ECLI:NL:RBNNE:2017:462

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
18/730449-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vermogensdelicten en mishandeling met voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 10 februari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een drietal vermogensdelicten, waaronder verduistering en diefstal, alsook aan mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 september 2016 in Leeuwarden samen met een ander een telefoon heeft weggenomen van een slachtoffer, en op 16 september 2016 een fiets heeft gestolen, waarbij hij het slachtoffer heeft mishandeld door deze een kopstoot te geven. Daarnaast heeft de verdachte op 17 oktober 2016 wederrechtelijk een telefoon toegeëigend die hij in bruikleen had, en heeft hij een ander slachtoffer mishandeld door deze te duwen en te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel, waarbij hij zich gedurende maximaal negen maanden zal laten opnemen in een klinische instelling voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zijn gedrag te verbeteren, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en behandeling, en heeft de duur van de proeftijd vastgesteld op drie jaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat het bewijs daarvoor ontbrak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/730449-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 september 2016 te Leeuwarden (bij de nachtopvang van [instelling] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 16 september 2016 te Leeuwarden, op of aan de [straatnaam] , althans op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer1] :
- heeft vastgepakt en/of de doorgang heeft belemmerd en/of
- dreigend heeft toegevoegd de woorden "geef me geld, ik wil 20 euro van je hebben", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal, een kopstoot heeft gegeven;
althans, indien ter zake van het vorengaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 september 2016 te Leeuwarden [slachtoffer1] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal, een kopstoot te geven;
en/of
hij op of omstreeks 16 september 2016 te Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 te Leeuwarden opzettelijk een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten welke telefoon hij in bruikleen had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 te Leeuwarden [slachtoffer2] heeft mishandeld door deze te duwen en/of meerdere malen, althans eenmaal, tegen/in het gezicht en/of andere delen van het lichaam te stompen en/of te slaan.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het oordeel van de rechtbank [1]
Algemeen.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank telkens met een opgave van de bewijsmiddelen, nu de verdachte de bewezen verklaarde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Feit 1.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer1] [2] en de bekennende verklaring van verdachte [3] blijkt genoegzaam dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna vermeld onder het kopje ‘bewezenverklaring’.
Feit 2.
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van het primair ten laste gelegde ontbreekt en zal verdachte daarvan derhalve vrijspreken.
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer1] [4] en de bekennende verklaring van verdachte [5] blijkt genoegzaam dat verdachte het onder 2 subsidiair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna vermeld onder het kopje ‘bewezenverklaring’.
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer1] [6] en de bekennende verklaring van verdachte [7] blijkt genoegzaam dat verdachte het onder 2 subsidiair tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna vermeld onder het kopje ‘bewezenverklaring’.
Feit 3.
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaring van [slachtoffer2] [8] en de bekennende verklaring van verdachte [9] blijkt genoegzaam dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna vermeld onder het kopje ‘bewezenverklaring’.
Feit 4.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaring van [slachtoffer2] [10] , het proces-verbaal van bevindingen [11] en de bekennende verklaring van verdachte [12] blijkt genoegzaam dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna vermeld onder het kopje ‘bewezenverklaring’.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 subsidiair eerste cumulatief/alternatief, 2 subsidiair tweede cumulatief/alternatief, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 september 2016 te Leeuwarden (bij de nachtopvang van [instelling] ) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer1] .
2.
hij op 16 september 2016 te Leeuwarden [slachtoffer1] heeft mishandeld door deze meermalen een kopstoot te geven
en
hij op 16 september 2016 te Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [slachtoffer1] .
3.
hij op 17 oktober 2016 te Leeuwarden opzettelijk een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer2] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten welke telefoon hij in bruikleen had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
4.
hij op 17 oktober 2016 te Leeuwarden [slachtoffer2] heeft mishandeld door deze meerdere malen, tegen het gezicht en andere delen van het lichaam te slaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
2. subsidiair eerste cumulatief/alternatief
Mishandeling.
2. subsidiair tweede cumulatief/alternatief
Diefstal.
3.
Verduistering.
4.
Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (verder: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat de duur van de klinische opname wordt bepaald op maximaal 9 maanden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis voor de duur van maximaal 7 wordt verbonden aan de voorwaarde dat verdachte terugvalt in middelengebruik, zodat deze bijzondere voorwaarde afhankelijk is van het gedrag van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte kan zich vinden in de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal vermogensdelicten, te weten een verduistering, een diefstal en een diefstal in vereniging met een ander. Vermogensdelicten, waar een gebrek aan eerbied voor andermans eigendom uit spreekt, veroorzaken voor de slachtoffers hinder, schade en ergernis. Verdachte handelde slechts uit persoonlijk financieel gewin en hij heeft de schade die hij berokkende aan de slachtoffers daarbij op de koop toe genomen.
