ECLI:NL:RBNNE:2017:4630

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
18/830243-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens straatroof door gebrek aan bewijs en niet kunnen horen van getuige

Op 4 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden. De zaak betreft een straatroof die op of omstreeks 16 mei 2017 in Groningen zou hebben plaatsgevonden. De verdachte werd beschuldigd van het met een bivakmuts over het gelaat benaderen van het slachtoffer, het vastpakken en duwen van het slachtoffer, en het maken van stekende bewegingen met een mes. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 14 maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was en dat de aangever niet gehoord kon worden omdat hij onvindbaar was.

Tijdens de zitting op 20 november 2017 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. W. Hendrickx, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. S.E. Eijzenga. De rechtbank oordeelde dat de verdediging niet in de gelegenheid was gesteld om de aangever te ondervragen, wat in strijd is met het ondervragingsrecht zoals neergelegd in artikel 6 lid 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeerde dat er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bij het delict kon ondersteunen, en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

De rechtbank benadrukte dat zelfs als de verklaring van de aangever wel gebruikt zou kunnen worden, er nog steeds geen bewijs zou zijn voor de betrokkenheid van de verdachte, vanwege het ontbreken van steunbewijs. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. F. de Jong als voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M.R.M. Beaumont, en werd openbaar uitgesproken op 4 december 2017.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830243-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 november 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2017, in de gemeente Groningen, op de [straatnaam] , althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met een bivakmuts over het gelaat, althans met bedekt gelaat, op die [slachtoffer] is afgelopen, en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of geduwd, en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer], en/of
- met kracht aan de ketting van die [slachtoffer] heeft getrokken/gerukt, en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op het hoofd en/of in
het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen, althans die [slachtoffer] heeft
geslagen en/of gestompt, en/of
- die [slachtoffer] tegen de knie, althans het lichaam, heeft geschopt/getrapt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen, tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 maanden (met aftrek). Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aangever heeft verklaard dat hij [naam] heeft herkend als degene die de overval heeft gepleegd. Tevens heeft aangever verdachte aangewezen als de dader op een verjaardagsfoto. De persoon die hij op de foto heeft aangewezen heeft grote gelijkenissen met verdachte en verdachte heeft in zijn eerste verhoor bij de politie ook zelf verklaard dat hij de persoon op de foto is. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte ook wel [naam] wordt genoemd.
Aangever heeft voorts verklaard dat hij een verwonding op zijn lip heeft opgelopen tijdens de overval en dat hij zijn bril is verloren op de plaats delict (PD). Door de politie is de bril ook aangetroffen op de PD. Daarnaast is er tussen 15 en 16 mei 2017 contact geweest tussen de telefoon van verdachte en aangever. Uit het aanvullende proces-verbaal betreffende de telefoongegevens blijkt dat de telefoon van verdachte bepaalde telefoonmasten heeft aangestraald waaruit kan worden afgeleid dat verdachte aangever van achter heeft benaderd, hetgeen overeenkomt met de verklaring van aangever. Daarnaast heeft verdachte over diverse zaken erg wisselend en niet consistent verklaard. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij bij zijn tante aan de [straatnaam] in Groningen was op het moment van de straatroof. Dit terwijl er blijkens onderzoek van de politie al jaren geen [straatnaam] meer is in Groningen. Later heeft hij verklaard dat hij aan de [straatnaam] verbleef. Ook over de vraag of hij wel of niet de persoon op de verjaardagsfoto was, heeft verdachte wisselend verklaard. Daarnaast heeft hij wisselend verklaard over of hij al dan niet telefonisch contact met aangever heeft gehad in de periode rond de straatroof. De officier van justitie is van mening dat de verklaringen van verdachte zijn aan te merken als kennelijk leugenachtig.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Naar de mening van de raadsman bevinden zich in het dossier geen verklaringen dan wel andere bewijsmiddelen die de aangifte bevestigen. Aangever is de enige die heeft verklaard dat verdachte degene is geweest die de straatroof heeft gepleegd. De raadsman heeft derhalve in een eerder stadium reeds verzocht om aangever te horen en dit is door de rechtbank destijds toegewezen. Er is getracht om aangever op te sporen, maar aangever is niet gevonden. Door de justitiële autoriteiten dienen echter verregaande inspanningen te worden verricht om de aangever alsnog te vinden. De raadsman is van mening dat de verklaring van aangever, gelet op de Europese jurisprudentie op dit gebied, in het onderhavige geval niet kan worden gebruikt als bewijsmiddel, omdat de verdediging onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om aangever te ondervragen en er in het dossier voorts onvoldoende steunbewijs aanwezig is en aan de verdediging tevens geen compensatie is geboden. Voorgaande is strijdig met het ondervragingsrecht zoals neergelegd in artikel 6 lid 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Gelet op vorenstaande dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, mocht de aangifte wel worden gebruikt voor het bewijs, er zich in het dossier geen steunbewijs bevindt, zodat verdachte ook dan dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Vaststaat dat de verdediging - ondanks inspanningen van de justitiële autoriteiten daartoe - niet in de gelegenheid is geweest om aangever te ondervragen, nu aangever onvindbaar is. Artikel 6 van het EVRM staat, volgens vaste jurisprudentie, in dat geval niet in de weg aan het gebruik tot het bewijs van de verklaring van aangever, mits de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen én dit steunbewijs betrekking heeft op het onderdeel van de belastende verklaring dat door verdachte wordt betwist. De rechtbank is van oordeel dat zich voor de betrokkenheid van verdachte aan het ten laste gelegde in het dossier geen andere bewijsmiddelen bevinden dan de verklaring van aangever. De telefoongegevens die zich in het dossier bevinden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat op grond daarvan de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde kan worden bewezen. Ook het feit dat de bril van aangever op de PD is aangetroffen, verdachte op een verjaardagsfoto door aangever wordt herkend, verdachte ook wel Louis wordt genoemd, dat zijn telefoon zendmasten in de omgeving van de PD aanstraalt rond de tijd dat het delict zou hebben plaatsgevonden en het feit dat verdachte niet consistent heeft verklaard, maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die het ten laste gelegde heeft begaan. Voor het aanstralen van zendmasten heeft verdachte immers verklaard, en zo is ook uit dossier af te leiden, dat hij veelal in die omgeving verblijft. Dit betekent dat alleen de herkenning van aangever dat verdachte degene die hem is heeft beroofd resteert. Nu zich in het dossier geen steunbewijs bevindt dat betrekking heeft op het onderdeel dat verdachte betwist, namelijk dat hij degene is geweest die de straatroof heeft gepleegd, kan de verklaring van aangever dan ook niet voor het bewijs worden gebruikt. De rechtbank verklaart derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat, ook wanneer de aangifte wel voor het bewijs zou kunnen worden gebruikt, uit vorenstaande kan worden afgeleid dat dit evenmin tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zou leiden, wegens het ontbreken van steunbewijs.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. M.R.M. Beaumont, rechters, bijgestaan door mr. E.A.B. de Jong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2017.
Mr. Beaumont is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.