ECLI:NL:RBNNE:2017:4639

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
18/920242-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ter zake van winkeldiefstallen

Op 30 november 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee winkeldiefstallen. De verdachte, geboren in 1973 en verblijvende in PI Leeuwarden, werd bijgestaan door advocaat mr. H.J. Pellinkhof, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. L.J. van der Heide. De tenlastelegging betrof diefstal van vlees ter waarde van 52,51 euro en twee blikken bier uit een supermarkt in Assen op 6 september 2017. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde, waarbij camerabeelden en getuigenverklaringen de diefstal bevestigden. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen en legde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaren, gezien de recidive en het gevaar voor de samenleving. De rechtbank weigerde de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, omdat deze niet opportuun werd geacht in het licht van de ISD-maatregel. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14j, 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920242-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/920137-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 november 2017 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 november 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 september 2017, te Assen, althans in de gemeente Assen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt aan de [straatnaam]
heeft weggenomen een hoeveelheid vlees (ter waarde van 52.51 euro), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 6 september 2017, te Assen, althans in de gemeente Assen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt aan de
[straatnaam] heeft weggenomen twee, althans een, blik(ken) bier, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd. Zij acht respectievelijk diefstal in vereniging gepleegd en diefstal bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen, behoudens het medeplegen. Hij heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde dat er sprake is van een tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] gepleegde winkeldiefstal. Uit de aangifte en de camerabeelden blijkt dat verdachte samen met medeverdachte de winkel binnengaat. Verdachte pakt goederen en laadt deze over vanuit zijn winkelmandje in zijn rugzak. [medeverdachte] was hierbij in de buurt en ging voor het mandje staan, kennelijk om het zicht aan de andere klanten te onttrekken. Samen verlaten zij, zonder betaling van de goederen, via de kassa de winkel en vluchten gezamenlijk op een fiets voor het winkelpersoneel. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. De bijdrage van [medeverdachte] aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig belang om de diefstal te voltooien dat er sprake is van medeplegen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde gaat de rechtbank er op grond van de aangifte en de camerabeelden van uit dat verdachte tot tweemaal toe een blik bier heeft gepakt en die in de rugzak heeft gestopt. Niet gebleken is dat hij daarna de blikken bier op enig moment terug heeft geplaatst in de winkel, terwijl verdachte de winkel heeft verlaten, zonder iets bij de kassa te betalen. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde winkeldiefstal heeft gepleegd
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 16 november 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 6 september 2017 in [bedrijf] aan de [straatnaam] in Assen. Ik heb daar zonder betaling een hoeveelheid vlees weggenomen. Tevens was ik die dag bij [bedrijf] aan de [straatnaam] te Assen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2017, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer: PL0100-2017239024, inhoudende als verklaring van [werknemer 1] :
Ik ben werkzaam bij [bedrijf] aan de [straatnaam] te Assen. Op 6 september 2017 zag ik dat er twee mannen langs kassa 3 liepen, zonder iets af te rekenen. Ik zag dat een van beide personen een rugtas droeg. Ik zag dat de tas gewicht had, doordat deze rugtas gevuld leek. Ik sprak beide mannen aan. Ik zag dat de persoon zonder rugtas direct doorliep naar de uitgang. Ik zei tegen de persoon met de rugtas: "ik wil graag weten wat er in je rugtas zit". Ik zag dat hij in een versnelde pas naar de uitgang liep. Nadat hij de winkel verliet zag ik dat hij naar de andere man liep, waarmee hij samen mee de kassa's was gepasseerd. Deze zat op zijn fiets in het winkelcentrum [straatnaam] te wachten. De man met rugtas sprong achterop en zij fietsten weg. Ik heb van de politie foto's doorgestuurd gekregen van de producten die bij hun waren aangetroffen. Ik zag op de foto's dat de goederen afkomstig waren van de [bedrijf] . Op 1 etiket stond zelfs de tekst " [bedrijf]". De totale waarde van het weggenomen vlees betreft 52,51 euro.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2017, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Ik heb de camerabeelden bekeken en zag dat de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] samen de winkel binnen liepen. Ik zag dat [verdachte] een winkelmandje pakte. Vervolgens liepen zij beiden in de richting van de vleesafdeling. Ik zag dat [verdachte] het winkelmandje op de grond zette tegen het schap aan. Ik zag dat [medeverdachte] voor het mandje ging staan. Ik zag dat [verdachte] gebukt voorover stond en dat hij goederen vanuit het winkelmandje overlaadde in zijn rugtas. Beiden lopen kassa drie voorbij en lopen richting de uitgang. Ik zag dat er niet werd betaald.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 september 2017, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik ben samen met [medeverdachte] de [bedrijf] binnen gegaan. We zijn naar de vleesafdeling gelopen en ik heb daar mijn tas volgestopt met pakjes vlees. [medeverdachte] was daar bij me. We zijn vervolgens richting de uitgang gelopen en langs de kassa ' s. Aldaar werden we aangesproken door een man. Hij vroeg ons om te blijven staan en vroeg om in de tas te kijken. Ik heb de tas neergezet en ik zag [medeverdachte] al naar buiten lopen. Ik ben daarna weggelopen de winkel uit en heb de tas meegenomen de winkel uit. Ik ben vervolgens bij [medeverdachte] achterop de fiets gestapt en we zijn weggefietst.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 september 2017, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [werknemer 2] :
