat zijn assignment bij NAM per 31 oktober 2016 wegens boventalligheid wordt beëindigd. Verder staat in deze brief onder meer vermeld:
"(…) You have a maximum of three months from the 1st November 2016 to complete your repatriation. As part of your transition to a new role you should continue to look for roles and use MOR/OR as available. We will continue to endeavour to seek an alternative position for you within the Shell Group. Your selection for a new assignment will impact the details of your relocation within the three months following your End of Assignment Date. If a new assignment has not been secured in that time you will return to your Base Country by the end of the three month period and will be placed on the United Kingdom payroll as per 1st February 2017. (…)".
2.11. [
verzoeker] heeft van NAM een eindafrekening per 1 februari 2017 ontvangen en is vervolgens per 1 februari 2017 op de payroll van Shell UK geplaatst. [verzoeker] heeft geen schriftelijke arbeidsovereenkomst bij Shell UK getekend en geen feitelijke werkzaamheden voor deze entiteit verricht.
2.12.
Bij e-mailbericht van 30 januari 2017 heeft [verzoeker] van Shell UK een
"Warning of Potential Redundancy"ontvangen waarin hij gewaarschuwd wordt dat hij mogelijk overtollig wordt verklaard. Aan [verzoeker] is in dit schrijven de gelegenheid gegeven om binnen drie maanden een andere positie binnen het Shell concern te vinden.
2.13.
Shell UK heeft binnen deze termijn noch middels het zogenaamde
"Managed Open Resourcing proces (MOR)"(waarbij wereldwijd op passende functies kan worden gesolliciteerd) noch middels outplacement een andere positie kunnen vinden.
Bij brief van 1 mei 2017 heeft Shell UK [verzoeker] een "
notice of termination of employment by reason of reduncy"gezonden waarin hem is medegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst bij Shell UK per 1 augustus 2017 eindigt. Shell UK heeft [verzoeker] daarbij een (beëindigings)vergoeding van GBP 145.898 bruto aangeboden.
2.14.
Op 5 juni 2017 heeft Shell UK [verzoeker] verzocht om tot ondertekening van de door haar toegezonden arbeidsovereenkomst - met als ingangsdatum 1 februari 2017 - over te gaan. Ondanks hierna herhaalde verzoeken hiertoe, is [verzoeker] niet tot ondertekening van deze arbeidsovereenkomst overgegaan.
2.15.
Bij schrijven van 18 juli 2017 gericht aan NAM heeft de gemachtigde van [verzoeker] onder meer bezwaar gemaakt tegen voornoemd schrijven van 1 mei 2017 van Shell UK. In een e-mailbericht van 28 juli 2017 heeft [verzoeker] zich jegens NAM beschikbaar gesteld voor werkzaamheden.
2.16. [
verzoeker] ontvangt vanaf 1 augustus 2017 geen salaris meer. Bij schrijven van 28 augustus 2017 heeft [verzoeker] bij NAM herhaald dat hij bereid en beschikbaar is tot het verrichten van werkzaamheden en is NAM verzocht dan wel gesommeerd om het salaris van [verzoeker] over augustus 2017 te betalen. Op 30 augustus 2017 heeft Shell UK [verzoeker] een
"settlement agreement"aangeboden. [verzoeker] heeft hierop op 7 september 2017 negatief gereageerd. Shell UK heeft dit voorstel daarop ingetrokken en [verzoeker] medegedeeld dat hij een
"statutory reduncancy payment"ontvangt van GBP 13.692,00 omdat hij bij haar in dienst is geweest van 1 februari 2017 tot 31 juli 2017. [verzoeker] heeft op 26 september 2017 een bedrag van € 15.500,00 van Shell UK ontvangen. Bij e-mailbericht van 2 oktober 2017 heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt tegen de ontvangst van dit bedrag. Shell UK heeft in antwoord daarop in haar e-mailbericht van 3 oktober 2017 bericht dat zij niet accepteert dat het bedrag aan haar zal worden terugbetaald.

