ECLI:NL:RBNNE:2017:464

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
18/930239-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting met vervalste geschriften en gebruikmaking van valse identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door gebruik te maken van vervalste geschriften. De verdachte heeft zich voorgedaan als bewindvoerder van het slachtoffer en heeft valse documenten naar de werkgever van het slachtoffer gestuurd om te bewijzen dat het loonbeslag was opgeheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 13 mei 2013 tot en met 30 mei 2013, in de gemeente Almelo, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, de werkgever heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 1040 euro. De verdediging heeft betoogd dat het niet uitgesloten kan worden dat het slachtoffer zelf de feiten heeft gepleegd, maar dit verweer is door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/930239-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 januari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 17 januari 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. A.P. Drosten, advocaat te Enschede, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman.

De tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2013 tot en met 30 mei 2013, in de gemeente Almelo, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
GGN Mastering Credit (GGN Tijhuis & Partners, incasso & gerechtsdeurwaarders) en/of [werkgever slachtoffer] (werkgever van [slachtoffer] )
heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 1040,= euro), in elk geval van enig goed en/of geldbedrag,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- voorgewend dat [slachtoffer] onder beschermingsbewind stond en derhalve loonbeslag was komen te vervallen, en/of
- zich uitgegeven als bewindvoerder en/of een aantal vervalste stukken ter adstructie van de stelling dat [slachtoffer] onder bewind stond aan de werkgever gemaild,
waardoor GGN Mastering Credit en/of [werkgever slachtoffer] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2013 tot en met 30 mei 2013, in de gemeente Almelo, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
- brief van Beschermingsbewind Oost Nederland, en/of
- brief namens Beschermingsbewind en voor akkoord namens de beslaglegger GGN Mastering Crediet (GGN Tijhuis & Partners), en/of
- brief van de Rechtbank Overijssel (Almelo/ de Rechtspraak),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemde brief/brieven is/zijn toegezonden aan de werkgever van [slachtoffer] teneinde te bewijzen dat hij onder bewind was gesteld en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- de brief/brieven niet was/waren opgemaakt op/overeenkomstig het officiële briefpapier en/of gebruik was gemaakt van het bedrijfslogo van Beschermingsbewind Oost Nederland en/of GGN Mastering Credit (GGN Tijhuis & Partners) en/of de Rechtbank Overijssel (Almelo/ de Rechtspraak), en/of
- de vermelde/genoemde perso(o)n(en) in de brief/brieven deze zelf niet heeft/hebben opgemaakt en/of ondertekend, en/of
- de vermelde/genoemde perso(o)n(en) in de brief van Beschermingsbewind Oost Nederland niet werkzaam is/zijn bij Beschermingsbewind Oost Nederland;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij verwijst daartoe naar de aangifte van [aangeefster1] namens Beschermingsbewind Oost Nederland, de aangifte van [aangeefster2] namens GGN Mastering Credit te Almelo, de aangifte van [aangeefster 3] , de verklaring van getuige [getuige] , werkzaam op de financiële administratie bij [werkgever slachtoffer] en de verklaring van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven, kort en zakelijk weergegeven, dat verdachte van meet af aan heeft ontkend deze feiten te hebben gepleegd en dat de door de officier van justitie aangehaalde bewijsmiddelen de mogelijkheid open laten dat [slachtoffer] zelf de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 2] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende op pagina 35 de aangifte van [aangeefster1] namens Beschermingsbewind Oost Nederland, kort en zakelijk weergegeven:
Aangeefster [naam] verklaart dat een tweetal brieven zijn opgemaakt op naam van [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , waarbij het bedrijfslogo en de naam en handtekening van een medewerkster van Beschermingsbewind Oost Nederland zijn gebruikt. Strekking van de brieven is dat [slachtoffer] met ingang van 3 mei 2013 onder bewind zou staan van Beschermingsbewind Oost Nederland en dat alle beslagleggingen op zijn loon dienen te vervallen. Aangeefster [naam] verklaart dat een brief is ondertekend door medewerkster [medewerker] , echter [medewerker] heeft de betreffende brief nooit opgemaakt, gezien dan wel ondertekend. De tweede brief is ondertekend door mevrouw [naam] , directeur/juridisch van Beschermingsbewind Oost Nederland.