Verdachte heeft zich voorts tweemaal schuldig gemaakt aan mishandeling. Verdachte heeft daarmee telkens inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten hebben in het algemeen een grote impact op (het leven van) slachtoffers, onder meer in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 januari 2017 blijkt dat verdachte zich zeer regelmatig schuldig maakt aan (met name) (vermogens)delicten. Deze feiten veroorzaken grote overlast voor de samenleving en brengen letsel of schade toe aan de direct getroffenen. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen.
Uit de rapportage van [instelling] van 20 januari 2017, opgesteld door [medewerker] , reclasseringswerker van [instelling] Reclassering Flevoland te Almere, blijkt onder meer dat het risico dat verdachte zal recidiveren hoog ingeschat moet worden. Er is sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten. Verder pleegt verdachte vaak delicten onder invloed van middelen en/of om in zijn middelengebruik te voorzien. Verdachte heeft problematiek op alle leefgebieden en kan in sociaal maatschappelijk opzicht slecht meekomen. Al vele jaren zijn er problemen op het gebied van werk, alcohol- en drugsgebruik, negatieve leefomgeving, inkomen en huisvesting. Een factor die in relatie staat met zijn delictgedrag zijn de problematische copingvaardigheden, die in verband staan met (onder andere) zijn posttraumatische stress-stoornis. Daarnaast is er sprake van antisociale gedragspatronen die van invloed zijn op het middelengebruik (en andersom), de antisociale keuzes en/of gedragingen en zijn delictgedrag. De ontvankelijkheid ten aanzien van begeleiding/behandeling is matig, maar verdachte laat een prille verbetering zien bij FVK [instelling] . De kans op recidive kan op de lange termijn worden verminderd door een langdurige klinische behandeling, stabiliseren van de verschillende leefgebieden met professionele ondersteuning. Verdachte is niet intrinsiek gemotiveerd voor gedragsverandering, maar lijkt wel gevoelig voor een justitiële stok achter de deur in het kader van een ISD-maatregel.
Geadviseerd is de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, mits verdachte ter terechtzitting te kennen geeft zijn medewerking te verlenen aan alle bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een klinische opname bij FVK [instelling] , een ambulante behandeling, een kortdurende klinische opname voor maximaal zeven weken, een alcohol- en drugsverbod, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en medewerking verlenen aan schuldhulpverlening/bewindvoering, allen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Als verdachte zich niet aan alle voorwaarden wil houden dan is de opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid en gemotiveerd is om mee te werken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat, hoewel verdachte aan de wettelijke voorwaarden, ex artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, voor oplegging van de ISD-maatregel voldoet, zij niet zal overgaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank ziet redenen om aan verdachte een allerlaatste kans te bieden in de vorm van een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd van drie jaar met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal de duur van de klinische opname bepalen op maximaal 9 maanden. De rechtbank zal de geadviseerde kortdurende klinische opname voor maximaal 7 weken niet opleggen, aangezien de rechtbank dient te beslissen over vrijheidsbeneming en niet, zoals geadviseerd, de reclassering. Dit staat er niet aan in de weg dat bij een terugval van verdachte in middelengebruik hij zelf kan instemmen met een door de reclassering geadviseerde kortdurende klinische opname dan wel dat de reclassering de overtreding van een bijzondere voorwaarden door verdachte kan melden bij het openbaar ministerie en tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel kan adviseren.
De rechtbank acht de voorwaardelijke oplegging van deze maatregel passend en geboden op de wijze zoals blijkt uit voornoemd rapport. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het advies.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 38p, 57, 300, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair eerste cumulatief/alternatief, 2 subsidiair tweede cumulatief/alternatief, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Bepaalt, dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en/of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich moet melden bij [instelling] Reclassering Flevoland op het adres: [straatnaam] te Almere en zich aldaar zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
2. dat de veroordeelde zich gedurende maximaal negen maanden zal laten opnemen in Forensisch Verslavingskliniek (FVK) [instelling] te Almere, althans een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
3. dat de veroordeelde zich aansluitend op de klinische behandeling in het kader van nazorg zal laten behandelen bij een ambulante forensische instelling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
4. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
5. dat de veroordeelde aansluitend op de klinische behandeling zal meewerken aan plaatsing in een 24-uurs voorziening of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
6. dat de veroordeelde zijn medewerking dient te verlenen aan schuldhulpverlening/bewindvoering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 februari 2017.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2016299095 Z, doorgenummerd 1 tot en met 58.
2.Pagina 35.
3.Pagina 56 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2017.
4.Pagina 36.
5.Pagina 52 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2017.
6.Pagina 36.
7.Pagina 52 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2017.
8.Pagina 18.
9.Pagina 32 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2017.
10.Pagina 18.
11.Pagina 25.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2017.