3.Het verzoek

3.1. [
verzoeker] legt - verkort weergegeven - aan zijn verzoeken ten grondslag dat de opzegging van
NAM, die Shell UK volgens hem kennelijk namens NAM heeft gedaan, in strijd is gedaan met artikel 7:671 BW nu zij daarvoor geen toestemming aan het UWV heeft gevraagd dan wel heeft verkregen. Omdat hij een arbeidsovereenkomst met NAM heeft voor onbepaalde tijd naar Nederland recht, stelt [verzoeker] verder dat de wijze van beëindiging onderhavig is aan de bepalingen van het Nederlands recht en hij om die reden ook onder de werkingssfeer van LOR'16 dient te vallen. Dit temeer nu [verzoeker] volgens zijn stelling een werknemer met local plus voorwaarden is en geen expatriate. Volgens [verzoeker] vereisen de redelijkheid en billijkheid ook dat hij gelijkgesteld wordt met lokale werknemers en is de handelswijze van NAM in strijd met goed werkgeverschap. Dat zijn arbeidsovereenkomst met NAM op grond van een in het contract (in artikel 12 sub c) opgenomen ontbindende voorwaarde - inhoudende het eindigen van zijn arbeidsovereenkomst bij NAM door het aangaan van een arbeidsovereenkomst met Shell UK - is beëindigd, wordt door [verzoeker] betwist. Omdat het Nederlandse arbeidsrecht - in het bijzonder artikel 7:610b BW- daarnaast van toepassing is op zijn arbeidsovereenkomst met NAM, kan deze arbeidsovereenkomst naar stelling van [verzoeker] bovendien niet eindigen zonder een schriftelijke overeenkomst. Nu vast staat dat [verzoeker] geen schriftelijke arbeidsovereenkomst met Shell UK is aangegaan, leidt dit er naar stelling van [verzoeker] toe dat de arbeidsovereenkomst met NAM ook om die reden niet beëindigd kan zijn. [verzoeker] stelt ten slotte dat er in het geheel geen arbeidsovereenkomst met Shell UK tot stand is gekomen. Ondanks dat hij erkent dat hij in beginsel wel deze intentie had, is er volgens [verzoeker] uiteindelijk geen wilsovereenstemming bereikt over de arbeidsvoorwaarden en over de later opkomende financiële voorwaarden op grond waarvan [verzoeker] zou afvloeien in Engeland.

4.Het verweer

4.1.
NAM concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] .
NAM stelt zich - kort samengevat - primair op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst door [verzoeker] repatriëring naar en indiensttreding bij Shell UK per
1 februari 2017 van rechtswege is geëindigd, als gevolg van het in vervulling gaan van de in de arbeidsovereenkomst in artikel 12 sub c opgenomen ontbindende voorwaarde. Subsidiair stelt NAM dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per 1 februari 2017 eenzijdig heeft beëindigd en dit ertoe leidt dat [verzoeker] zijn verzoeken op grond van het bepaalde in artikel 7:686a lid 3 jo lid 4 BW te laat heeft ingediend. Meer subsidiair stelt NAM dat de arbeidsovereenkomst met NAM geheel niet is geëindigd en om die reden niet alsnog via Shell UK kan zijn opgezegd. Onder verwijzing naar een in haar verweerschrift gegeven algemene uitleg over de werking van het expatsysteem, betwist NAM dat zij de repatriëring naar Engeland eenzijdig heeft opgelegd dan wel [verzoeker] als expat dezelfde rechten als lokale werknemers heeft. NAM wijst er daarbij ook op dat [verzoeker] gedurende zijn gehele carrière binnen de Shell Groep volop heeft geprofiteerd van alle extra's en zekerheden die voor expats gelden en die lokale werknemers niet hebben. Volgens NAM kan [verzoeker] op grond van zijn contract wegens het vervallen van zijn functie thans slechts aanspraak maken op de afvloeiingsregeling zoals die in zijn
"base country,"Engeland is bepaald. NAM voert aan dat dit systeem expats een vangnet geeft waarin hen zowel terugkeer naar hun
"base country"gegarandeerd wordt als aanspraak op de daar bepaalde afvloeiingsregeling. Naar stelling van NAM levert de gehanteerde handelswijze noch strijd op met de vereisten van de redelijkheid en billijkheid noch met de vereisten van goed werkgeverschap. NAM betwist met een verwijzing naar de feitelijke gang van zaken ten slotte dat [verzoeker] geen arbeidsovereenkomst met Shell UK zou zijn aangegaan en stelt zich daarentegen op het standpunt dat [verzoeker] vrijwillig heeft meegewerkt aan zijn repatriëring en daarmee akkoord was totdat de hoogte van de beëindigingsvergoeding hem in het kader van de afvloeiingsregeling bekend werd.