Aangeefster [naam] verklaart dat er niemand werkzaam is bij Beschermingbewind Oost Nederland met deze naam. [slachtoffer] is geen cliënt van Beschermingsbewind Oost Nederland.
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 2] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende op pagina 52 de aangifte van [aangeefster2] namens GGN Mastering Credit te Almelo, kort en zakelijk weergegeven:
Aangeefster [aangeefster2] verklaart dat GGN Tijhuis & partners in opdracht van hun crediteuren beslag hebben gelegd op het loon van [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 1978, wonende [straatnaam] te [woonplaats] . Aangeefster verklaart dat [slachtoffer] valselijk brieven heeft opgemaakt of heeft laten maken waardoor hij zijn werkgever, [werkgever slachtoffer] , heeft doen laten geloven dat het loonbeslag was opgegeven. Hierdoor heeft de werkgever van [slachtoffer] het loon en vakantiegeld overgemaakt aan [slachtoffer] , die geen recht op dit geld had in verband met het loonbeslag. Aangeefster [aangeefster2] verklaart dat zij, doordat het loon en vakantiegeld uitgekeerd is aan [slachtoffer] , niet hun werk hebben kunnen volbrengen en het geld voor hun opdrachtgevers niet hebben kunnen incasseren. Aangeefster verklaart dat het om en nabij de 1060 euro gaat. Aangeefster verklaart dat de brief welke afkomstig zou zijn van Beschermingbewind Oost Nederland en GGN Tijhuis & partners door niemand van hun kantoor ooit is gezien dan wel is ondertekend.
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 1] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende op pagina 77 de aangifte van [aangeefster 3] , kort en zakelijk weergegeven:
Aangeefster verklaart dat zij op 28 mei 2013 een e-mailbericht heeft ontvangen van mevrouw [aangeefster2] van GGN Tijhuis & partners. Als bijlage bij dit e-mailbericht zat onder andere een document voorzien van het rechtspraaklogo, gedagtekend 21 mei 2013 en aangeduid als "verzoek besluit rechtbank". Aangeefster verklaart dat de strekking van het document is dat een heer [slachtoffer] is toegelaten tot de Wettelijk Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) en dat daarmee alle gelegde beslagen zijn vervallen. Aangeefster verklaart dat het document met haar naam is ondertekend maar dat het niet haar handtekening is. Aangeefster verklaart de heer [slachtoffer] niet te kennen, evenmin is hij door de rechtbank Overijssel toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 1] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende de bij voornoemde aangiftes gevoede bijlagen:
* op pagina 42 de brief van 13 mei 2013 met logo van de Rechtspraak en logo van Beschermingsbewind Oost-Nederland, ondertekend door [naam] (Directie/Juridisch afdeling) en [naam] (Bewindvoerder);
* op pagina 44 de brief van 22 mei 2013 met logo van de Rechtspraak en logo van Beschermingsbewind Oost-Nederland, ondertekend door [naam] (BON-Directeur/Juridisch) en voor akkoord getekend door GGN Mastering Credit;
* op pagina 46 de brief van 21 mei 2013 met logo van de Rechtspraak en logo van Beschermingsbewind Oost-Nederland, ondertekend door [aangeefster 3] (Lid van genoemde kamer) Rechtbank Oost-Nederland.
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 2] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende op pagina 79 de verklaring van getuige [getuige] :
[naam] verklaart, kort en zakelijk weergegeven, dat hij werkzaam is op de financiële
administratie bij Van Merksteijn Steel Netherlands B.V. te Almelo. Getuige [naam] verklaart dat [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 1978, wonende aan de [straatnaam] te [woonplaats] tot 30 april 2013 bij hen werkzaam is geweest. Sinds 31 augustus 2012 is beslag gelegd op het loon van [slachtoffer] door GGN Tijhuis en Partners. Toen [slachtoffer] op 30 april 2013 uit dienst ging had hij nog recht op uitbetaling van zijn vakantiegeld en vakantiedagen, in totaal 1040 euro. Dit gehele bedrag zou moeten worden overgemaakt aan GGN Tijhuis en Partners.