Ik ben werkzaam voor de [bedrijf] aan de [straatnaam] in Assen. Op 6 september 2017 kregen wij melding aangaande een winkeldiefstal gepleegd bij de [bedrijf] in de [straatnaam] in Assen waar beelden van waren gemaakt. De beelden werden gedeeld met de vestiging aan de [straatnaam] waarop wij de mannen ook herkenden en onze beelden er naast gingen leggen. Ik zag dat een van de mannen op de beelden bij het bierschap door zijn knieën gaat en 2 keer een blik Gulpener halve liter uit het schap pakt en in zijn rugzak doet. Dan zie ik dat hij de kassa passeert zonder zijn 2 blikken Gulpener bier, af te rekenen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 september 2017, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Wij keken camerabeelden uit naar aanleiding van een gepleegde winkeldiefstal op 6
september 2017 bij de [bedrijf] aan de [straatnaam] te Assen. Te zien is dat verdachte [verdachte] de [bedrijf] binnen loopt. Verdachte plaatst ter hoogte van de bierblikken een rugtas welke hij op zijn rug draagt op de grond. De verdachte gaat op zijn hurken zitten met zijn rug richting de beveiligingscamera. Te zien is dat de hand van de verdachte leeg is en dat deze een blik uit de stelling pakt. Deze handeling is tot tweemaal toe te zien. Te zien is dat de rugtas van de verdachte het dichtst bij de stelling en de verdachte staat. Hierna is zichtbaar dat de verdachte zijn rugtas weer op zijn rug doet en bij de bierblikken weg loopt. De verdachte plaatst op geen enkel moment de blikken ergens anders. Verdachte komt bij de kassa aan. Gedurende de tijd van het pakken van de bierblikken, tot aan de kassa is de verdachte constant in het zicht van de verschillende camera's. Te zien is dat verdachte niets op de transportband van de kassa zet. Vervolgens passeert de verdachte de kassa zonder enige goederen af te rekenen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 september 2017, te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt aan de [straatnaam] heeft weggenomen een hoeveelheid vlees (ter waarde van 52.51 euro), toebehorende aan [bedrijf] ;
2.
hij op 6 september 2017, te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt aan de [straatnaam] heeft weggenomen twee blikken bier, toebehorende aan [bedrijf] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, door twee of meer verenigde personen;
2. diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ook: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel. Er dient aan een gedragsverandering bij verdachte gewerkt te worden teneinde de kans op recidive te verminderen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien er wordt overwogen om een ISD-maatregel op te leggen, gepleit deze voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is niet gemotiveerd voor een behandeling. Hij staat voor plaatsing bij een begeleid woontraject van Limor op een wachtlijst. Plaatsing bij Limor heeft de voorkeur. Tevens kan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal winkeldiefstallen. Het strafblad van de verdachte laat zien dat hij zich al jarenlang schuldig maakt aan vergelijkbare hinderlijke strafbare feiten, voornamelijk gekwalificeerde diefstallen dan wel diefstallen met een geweldscomponent. Recentelijk heeft dit onder meer geleid tot veroordelingen op 17 juli 2017, 29 februari 2016 en 9 juli 2013, waarbij telkens vrijheidsbenemende straffen zijn opgelegd. Het mag duidelijk zijn dat de overlast die de verdachte de samenleving bezorgt groot is.
De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan de door hem begane feiten veelvuldig (tenminste driemaal) ter zake van misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Het bewezen verklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en voorts moet er, mede gelet op de rapportage van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom misdrijven zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waartoe wordt verwezen naar het feit dat de verdachte telkenmale nieuwe strafbare feiten pleegt en de frequente oplegging van vrijheidsstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt.
De rechtbank overweegt dat aan de formele voorwaarden die zijn gesteld voor het opleggen van de maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders is voldaan.
Uit het voorlichtingsrapport van de VNN en het verhoor van een deskundige van de VNN ter terechtzitting blijkt dat het beperkte zelfinzicht, het ingesleten verslavings- en criminele patroon en verdachtes afwijzende houding naar hulpverlenende instanties en de reclassering maken dat de ontvankelijkheid voor begeleiding en behandeling laag is. Binnen het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan de ontvankelijkheid worden vergroot door passende interventies, waardoor recidive kan worden ingeperkt.
Gelet op het voorgaande deelt de rechtbank het standpunt van de VNN en van de officier van justitie dat de noodzakelijke gedragsverandering van de verdachte alleen mogelijk is binnen het kader van een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank acht de door en namens verdachte aangedragen plaatsing van verdachte in Limor niet tot de mogelijkheden behoren, te meer nu plaatsing in Limor -volgens voornoemde deskundige-, niet mogelijk is nu verdachte niet abstinent is van middelengebruik.
Om de ISD-maatregel maximaal effectief te laten zijn, zal deze voor de duur van twee jaar worden opgelegd.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/920137-17

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 17 juli 2017, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek ex artikel 27 Wetboek van strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 1 augustus 2017.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 17 oktober 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier afwijzing van de vordering gevorderd, nu tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf bij een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet opportuun is.
De raadsman heeft tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, nu hij een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet aangewezen vindt.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, nu aan veroordeelde de ISD-maatregel zal worden opgelegd en een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf het traject van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders kan doorkruisen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14j, 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/920137-17:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. H.H.A. Fransen, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2017.