4.2.
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

kern van het geschil

5.1.
Gelet op de gevolgen die dit met zich mee brengt, is de kern van het geschil de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 februari 2017 van rechtswege is beëindigd wegens de inwerkingtreding van de in (artikel 12 sub c van) de arbeidsovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde en vervolgens de repatriëring van [verzoeker] naar Shell UK. Indien sprake is van het in vervulling gaan van een rechtsgeldige ontbindende voorwaarde, heeft dit tot gevolg heeft dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] en NAM op dat moment van rechtswege is beëindigd. Indien geen sprake is van een ontbindende voorwaarde, dan wel deze niet in vervulling is gegaan of niet rechtsgeldig is, zoals door [verzoeker] betoogd, leidt dit er toe dat de arbeidsovereenkomst niet op die wijze is beëindigd. Indachtig de door [verzoeker] ingestelde verzoeken en de daarop door NAM gevoerde verweren, dient in dat geval vervolgens te worden beoordeeld of de arbeidsovereenkomst op 1 februari 2017 eenzijdig door NAM is opgezegd, dan wel of de nadien (door of namens NAM) op 1 mei 2017 gedane opzegging rechtsgeldig is gedaan.
ontbindende voorwaarde
5.2.
De kantonrechter zal gezien het voorgaande allereerst beoordelen of artikel 12 sub c in de arbeidsovereenkomst een ontbindende voorwaarde bevat. Vast staat dat in dit artikel het volgende staat vermeld:
" (…) Without prejudice to statutory provisions, service will terminate: (…) c. on the day on which the employee enters the service of another company forming part of, or associated with, the Shell Group.".Anders dan door [verzoeker] gesteld leidt de formulering van dit artikel dan wel een woordelijke vertaling daarvan er voor de kantonrechter niet direct toe dat hierin geen ontbindende voorwaarde kan worden gelezen. Zoals NAM in dit verband terecht heeft opgemerkt kan een Engelse tekst - en specifiek de bewoordingen
"will terminate"- op verschillende manieren in het Nederlands worden vertaald en is het niet zonder meer zo dat deze woorden vertaald moeten worden zoals door [verzoeker] gedaan met
"wordt beëindigd".Gelet op de overige bewoordingen van dit artikel en de door NAM geschetste bedoeling daarvan, is de kantonrechter van oordeel dat de vertaling in de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd, te weten:
"zal worden beëindigd"meer op zijn plaats is. In de formulering van artikel 12 sub c van de arbeidsovereenkomst valt daarom naar het oordeel van de kantonrechter een ontbindende voorwaarde te lezen. Nu NAM daarnaast heeft uitgelegd dat het binnen Shell (en NAM) toegepaste expatsysteem er toe leidt dat er steeds maar één dienstverband met een entiteit behorende tot
de Shell groep kan bestaan en [verzoeker] niet gemotiveerd heeft betwist dat hij op de hoogte was van de werking van dit systeem, is de kantonrechter ook om die reden van oordeel dat voornoemd artikel 12 sub c in de arbeidsovereenkomst gelezen moet worden als een ontbindende voorwaarde en het bestaan daarvan inherent is aan het binnen de Shell Groep gehanteerde expat-systeem en daarnaast ook noodzakelijk is voor het functioneren van dat systeem dat gebaseerd is op roulatie en tijdelijke internationale uitzending van expats. De kantonrechter acht daarbij van belang dat door NAM is benadrukt dat de arbeidsovereenkomsten in een zogenaamde
"host country"waar een expat werkzaam is op basis van uitzending altijd een ontbindende voorwaarde bevat die onder meer bepaalt dat een arbeidsovereenkomst met de
"host country"eindigt op het moment dat een expat bij een andere entiteit binnen of aangesloten bij de Shell groep in dienst treedt. De kantonrechter begrijpt NAM zo dat de werking van dit systeem ook tot gevolg heeft dat er altijd een koppeling blijft bestaan met de
"base country"van een expat en deze zodoende ook altijd een vangnet heeft om naar terug te keren, nog los van het feit dat het zo kan zijn dat een expat na een assignment in een
"host country", eerst een assignment in een andere
"host country"gaat doen. Door de werking van dit systeem is het bestaan van twee gelijktijdige dienstverbanden binnen het concern uitgesloten en blijft de koppeling met de
"base country"van een expat altijd in stand. Het is voor de kantonrechter voldoende duidelijk geworden dat expats om die reden altijd de bescherming van een gegarandeerde terugkeer naar hun
"base country"hebben waar zij aanspraak kunnen maken op een vervangend dienstverband dan wel de daar geldende afvloeiingsregeling.
