Op 4 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een aanrijding met een voetganger op 27 juni 2016 in Leeuwarden. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. A. de Haan, werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval met schuld, zoals omschreven in artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW). De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte de maximumsnelheid had overschreden, er onvoldoende bewijs was dat zijn rijgedrag zodanig onvoorzichtig was dat dit als schuld kon worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de voetganger voorrang had moeten geven en dat er geen voetgangersoversteekplaats aanwezig was, wat de situatie bemoeilijkte.
De rechtbank achtte echter het subsidiair ten laste gelegde feit, het rijden met een te hoge snelheid en het aanrijden van de voetganger, wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld voor een overtreding van artikel 5 van de WVW, wat resulteerde in een geldboete van € 300,-, te betalen in termijnen. De rechtbank hield rekening met de impact van de aanrijding op zowel het slachtoffer als de verdachte zelf, en besloot geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, gezien de omstandigheden en de kans op recidive. De uitspraak benadrukt de noodzaak om alle omstandigheden van een verkeersincident in overweging te nemen bij het vaststellen van schuld.