In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 9 november 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen A en B. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk opgelegd bij beschikking van 11 november 2016 en zou op 11 november 2017 aflopen. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar. Door een serie wrakingsverzoeken van de gemachtigde van de moeder, H. Zijlstra, was het echter niet mogelijk om het verzoek tijdig ter zitting te behandelen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van A en B met zes weken te verlengen, tot 23 december 2017, om zo tijd te geven voor een inhoudelijke behandeling van het verzoek.
De zaak kende meerdere wrakingsverzoeken gericht tegen de rechters die de zaak behandelden, waaronder mr. T.M.L. Veen en mr. W.P. Claus. De wrakingskamer heeft deze verzoeken niet-ontvankelijk verklaard en geoordeeld dat de heer Zijlstra misbruik maakte van het wrakingsinstrument. De kinderrechter heeft de beslissing op het verzoek van de GI voor het overige aangehouden, wat betekent dat de zaak op een later moment opnieuw zal worden behandeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de verlenging van de ondertoezichtstelling direct van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.