5.3.
Dat [verzoeker] geen deel uitmaakte van dit expat systeem, dan wel als zogenaamde
"local plus"medewerker moet worden beschouwd, zoals door hem betoogd, gaat naar het oordeel van de kantonrechter alleen al niet op nu door hem niet gemotiveerd is betwist dat deze
"local plus"regeling, in 2008 vervangen is door de LNN regeling als gevolg waarvan "
local plus expats"wereldwijd
"LNN-expats"zijn geworden, zoals door NAM gesteld. Nu verder in zijn aanstellingsbrief van 16 februari 2007 specifiek staat benoemd dat [verzoeker] als expat werkzaam zal gaan en [verzoeker] - los van zijn stelling dat hij geen
"house allowance"ontving - niet gemotiveerd heeft betwist dat hij gedurende zijn dienstverband van de overige door NAM benoemde positieve (financiële) extra's en zekerheden heeft geprofiteerd waar expats recht op hebben en lokale werknemers niet, gaat de kantonrechter er bij zijn beoordeling van uit dat [verzoeker] zijn werkzaamheden als expat verrichtte en zodoende onder voornoemd systeem viel. Dat [verzoeker] zou zijn aangenomen op dezelfde voorwaarden als lokaal personeel en het bij hem niet om een tijdelijke internationale uitzending ging, blijkt daaruit niet. De in de aanstellingsbrief opgenomen zin dat [verzoeker] is aangenomen
"on terms and conditions applicable to local staff"maakt naar het oordeel van de kantonrechter in het licht van het voorgaande ook niet dat hiermee gezegd kan worden dat [verzoeker] zonder meer gelijk is te stellen met een lokale werknemer. Dit temeer nu in de aanstellingsbrief van [verzoeker] tevens duidelijk staat vermeld dat Engeland zijn
"base country"blijft. Dat [verzoeker] feitelijk niet terug wil keren naar Engeland, zoals door hem ook opgemerkt, maakt evenmin dat hij om die reden ook niet als een expat kan worden aangemerkt en geen deel uitmaakt van voornoemd beschreven expat roulatiesysteem.
vervulling van de ontbindende voorwaarde
5.4.