Getuige [naam] verklaart dat hij in de periode van 17 mei 2013 tot en met 22 mei 2013 drie e-mails heeft ontvangen vanaf het e-mailadres [emailadres] en tweemaal gebeld is vanaf het mobiele nummer 06- [nummer 2] . De gebruiker van het mobiele nummer 06- [nummer 2] gaf zich uit als zijnde [naam] van Beschermingsbewind Oost Nederland en bewindsvoerder van [slachtoffer] . Strekking van de e-mailberichten en telefoongesprekken is dat [slachtoffer] vanaf 3 mei 2013 onder bewind is gesteld en dat [slachtoffer] zijn eigen geldzaken weer zou regelen onder toezicht van zijn bewindvoerder. Via de mail heeft getuige [naam] drie documenten ontvangen waaruit blijkt dat [slachtoffer] per 3 mei 2013 onder bewind is gesteld. Op 22 mei 2013 is er door [werkgever slachtoffer] 1040 euro overgemaakt ten gunste van [slachtoffer] op het hen bekende bankrekeningnummer [nummer 2] .
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 2] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende op pagina 14 de verklaring van [slachtoffer] :
[slachtoffer] verklaart, kort en zakelijk weergegeven, dat zijn ex-vriendin, [verdachte] , al zijn administratie regelt. Verdachte verklaart dat er sinds september 2012 beslag is gelegd op zijn loon. Verdachte verklaart op 22 mei 2013 1000 euro aan vakantiegeld van [werkgever slachtoffer] te hebben ontvangen op zijn rekening. Verdachte verklaart niet te hebben geweten geen recht te hebben op het vakantiegeld. Verdachte verklaart dat [verdachte] contact heeft gehad over het vakantiegeld met iemand van P&O bij [werkgever slachtoffer] .
Verdachte verklaart niet onder bewindvoering te staan en geen brief te hebben ontvangen van een rechter of de rechtbank. Verdachte [slachtoffer] ontkent de handtekeningen te hebben geplaatst onder de brieven.
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 2] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende op pagina 94 NAW gegevens verkregen naar aanleiding van een vordering verstrekking gebruikersgegevens ex artikel 126na, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het mobiele nummer 06- [nummer 2] betreft een pre-paid van Lebara op naam van [naam] wonende [straatnaam] [woonplaats] .
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 2] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende op pagina 102 verkeersgegevens internet verkregen naar aanleiding van een vordering ex artikel 126n Wetboek van Strafvordering gericht aan Microsoft Corporation te Redmond U.S.A. inzake het e-mailadres [emailadres] en de historische verkeersgegevens in de periode 21 mei tot en met 22 mei 2013.
Uit de ontvangen informatie van Microsoft Corporation blijkt dat de geregistreerde gebruikersinformatie bij het e-mailadres [emailadres] als volgt luidt:
Voornaam: [naam] ,
Postcode: [postcode]
Land: Nederland
Geregistreerd vanaf IP [nummer 2]
Datum registratie 30-5-2013 02.15.58 AM
Datum van aanmaak e-mailadres is 24 januari 2013 met de geregistreerde persoonlijke
informatie:
Voornaam: [naam]
Achternaam:
Geslacht: Vrouw
Geboortedatum: [geboortedatum]
Land: Nederland
Postcode: [postcode]
De beschikbare IP connecties zijn:
08-02-2013 22:38:47 uur van ip-adres [nummer 2]
30-05-2013 02:15:58 uur van ip-adres [nummer 2]
30-05-2013 09:06:34 uur van ip-adres [nummer 2]
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 2] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende op pagina 107 gebruikersgegevens internet verkregen naar aanleiding van een vordering ex artikel 126n Wetboek van Strafvordering gericht aan Online Breedband B.V..
Uit de ontvangen informatie van T-mobile blijkt dat in de periode van 2 februari 2013 tot en met 30 mei 2013 het ip-adres [nummer 2] behoort bij de NAW gegevens van:
E-mailadres: [emailadres]
Naam: [naam]
Straat: [straatnaam] , [woonplaats] .
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Twente met registratienummer [nummer 2] , opgemaakt en gesloten op 19 augustus 2014, inhoudende op pagina 28 als verklaring van verdachte, afgelegd op 28 mei 2014:
Omstreeks 2012 heb ik mijn achternaam veranderd van [naam] in [naam] . Mijn geboortedatum is [geboortedatum] 1989. Ik ben geboren in [geboorteplaats] . Ik woon nu aan de [straatnaam] te [woonplaats] .
