ECLI:NL:RBNNE:2017:4759

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
18/730505-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en rijden onder invloed met een tractor

Op 12 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en het rijden onder invloed met een tractor. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 17 september 2016, waarbij de verdachte met zijn tractor op een vrijwilliger van een festival in [pleegplaats] inreed, waardoor deze moest opzij springen. De verdachte had op dat moment een te hoog alcoholgehalte in zijn adem. Tijdens de zitting op 28 november 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij de verkeersregelaar had gezien, maar ontkende op hem te zijn ingereden. Hij bekende wel dat hij onder invloed van alcohol had gereden. De officier van justitie eiste een veroordeling op basis van de aangiftes en getuigenverklaringen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedrag de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de vrijwilliger had aanvaard. De rechtbank achtte zowel de poging tot zware mishandeling als het rijden onder invloed wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, een geldboete van € 950,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 365 dagen. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen relevante strafdocumentatie had. De uitspraak benadrukte de ernst van het gedrag van de verdachte, dat niet alleen de veiligheid van het slachtoffer in gevaar bracht, maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/730505-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 november 2017.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 september 2016 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
(te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met zijn, verdachtes, tractor, althans zijn voertuig, met
relatief hoge snelheid, althans (vol) gas gevend, is ingereden op die [slachtoffer]
, althans in de richting van die [slachtoffer] heeft gestuurd, waardoor
voornoemde [slachtoffer] opzij moest springen/gaan, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 september 2016 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf, een persoon, (te weten [slachtoffer] ), heeft bedreigd met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zijn, verdachtes, tractor,
althans zijn voertuig, op [slachtoffer] ingereden, althans in de richting van
die [slachtoffer] gestuurd, waardoor voornoemde [slachtoffer] opzij moest
springen/gaan;
2.
hij op of omstreeks 17 september 2016 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf,
als bestuurder van een voertuig, (tractor), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn
adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder
a van de Wegenverkeerswet 1994, 790 microgram, in elk geval hoger dan 220
microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het 1 primair en 2 ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft daartoe verwezen naar de aangiftes die zijn gedaan, de diverse (getuigen)verklaringen, de processen-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte.
Standpunt van verdachte
Verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde verklaard, dat hij de verkeersregelaar heeft gezien, maar dat hij niet met de tractor op hem is ingereden. Verdachte bekent onder 2 ten laste gelegde, het rijden op een tractor na gebruik van te veel alcoholhoudende drank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het
onder 1 primairhet volgende.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte met een relatief hoge snelheid met een tractor in de richting van aangever [slachtoffer] heeft gestuurd, waardoor deze opzij moest springen. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen en in het bijzonder gelet op het gewicht van de door hem bestuurde tractor, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht aan aangever. Het onder 1 primair tenlastegelegde is in dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht het
onder 2ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte, een proces-bevindingen en het resultaat van het ademonderzoek.
De rechtbank past ten aanzien van het bewezenverklaarde feit 1 primair de volgende
bewijsmiddelentoe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 november 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik reed op 17 september 2016 op mijn blauwe tractor op het oldtimerfestivalterrein in [pleegplaats] . We moesten van een verkeersregelaar naar links, maar ik reed op mijn tractor naar rechts.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 september 2016, opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016267387, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 17 september 2016 was ik vrijwilliger bij de Truckshow [pleegplaats] . Ik zag een oldtimer blauwe tractor bij de ingang van het evenemententerrein rijden. Ik wilde hem aanspreken. Ik zag dat de blauwe tractor recht op mij afkwam. Ik moest aan de kant springen om er voor te zorgen dat hij mij niet aanreed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2016, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Ik zag twee trekkers aankomen rijden. Ik zag dat [slachtoffer] opzij sprong, omdat de trekkers de bocht door kwamen, waar [slachtoffer] stond opgesteld als verkeersregelaar. De blauwe trekker kwam als eerste de bocht om. De trekkers reden vrij dicht langs hem.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit 2 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2016, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant];
3. een ademanalyseformulier, opgenomen op pagina 78 van voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 september 2016 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met zijn, verdachtes, tractor, met
relatief hoge snelheid is ingereden op die [slachtoffer] , waardoor voornoemde [slachtoffer] opzij moest springen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 september 2016 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf, als bestuurder van een voertuig, (tractor), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 790 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
1. primair: poging tot zware mishandeling;
2.: Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a. van de
Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, een geldboete van € 950,--, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorijtuigen te besturen voor de duur van 365 dagen, waarvan 338 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Op deze rijontzegging dient de tijd in mindering worden gebracht gedurende welke het rijbewijs reeds ingehouden is geweest.
Standpunt van verdachte
Verdachte heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen omdat dan zijn werk in gevaar komt. Daarnaast heeft hij verzocht om een termijnbetaling te bepalen, indien er een geldboete mocht worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte voorlichtingsrapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen verdachte heeft aangevoerd.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 17 september 2016 met zijn oldtimer tractor naar het Oldtimerfestival te [pleegplaats] gegaan. Hij heeft daar een grote hoeveelheid bier gedronken. Hij is vervolgens met zijn tractor naar het festivalterrein van Truckfestival gereden Hij heeft op een gegeven moment met een relatief hoge snelheid met zijn tractor in de richting van een vrijwilliger van het festival, [slachtoffer] , gestuurd. Daarna is verdachte -in beschonken toestand- met zijn tractor via de openbare weg richting zijn woonplaats gereden. Bij een onderzoek bleek verdachte 790 microgram alcohol per liter in zijn uitgeademde lucht te hebben.
De rechtbank rekent verdachte deze gevaarzettende handelwijze in ernstige mate aan. Door met een tractor op eerdergenoemde manier te rijden kon aan [slachtoffer] voornoemd zwaar lichamelijk letsel worden toegebracht. Daarnaast wordt de verkeerveiligheid door het rijden op een tractor na een grote alcoholinname in hoge mate in gevaar gebracht.
De rechtbank heeft als positieve omstandigheden in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie geen voor deze strafzaak relevante documentatie heeft en zijn persoonlijke situatie geen zorgen baart.
De rechtbank is op grond van bovenstaande omstandigheden en overwegingen van oordeel, dat het opleggen van een werkstraf en een geldboete, zoals door de officier van justitie is gevorderd, rechtdoet aan de strafbare feiten. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.
Daarnaast zal aan verdachte als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd. In de gegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte onevenredig zwaar in zijn belangen zou worden getroffen door een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat zij zal volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd waarop verdachtes rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24a, 24c, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren taakstraf uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 950,00(zegge: NEGENHONDERD EN VIJFTIG euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 19 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de veroordeelde het bedrag van de geldboete mag voldoen in 10 gedeelten van € 95,00. Stelt de termijn voor de betaling van het tweede en de volgende gedeelten op één maand.
Ten aanzien van feit 2 voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van 365 dagen.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 338 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter,
mr. E.C.M. Wolfert en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2017.
Mr. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.