Uitgaande derhalve van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst tussen NAM en [verzoeker] , dient de kantonrechter vervolgens te beoordelen of deze ontbindende voorwaarde door het aangaan van een arbeidsovereenkomst door [verzoeker] bij Shell UK ook in vervulling is gegaan. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de door NAM weergegeven feitelijke situatie omtrent de repatriëring van [verzoeker] voldoende duidelijk dat hiervan sprake is en hij (in het begin) ook mee heeft gewerkt aan zijn repatriëring naar Engeland. De erkenning van [verzoeker] dat hij in beginsel ook deze intentie had, strookt hiermee. Vast staat in dit verband onder meer dat [verzoeker] niet in bezwaar is gegaan na ontvangst van de mededelingen omtrent zijn repatriëring, hij zelf contact heeft gezocht met de HR-afdeling in Engeland, [verzoeker] binnen de Shell Groep heeft gecommuniceerd dat hij NAM zou verlaten en per 1 februari 2017 naar Engeland terug zou keren, hij zich niet heeft verzet tegen plaatsing op de payroll van Shell UK per
1 februari 2017 en tegen de door Shell UK gemaakte wijzigingen in zijn
"Shell People omgeving"en de codering van zijn e-mailadres van NAM naar Shell UK, hij Shell UK als werkgever invulde op pensioenformulieren, hij - zoals hij heeft gesteld - naar Engeland is geweest om onder meer een bankrekening te openen en Shell UK vanaf februari 2017 ook als werkgever op de loonstroken van [verzoeker] staat vermeld. Anders dan [verzoeker] blijkt naar het oordeel van de kantonrechter uit deze feitelijke gang van zaken genoegzaam dat [verzoeker] heeft ingestemd met zijn repatriëring naar Engeland en er wilsovereenstemming over was dat hij per 1 februari 2017 in dienst was bij Shell UK. Dat [verzoeker] uiteindelijk geen feitelijke werkzaamheden voor deze entiteit heeft verricht, maakt dat - ook in het licht van de sinds 2016 ingezette wereldwijde reorganisatie - niet anders. Temeer nu vast staat dat [verzoeker] vanuit Shell UK wel via het MOR-proces en outplacement naar een ander werk heeft gezocht.
5.5.
Het voorgaande leidt er naar het oordeel van de kantonrechter toe dat door het aangaan van een arbeidsovereenkomst met Shell UK de ontbindende voorwaarde van artikel 12 sub c in de arbeidsovereenkomst met NAM per die datum in vervulling is gegaan. Dat de arbeidsovereenkomst met Shell UK niet schriftelijk is vastgelegd, leidt voor de kantonrechter niet tot een ander oordeel en maakt niet dat de arbeidsovereenkomst om die reden ook niet tot stand is gekomen. Onvoldoende gemotiveerd betwist is in dit verband dat een arbeidsovereenkomst ook in het Verenigd Koninkrijk door aanbod en aanvaarding ontstaat. Onder verwijzing naar voorgaande overwegingen leidt de kantonrechter uit de feitelijke gang van zaken omtrent de repatriëring van [verzoeker] af dat van een dergelijke aanvaarding bij [verzoeker] sprake was.
De door [verzoeker] gemaakte verwijzing naar artikel 7:670b BW en zijn stelling dat een arbeidsovereenkomst op grond van het Nederlands recht slechts schriftelijk kan eindigen, gaat evenmin op nu het de kantonrechter uit de wetsgeschiedenis (
vgl. Kamerstukken II 2013-2014, 33818,3, 7 en 8) behorende bij die bepaling voldoende duidelijk is geworden dat dit artikel niet ziet op een situatie als onderhavige wanneer sprake is van een ontbindende voorwaarde, maar enkel op de situatie dat sprake is van een tussen partijen opgemaakte
(beëindigings)overeenkomst waarin zij met wederzijds goedvinden een tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst willen beëindigen. Vast staat dat van een dergelijke situatie in dit geval geen sprake is geweest. Dat de met Shell UK aangegane arbeidsovereenkomst slechts is aangegaan met het doel om de tussen [verzoeker] met NAM bestaande arbeidsovereenkomst te beëindigen, zoals door [verzoeker] opgemerkt, maakt dit niet anders en leidt niet tot de conclusie dat daarmee sprake is van een situatie zoals beschreven in artikel 7:670b BW.
rechtsgeldigheid van de ontbindende voorwaarde
5.6. [
verzoeker] heeft ten slotte in twijfel gebracht of een ontbindende voorwaarde nog geldig is onder de Wet Werk en Zekerheid (WWZ). Los van het feit dat [verzoeker] gelijk heeft dat het arbeidsrecht sinds de inwerkingtreding van de WWZ op 1 juli 2015 ingrijpend is gewijzigd, heeft NAM naar het oordeel van de kantonrechter terecht heeft gesteld dat dit in beginsel geen wijziging heeft gebracht voor de situatie omtrent de geldigheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst. Hoewel aan [verzoeker] kan worden toegegeven dat dit punt in de literatuur en de jurisprudentie nog niet geheel is uitgekristalliseerd, volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit de wetsgeschiedenis bij de totstandkoming van de WWZ niet dat de wetgever op dit punt een wijziging heeft beoogd vast te stellen. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst net als voor de inwerkingtreding van de WWZ beperkt is toegestaan. Op grond van vaste jurisprudentie (
HR 6 maart 1992, NJ 1992, 509: Mungra-Arrest) heeft derhalve nog steeds te gelden dat een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst wordt aanvaard mits deze verenigbaar is met het ontslagstelsel, de vervulling daarvan objectief wordt bepaald en er na de vervulling van de voorwaarde geen invulling meer kan worden gegeven aan de arbeidsovereenkomst.