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en onder 2 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Het verweer van de verdediging dat niet uitgesloten kan worden dat [slachtoffer] de ten laste gelegde feiten zelf heeft gepleegd, wordt door de rechtbank verworpen. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario past niet bij de situatie zoals die volgt uit voornoemde bewijsmiddelen.
Uit de getuigenverklaring van [getuige] blijkt dat [naam] in de periode van 17 mei 2013 tot en met 22 mei 2013 drie e-mails heeft ontvangen vanaf het e-mailadres [emailadres] en tweemaal gebeld is met het mobiele nummer 06- [nummer 2] van verdachte door een vrouw (in elk geval een vrouwenstem). De eerste keer door iemand die zich [naam] noemde en de tweede keer door iemand die zich mevrouw [naam] noemde. Nu het gebruikte e-mail adres afkomstig is van een IP adres dat is te herleiden tot verdachte [naam] en er (door een vrouw) is gebeld met het telefoonnummer van verdachte, acht de rechtbank het zeer onwaarschijnlijk dat [slachtoffer] zelf heeft gemaild en gebeld. Daar komt bij dat verdachte ten overstaan van de politie heeft verklaard dat zij haar telefoon alleen aan haar vader uitleent en dat zij er dan bij is als hij die gebruikt en dat [slachtoffer] stellig ontkent dat hij de feiten heeft gepleegd.
Daarnaast is het door verdachte opgegeven alibi bij de politie, te weten dat zij ten tijde van het telefoongesprek op dinsdagmorgen 21 mei 2013 aan het werk was bij een cliënte te weten mevrouw [naam] te Almelo, door de politie onderzocht en ondeugdelijk gebleken. Getuige [naam] heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte nooit op dinsdagmorgen bij haar heeft gewerkt en dat verdachte sinds het najaar van 2012 geen werkzaamheden meer heeft verricht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
zij op verschillende tijdstippen in de periode van 13 mei 2013 tot en met 30 mei 2013, in de gemeente Almelo, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[werkgever slachtoffer] (werkgever van [slachtoffer] ) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 1040,= euro),
hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en in strijd met de waarheid
- voorgewend dat [slachtoffer] onder beschermingsbewind stond en derhalve loonbeslag was komen te vervallen, en
- zich uitgegeven als bewindvoerder en een aantal vervalste stukken ter adstructie van de stelling dat [slachtoffer] onder bewind stond aan de werkgever gemaild,
waardoor [werkgever slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij op verschillende tijdstippen in de periode van 13 mei 2013 tot en met 30 mei 2013, in de gemeente Almelo, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste
- brief van Beschermingsbewind Oost Nederland, en
- brief namens Beschermingsbewind en voor akkoord namens de beslaglegger GGN Mastering Credit (GGN Tijhuis & Partners), en
- brief van de Rechtspraak,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemde brieven zijn toegezonden aan de werkgever van [slachtoffer] teneinde te bewijzen dat hij onder bewind was gesteld en bestaande die vervalsing hierin dat
- de brieven niet waren opgemaakt overeenkomstig het officiële briefpapier en gebruik was gemaakt van het bedrijfslogo van Beschermingsbewind Oost Nederland en de Rechtspraak, en
- de vermelde/genoemde perso(o)n(en) in de brieven deze zelf niet hebben opgemaakt en ondertekend, en
- een van de vermelde/genoemde perso(o)n(en) in de brief van Beschermingsbewind Oost Nederland niet werkzaam is bij Beschermingsbewind Oost Nederland.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
oplichting,
strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank een eventueel op te leggen straf zal beperken tot een geheel voorwaardelijke werkstraf, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, het feit dat verdachte first offender is en het tijdsverloop in deze zaak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportage, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting waarbij zij gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften. Dit zijn ernstige feiten en de rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank is echter op grond van het tijdsverloop in deze zaak en het feit dat verdachte geen justitiële documentatie heeft, van oordeel dat in dit geval een werkstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart bewezen dat het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan en stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.

Bepaalt, dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
80 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
20 dagenzal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van
40 dagenzal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, en mrs. H.H.A. Fransen en
S. Zwarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 januari 2017.