5.7.
Onder verwijzing naar voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat voldoende duidelijk is geworden dat aan deze voorwaarden is voldaan. De ontbindende voorwaarde is zo'n
tien jaar, zo niet nog veel langer, geleden aangegaan door partijen. Door de werking van het "expatsysteem" is het bestaan van twee gelijktijdige dienstverbanden binnen het concern uitgesloten en blijft de koppeling met de
"base country"van een expat altijd in stand. De achterliggende gedachte is om zowel ten gunste van het concern als ten gunste van de werknemer het binnen het concern bekende roulatiesysteem te doen werken. Het is op voorhand bezien profijtelijk voor beide partijen, niet in de laatste plaats ook voor [verzoeker] omdat het voor hem als expat aanzienlijke financiële voordelen heeft gebracht. Het systeem van een ontbindende voorwaarde leidt ertoe dat er geen opzegging meer nodig is. De kantonrechter ziet niet in dat en waarom de ontbindende voorwaarde tegen de achtergrond van het expatsysteem onverenigbaar zou zijn met het stelsel van ontslagrecht. Het systeem is zoals overwogen op voorhand profijtelijk voor zowel werknemer als werkgever. Dat thans na ommekomst van vele jaren waarin [verzoeker] de vruchten heeft geplukt van dit systeem het hem niet convenieert dat de ontbindende voorwaarde in vervulling gaat, maakt niet dat het aangaan van dan wel het in vervulling gaan van de ontbindende voorwaarde intreden niet verenigbaar zou zijn met het stelsel van ontslagrecht. De ontbindende voorwaarde moet niet opgevat worden als een voorwaarde die inhoudt dat als er geen werk meer is voor de werknemer de voorwaarde daarmee vervuld is. Daarvoor zou een ontslagvergunning bij het UWV gevraagd moeten worden. Dit is niet aan de orde omdat de voorwaarde behelst dat als de werknemer elders in het concern gaat werken, de arbeidsovereenkomst met de werkgever in de
"host country"zal worden beëindigd. Er is afgesproken dat eerst in de
"base country"gekeken zal worden naar de mogelijkheid van werk. Dat is inherent aan het wereldwijde systeem.
Vast staat dat Shell UK zich ingespannen heeft om via dit systeem werk te vinden voor [verzoeker] (r.o. 2.13). Hiermee heeft zowel de werkgever als de werknemer op voorhand ingestemd. De voorliggende arbeidsovereenkomst is niet te duiden als een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of voor onbepaalde tijd. De in de wet genoemde wijzen van beëindiging zijn niet aan de orde. Partijen hebben daarin op voorhand en om hen moverende redenen zelf voorzien en dat is onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Daarmee is niet het ontslagrecht omzeild maar juist een systeem in het leven geroepen waarmee een recht, zogezegd een vangnet, werd gecreëerd te bescherming van de werknemer. Deze bescherming behelst een gegarandeerde terugkeer naar de
"base country"waar expats aanspraak kunnen maken op een vervangend dienstverband dan wel de daar geldende afvloeiingsregeling. De omstandigheid dat deze naar nu blijkt minder riant is dan waarop [verzoeker] kennelijk rekende doet hieraan niet af.
Nu het voor de kantonrechter verder voldoende duidelijk is geworden dat het overtollig raken door [verzoeker] te wijten is aan de wereldwijde ingezette reorganisatie binnen de Shell Groep, is de kantonrechter van oordeel dat de vervulling van de voorwaarde objectief is bepaald. Gelet op de niet in geschil zijnde oorzaak van de reorganisatie - te weten de ontstane lage olie-en gasprijzen en de als gevolg daarvan repatriëring van [verzoeker] naar Engeland, is het vervullen van de voorwaarde daarmee niet afhankelijk van de wil van NAM. De kantonrechter merkt hierbij op dat voor zover NAM wel belang bij het vervullen van de voorwaarde zou hebben en zij deze om die reden teweeg heeft gebracht, zoals verwoord in artikel 6:23 lid 2 BW, de redelijkheid en billijkheid er voor de kantonrechter in het licht van de voorgaande besproken werking van het expatsysteem niet toe leiden dat de voorwaarde als niet vervuld dient te worden beschouwd. Nu het binnen de Shell groep gebruikte expatsysteem tot gevolg heeft dat het niet mogelijk is dat er twee dienstverbanden naast elkaar bestaan, is het naar het oordeel van de kantonrechter ten slotte voldoende duidelijk geworden dat aan laatste voornoemde uit de jurisprudentie volgende voorwaarde is voldaan en er na vervulling van de voorwaarde opgenomen in artikel 12 sub c van de arbeidsovereenkomst geen invulling meer kan worden gegeven aan de arbeidsovereenkomst die [verzoeker] bij NAM had.
De kantonrechter concludeert dan ook dat de in de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] opgenomen ontbindende voorwaarde naar zijn oordeel rechtsgeldig is.
conclusie
5.8.
Nu de kantonrechter in voorgaande overwegingen heeft geoordeeld dat artikel 12 sub c van de arbeidsovereenkomst een rechtsgeldige ontbindende voorwaarde bevat en deze door de repatriëring van [verzoeker] en het aangaan van een arbeidsovereenkomst bij Shell UK per 1 februari 2017 in vervulling is gegaan, leidt dit ertoe dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] bij NAM per 1 februari 2017 van rechtswege is beëindigd. Dit heeft tot gevolg dat de verzoeken van [verzoeker] strekkende tot vernietiging van de opzegging c.q. betaling van de billijke vergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging zullen worden afgewezen. Vanwege de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van rechtswege is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW en geen grond voor de in verband daarmee verzochte vernietiging dan wel vergoedingen. Gezien de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen NAM en [verzoeker] per 1 februari 2017 van rechtswege is evenmin grond voor toewijzing van de door [verzoeker] verzochte verklaringen voor recht en schadeloosstelling. Nu daarnaast vast staat dat NAM [verzoeker] zijn salaris tot het einde van de arbeidsovereenkomst heeft betaald en hem een eindafrekening heeft gezonden, zal de kantonrechter de door [verzoeker] verzochte doorbetaling van zijn loon tezamen met de daarmee in verband staande verzoeken ook afwijzen.
5.9.
De kantonrechter ziet evenmin aanleiding voor het toekennen van een transitievergoeding aan [verzoeker] . Geen van de in de wet genoemde gronden voor de verschuldigdheid van de transitievergoeding is aan de orde. Hoewel in artikel 7:673 lid 1 sub a onder 3 BW staat vermeld dat een werknemer recht heeft op een transitievergoeding indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet, volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit de overige bewoordingen in dit artikel en de wetgeschiedenis (
vgl. Kamerstukken II 2013-2014, 33818, 3) dat deze bepaling uitsluitend ziet op de niet-voortzetting van een tijdelijke arbeidsovereenkomst na twee jaar en niet op een situatie als onderhavige. Dit heeft tot gevolg dat [verzoeker] geen aanspraak kan maken op een transitievergoeding.
5.10.
Gezien bovenstaande uitkomst, laat de kantonrechter hetgeen partijen ter onderbouwing van hun overige standpunten hebben aangevoerd in deze beschikking onbesproken.
5.11.
Omdat [verzoeker] ongelijk krijgt, komen de proceskosten voor zijn rekening. Deze worden tot op heden aan de zijde van NAM vastgesteld op € 600,00 wegens salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
6.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de NAM vastgesteld op € 600,00;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven te Assen en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2017 door mr. C.J.R. de Locht, kantonrechter.
c: 368/ie